Deel 4 van een reeks artikelen naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van De Nederlandse/Nationale Opera(stichting). De gehele reeks, van de hand van Paul Korenhof en Franz Straatman en onder coördinatie van Peter Franken, verscheen eerder in het Bulletin van de Vrienden van DNO en schetst in chronologische opzet de geschiedenis van DNO met aanvullende achtergrondinformatie in de vorm van korte interviews met enkele direct betrokkenen.
*****
Het puik van zoete kelen - door Paul Korenhof
|
 |
|
Hans Vonk |
|
 |
|
Edo de Waart |
Een van de redenen waarom de periode waarin Hans de Roo aan het roer van DNO stond, onvergetelijk zal blijven voor wie het heeft meegemaakt, is de plotselinge opbloei van vocaal vuurwerk op het Nederlandse operatoneel. Opmerkelijk daarbij was het grote aantal solisten van eigen bodem, waardoor een belcanto-opera als Lucia di Lammermoor toen zelfs geheel met Nederlanders bezet kon worden - op internationaal niveau!
Aan de basis van deze bloeiperiode lag het feit dat de benoeming van Hans Vonk (1942-2004), op dat moment eerste dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest, tot chef-dirigent van de Nederlandse Operastichting vanaf 1975 een periode van muzikale stabiliteit garandeerde. Vonk stond toen al bekend als een specialist voor Mozart en Tsjaikovski, maar daarnaast ontwikkelde hij een grote affiniteit voor de muziek van Alban Berg, Peter Schat en andere moderne componisten. Bovendien bleek ook Verdi bij hem in goede handen en bij de reprise van Tristan und Isolde in de regie van Götz Friedrich (Holland Festival 1979) maakte zijn Wagner-verklanking dat bezoekers tot na middernacht op de parkeerplaats van het Circustheater stonden na te praten.
Der Rosenkavalier
Een dirigent die zich nog nadrukkelijker als Wagner-dirigent presenteerde, was echter de één jaar oudere, iets flamboyanter ingestelde Edo de Waart, die in respectievelijk 1972 en 1978 het seizoen opende met nieuwe producties van Lohengrin en Tannhäuser. Bovendien wist de toenmalige chef-dirigent en artistiek directeur van het Rotterdams Philharmonisch Orkest zowel De Roo als de platenmaatschappij Philips mee te krijgen in een ambitieus plan. Tijdens het Holland Festival 1976 dirigeerde hij een nieuwe productie van Der Rosenkavalier in een sterbezetting die aansluitend daaraan in de Rotterdamse Doelen bijeenkwam voor een complete opname. Daarmee wilde De Waart 'zijn' Rotterdams Philharmonisch Orkest internationaal op de kaart zetten met behulp van enkele vocale sterren van wereldfaam: de jonge Amerikaanse mezzosopraan Frederica von Stade als een in stem en verschijning ideale Octavian en twee van haar landgenoten: de sopraan Evelyn Lear als de Marschallin en de sopraan Ruth Welting als een charmante, kwikzilveren Sophie. 1) De Belgische basbariton Jules Bastin zette een kapitale baron Ochs neer en bij de vertolkers van kleinere rollen vinden we namen van Nederlandse coryfeeën als Anton de Ridder en Willy Caron (Een Italiaanse zanger), Nelly Morpurgo (Marianne), Sophia van Sante (Annina), Henk Smit (Een notaris en een politiecommissaris) en Adriaan van Limpt (Een waard). 2)
 |
Frederica von Stade (l.) en Evelyn Lear (r.) in 'Der Rosenkavalier' |
Nu waren voorstellingen met internationale stersolisten ook in de decennia daarvoor niet ongewoon, maar zij vonden meestal plaats in het kader van het Holland Festival. Dat gold trouwens ook voor Der Rosenkavalier en voor de productie van Rodelinda van Händel met Joan Sutherland en Huguette Tourangeau (klik hier voor La Stupenda in Holland), maar dankzij De Roo zouden deze wereldsterren en ook andere internationaal befaamde solisten in de jaren zeventig en tachtig meerdere malen ook in gewone abonnementsvoorstellingen van de Operastichting optreden. Tot de belangrijksten onder hen behoorden Teresa Stratas, een van de meest gevierde zingende actrices uit de periode na Callas, Neil Shicoff, een van de belangrijkste jonge tenoren in de schaduw van Pavarotti en Domingo, en Thomas Stewart, als Wagner-bariton een steunpilaar van de Bayreuther Festspiele en een van de sterren van onder meer de Deutsche Oper Berlin en de Metropolitan Opera.
