|
Opera & Operette
Het drama in/van de hedendaagse opera (1)
Een verrassende Così fan tutte
© Paul Korenhof, september 2014
|
Tot de ontroerendste momenten die ik in het theater heb meegemaakt, behoren vijf minuten in van Orfeo ed Euridice van Gluck in 1982 tijdens de afscheidsvoorstelling van Janet Baker in Glyndebourne. Na de 'tweede dood' van Euridice zat Janet Baker/Orpheus als bevroren voorop het toneel met het ontzielde lichaam van Euridice in haar armen en verlamd door smart en zelfverwijt zong zij haar 'Che farò', maar juist door die verstilling kwam haar wanhoop met volle kracht bij het doodstil toekijkende publiek binnen. Het ontbreken van iedere en de totale concentratie op emoties leverden een maximum aan dramatiek op.
Circusvoorstelling
Een vergelijkbaar moment beleefde ik op 26 augustus tijdens een voorstelling van Così fan tutte met het Orkest van de Achttiende Eeuw onder leiding van Ed Spanjaard. Daar zakte halverwege de tweede akte Lenneke Ruiten/Fiordiligi desolaat in elkaar, verscheurd door wroeging omdat zij verliefd was op een ander dan haar verloofde en als een zielig hoopje mens zong zij haar 'Per pietà'. En een goed gevuld maar muisstil Theater Carré keek toe, overrompeld door een voorstelling zonder decors en met nauwelijks enige regie, volledig in de greep van die ene aria. Muziekdrama in optima forma.
Hoe onbelangrijk decor en kostuum kunnen zijn, zeker bij een regie die uitgaat van tekst en muziek en ieder overbodig detail vermijdt, hebben wij eerder ervaren door de Mozart-cyclus van John Eliot Gardiner in het Concertgebouw. Het werd weer eens duidelijk bij deze Così fan tutte, Mozart's intiemste en subtielste operapartituur die als 'circusvoorstelling' in de piste van het enorme Carré onverwacht goed werkte, ongetwijfeld mede dankzij de akoestisch gunstige, houten speelvloer. Het eerste deel van de voorstelling beluisterde ik vanaf het eerste balkon, voor de tweede helft koos ik een plaats hoger op de tribune, en in beide gevallen bleek ieder orkestraal en vocaal detail door te komen zonder dat ik ooit het geval had dat het geluid ging 'zwemmen'.
Ed Spanjaard
Het grote feest bleek vooral het Orkest van de Achttiende Eeuw, dat onder leiding van Ed Spanjaard tot een van de levendigste en kleurrijkste vertolkingen van deze partituur kwam die ik sinds jaren gehoord heb. Terugdenken aan de muzikale ramp die Ingo Metzmacher een tiental jaren geleden in Het Muziektheater met dezelfde muziek veroorzaakte, roept toch de vraag op in hoeverre daar soms over de muzikale kant van een operavoorstelling wordt nagedacht. Al even merkwaardig is het importeren van buitenlandse barokorkesten als wij in Nederland zelf zo'n ensemble van wereldfaam hebben!
Een van de grootste raadsels blijft echter waarom Ed Spanjaard door De Nederlandse Opera stelselmatig genegeerd is. Zijn enorme muzikaliteit en zijn grote dirigeerkwaliteiten zijn boven iedere twijfel verheven, terwijl zijn aanleg voor muziektheater uitzonderlijk is. Of het nu gaat om werken van Verdi, Debussy of Wagner (inclusief een complete Ring bij de Reisopera), een opera onder zijn leiding wordt altijd gedragen door liefde voor de partituur, maar ook door kennis van de tekst en gevoel voor het drama. Het drama in tekst en muziek wel te verstaan, zoals ook nu weer bleek uit een Così fan tutte die muzikaal geheel draaide om de om de gevoelens en reacties van de personages zoals die door Mozart en Da Ponte geschilderd zijn.