 |
Scènefoto 'Rodelinda'' (1973) |
Nederlands "ensemble"
Achteraf kunnen we ook constateren dat het beleid van De Roo in hoge mate heeft bijgedragen tot een opmerkelijke bloei van de Nederlandse zangkunst. Evenals tegenwoordig DNO werkte de Operastichting als een stagionetheater dat voor iedere productie een bezetting bijeenbracht en een vast ensemble zoals bij een repertoiretheater was er dus niet. De Roo maakte echter dankbaar gebruik van het feit dat hij gemiddeld achttien producties per seizoen moest uitbrengen en met iedere twee tot drie weken een première werd het voor hem tamelijk gemakkelijk om solisten voor enkele producties na elkaar te engageren. Dat mes sneed overigens aan twee kanten. Enerzijds betekende het dat solisten een opera konden repeteren tijdens de voorstellingsperiode van ander werk waarin zij een rol hadden, maar anderzijds ontstond daardoor ook een verkapt ensemble.
Het spreekt vanzelf dat deze programmering vooral een warm onthaal vond bij Nederlandse solisten, die daardoor langere tijd aaneen thuis konden zijn en dat is altijd aangenamer dan constant in hotelkamers bivakkeren. Doordat zangers regelmatig samen op het toneel stonden, raakten zij bovendien beter op elkaar ingespeeld en zeker bij kortere repetitieperioden dan tegenwoordig gebruikelijk is, had dat automatisch invloed op het niveau van de voorstellingen. Zo groeide in de loop der jaren in Puccini's Tosca de interactie tussen de bariton Jan Derksen (Scarpia) en de tenor Nico Boer (diens handlanger Spoletta) uit tot een niveau dat alleen binnen een hecht ensemble mogelijk is.
practical jokes
Een voorstelling die als geheel uitgroeide tot een hoogtepunt van ensemblespel was Verdi's Un ballo in maschera, die op 25 oktober 1974 in première ging als coproductie met de Scottish Opera en daarna integraal naar Edinburgh verhuisde. De Operastichting leverde voor deze voorstellingen onder meer Cristina Deutekom (Amelia), Jan Derksen (Renato) en Pieter van den Berg (Ribben), terwijl de tenor Charles Craig (Gustaaf), Patricia Hay (Oscar) en twee andere solisten uit Schotland kwamen.
Een reprise in 1977 werd dankzij het doorbreken van de tenor Adriaan van Limpt een voorstelling met drie Nederlandse hoofdrollen en in de overige bezetting twee Tsjechische gasten, terwijl dezelfde productie hier in 1981 op het toneel kwam met alleen nog een Engelse sopraan als de page Oscar. Uiterst hecht ensemblespel was inmiddels het gevolg, al wisten insiders dat die medaille ook een keerzijde had. Met ervaren practical jokers als Lieuwe Visser en Pieter van den Berg als twee in deze opera onafscheidelijke samenzweerders ontstonden er waarin met name Jan Derksen de grootste moeite had zijn lachbuien voor het publiek verborgen te houden.
 |
Pieter van den Berg als Ribben in 'Un ballo in maschera' (1981) |
 |
Cristina Deutekom (Leonora), Adriaan van Limpt (Ruiz) en Jan Derksen
(Conte di Luna) in 'Il trovatore' (1976)
|
|
 |
|
Cristina Deutekom als Lucia (1975) |
Een soortgelijke ontwikkeling maakte een productie van Il trovatore uit 1976 door. In het begin hielden vooral Cristina Deutekom en Jan Derksen de Nederlandse eer hoog, maar door de opkomst van Adriaan van Limpt (aanvankelijk nog gecast als Ruiz) en de inbreng van Cora Canne Meijer eindigde deze typische 'zangersopera' met een volledig Nederlandse bezetting. Bijzondere vermelding verdient eveneens de derde herneming van de productie van Lucia di Lammermoor die al in september 1970, nog vóór de komst van Hans de Roo, in première was gegaan. Na Rita Shane en Sonja Poot had Deutekom al in 1975 de rol bij de Operastichting vertolkt, maar toen zij dat in december 1979 nogmaals deed, was zij omringd door louter Nederlanders met behalve Van Limpt als Edgardo en Derksen als Enrico de in als Raimondo onvergetelijke Pieter van den Berg. De dirigent was bij die gelegenheid Kees Bakels en we kunnen nog altijd betreuren dat het plan om deze 'Nederlandse Lucia ' op de plaat vast te leggen is afgeketst op interne problemen, waaronder irreële financiële eisen (niet van de kant van de solisten!).
Diversiteit
Naast het grote repertoire van Mozart, Verdi, Puccini, Wagner, Bizet, Strauss en andere componisten van het 'ijzeren repertoire' bracht De Roo in zijn tweede lustrum wederom een grote diversiteit aan minder bekende of hier minder gangbare opera's van de meest uiteenlopende componisten, variërend van L'Erismena van Cavalli en Orlando van Händel tot Lulu van Alban Berg en Katerina Ismajlova van Sjostakovitsj. Ook stak hij in die jaren zijn nek uit met een korte reeks moderne Amerikaanse opera's, Svejk van Robert Kurka, Of Mice and Men van Carlisle Floyd en The Consul van Menotti, maar die kregen toch niet de respons waarop hij hoopte, al blijft het jammer dat met name The Consul na de eerste serie voorstellingen niet meer terugkeerde. Daarnaast gaf hij verschillende componisten de kans om onder de vleugels van de Operastichting in kleinere zalen als Bellevue en het Haagse HOT kleinschalig muziektheater te presenteren.
De inmiddels bijna tot traditie uitgegroeide reeks uitvoeringen van nieuw Nederlands muziektheater werd in 1977 voortgezet met maar liefst twee spraakmakende producties van leden van het collectief dat in 1969 de moraliteit Reconstructie had gecreëerd. Om te beginnen presenteerden Jan van Vlijmen en Reinbert de Leeuw tijdens het Holland Festival de groots opgezette opera Axel waarover de beide componisten in interviews verklaarden dat zij met hun muziek wilden afrekenen met die van Wagner. Het libretto baseerde Harry Mulisch op Axël, een complex en omvangrijk drama van de Franse wagneriaan Auguste Villiers de l' Isle - Adam uit de periode van het Franse symbolisme.
Voor het operapubliek bleek het moeilijk te volgen gegeven van Axel, verpakt in een met duistere symboliek overladen tekst in zes verschillende talen, een grote hindernis. De van dubbele bodems doortrokken muziek deed daar nog een schepje bovenop en recensenten voorspelden dat het ingenieuze decor van Heinrich Wendel de toeschouwers aanmerkelijk langer zou bijblijven dan de opera zelf. Grote lof was er echter voor de solisten en vooral voor Hans Vonk, die aan het hoofd van "zijn" Radio Philharmonisch Orkest bewees dat hij de meest gecompliceerde muziek theatrale spanning kon verlenen.
 |
Scènefoto 'Houdini' (1981) met Jerold Norman in de titelrol |
Circusopera
Vrijwel meteen na de laatste voorstelling van Axel begonnen de repetities voor een productie die minstens zo uitdagend was. Op 29 september vond namelijk in de piste van Carré de première plaats van Houdini, een spectaculaire 'circusopera in 3 bedrijven' van Peter Schat op een libretto van Adrian Mitchell. Hoewel de critici enige bedenkingen hadden, zowel bij het libretto als bij de enscenering door Donya Feuer, was er veel lof voor de muziek en nog meer voor de uitvoering daarvan door het Concertgebouworkest onder Hans Vonk met een hecht solistenteam.
Ook ditmaal toonde De Roo zich een intendant die een nieuw werk alle kansen gaf, want drie seizoenen later vertoonde de vermaarde Hongaars-Amerikaanse boeienkoning zijn kunsten wederom in Carré, ook toen muzikaal ondersteund door Vonk en het CO. Bij deze reprise was de regie echter toevertrouwd aan Anne-Marie Prins en de recensenten concludeerden vrijwel unaniem dat deze 'sobere nieuwe versie' (NRC) geleid had tot 'formidabel muziektheater' (GPD). Tien jaar na het aantreden van Hans de Roo was de Nederlandse Operastichting niet meer uit het culturele landschap weg te denken, maar minstens zo belangrijk was de stimulans die van zijn beleid uitging op Nederlandse operacomponisten.
Klik hier voor La Stupenda in Holland - door Franz Straatman
_________________
1) In Een noodzakelijke luxe, 15 jaar Nederlandse Operastichting - 1971-1986 (Amsterdam/Zutphen 1986) staat ten onrechte de sopraan Evelyn Mandac voor deze rol vermeld.
2) De opname die na afloop van de voorstellingen in Rotterdam werd gemaakt, heeft vrijwel dezelfde bezetting. De belangrijkste wijziging betrof de Italiaanse zanger, die toen gezongen werd door de tenor José Carreras.
Klik hier voor deel 1
Klik hier voor deel 2
Klik hier voor deel 3
Klik hier voor deel 5
Klik hier voor deel 6
Klik hier voor deel 7
Klik hier voor deel 8
Klik hier voor deel 9
Klik hier voor deel 10