De rudimentaire regie die Jeroen Lopez Cardoso voor deze 'semi-concertante' uitvoering ontwikkeld had, volgde naadloos de door Ed Spanjaard uitgestippelde muzikale lijn. Met een enkel rekwisiet (een stoel) en simpele kostumering was de aandacht volledig geconcentreerd op de personages van Da Ponte en Mozart, hoewel ik af en toe wel verlangde naar een iets minder schematische aanpak. Nu kwam de interactie soms gevaarlijk dicht bij schooltoneel, terwijl ook iets meer rekwisieten aanzienlijk meer beeldende kracht had kunnen opleveren, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een sabel in de scène met het duet 'Fra gli amplessi'.
 |
Lenneke Ruiten (rechts) en Rosanne van Sandwijk (links) met het Orkest van de 18de Eeuw
Foto: Jurjen Stekelenburg/Communicanto |
Dames in de hoofdrol
Voor de solisten moet het zingen onder deze omstandigheden een prettige ervaring zijn geweest, ook omdat de tamelijk steile opbouw van Carré de grote ruimte vanuit de piste niet echt confronterend maakt. Na een wat aarzelend begin demonstreerde Lenneke Ruiten overtuigend waarom zij met haar lyrische sopraan momenteel een grote internationale carrière maakt die haar zelfs al als Donna Anna ( Don Giovanni ) naar Salzburg heeft gevoerd. Haar Fiordiligi, licht en soepel in haar zang en meisjesachtig in haar voordracht, vooral in de recitatieven, bezit bovendien precies het jeugdige waar de rol om vraagt, maar wat we er niet altijd in horen. Daarnaast was ik aangenaam verrast door de Dorabella van Rosanne van Sandwijk. Haar lichte mezzosopraan en haar tekstbewuste voordracht hebben de afgelopen jaren duidelijk aan expressiviteit gewonnen, maar zij toont ook steeds meer gevoel voor theater en al met al lijkt zij duidelijk op weg om uit te groeien naar een veel breder repertoire. Als de beide vrijers leverden Anders Dahlin (Ferrando) en André Morsch (Guglielmo) iets minder geprofileerde bijdragen, maar zij droegen niet weinig bij aan het fraai homogene ensemblewerk, en Frans Fiselier zette een niet te cynische, zelfs bijna vaderlijke Don Alfonse neer, die overigens door een coupure in zijn laatste recitatief een van zijn dramatisch belangrijkste momenten miste. Dat we van Ilse Eerens een speelse en kittige Despina konden verwachten met in haar kruidige timbre toch ook iets van de geboren intrigante, is inmiddels geen verbazing meer. Deze jonge Belgische sopraan lijkt een soort muzikale duizendpoot die iedere muziek kan zingen en ik zou hooguit verbaasd zijn als haar vertolking eens niet op het hoogste niveau stond.
Regie centraal
Nog niet zo lang geleden kwam de regie bij operavoorstellingen vaak niet verder dan het creëren van een fraai (soms ook minder fraai) prentenboek en was de balans tussen muziek en toneelbeeld ver te zoeken. Het streven naar eenheid en evenwicht zorgde voor betere resultaten, maar inmiddels lijkt de wijzer naar de andere kant doorgeslagen. In deze tijd van 'regietheater' gaat de aandacht steeds meer uit naar wat er allemaal op het toneel gebeurt, soms ten koste van de muziek en niet zelden met totale minachting voor het libretto. De recensies in de dagbladen spreken boekdelen. Lazen we daarin vroeger een heel verhaal over de zangers, de dirigent en de muziek met aan het slot nog een alinea over de regie, nu is de verhouding omgekeerd. Door sommige recensenten wordt zelfs helemaal niet meer ingegaan op de vocale prestaties van de zangers en lezen wij alleen nog maar hoe zij acteren en een karakter uitbeelden - veelal bovendien niet een karakter dat ontleend is aan tekst en muziek, maar aan het 'concept' van de regisseur. Zo'n Così fan tutte is dan een ware verademing!
______________
Deel 2: Komedie of klucht?
Deel 3: De regisseur en de muziek
Deel 4: Mozart vóór en na de Romantiek
Deel 5: Un ballo in maschera in Brussel
Deel 6: Vraagtekens rond Don Giovanni (deel 1)
Deel 7: Vraagtekens rond Don Giovanni (deel 2)
|
|