CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2023 |
Het is alweer geruime tijd geleden dat Harry-Imre Dijkstra het derde deel besprak (klik hier). Maar het heeft nog langer geduurd tot dat derde deel er was: er verliepen maar liefst 8 jaar. Het eerste deel verscheen in 2012, het tweede in 2013. Nu dan dus het vierde en tevens laatste deel in opnieuw overweldigende uitvoeringen. Het duo Yuri Kalnits en Michael Csányi-Wills mocht voor de eerste twee delen meerdere belangrijke prijzen in ontvangst nemen, waaronder de niet alleen in Frankrijk gewaardeerde Diapason d'Or. Of er (nog) meer prijzen in het verschiet liggen nu de cyclus is voltooid moet uiteraard worden afgewacht, maar voor de hand ligt het wel. Deze uitgave gaat heel mooi samen met de Engelstalige biografie van Weinberg van de hand van David Fanning die in 2019 verscheen: Mieczyslaw Weinberg - In Search of Freedom (ISBN 3955930505). Fanning leverde ook zeer lezenswaardige bijdragen voor de begeleidende documentatie van dit zo belangrijke project. Voorts wijs ik nog op De klank van de heilstaat - Musici in de tijd van Stalin van Michel Krielaars, waarin een apart aan Weinberg gewijd hoofdstuk is gewijd (hier door mij besproken). Ik ben het zeker met Dijkstra eens dat de beide musici excelleren in een onopgesmukte weergave van deze partituren . Partituren die niet los gezien kunnen worden van Weinbergs moeilijke leef- en werkomstandigheden als joodse vluchteling in de toenmalige Sovjet-Unie. Tegen deze achtergrond zijn het - gelukkig! - geen vertolkingen geworden die de musici hebben verleid tot - het ligt wel degelijk voor de hand - exessieve uitvergroting ervan. Wat trouwens ook voor het werk van Dmitri Sjostakovitsj behoren te gelden: laat de muziek voor zich spreken, eenvoudig gezegd. Dat het altijd de voorkeur verdient om te streven naar wat in feite niet bestaat: pure authenticiteit. Omdat alleen al dat streven voldoende is om expressieve uitwassen te voorkomen. Dat is, afgezien van zoveel andere aspecten, wat deze vertolkingen zo buitengewoon fascinerend en tegelijkertijd innemend maakt. Er is wat dit betreft een duidelijk parallel met de literatuur (denk, om bij Rusland te blijven, aan bijvoorbeeld het werk van Varlam Sjamalov en Konstantin Paustovski). Bovendien: Weinberg componeerde in een heldere, (vrij) toegankelijke stijl die het absoluut niet moet hebben van siervuurwerk of welke maniertjes ook. Van dat besef zijn deze uitvoeringen van begin tot eind doordesemd. Mieczyslaw (in het Jiddisch Moisej) Weinberg heeft veel tegenslagen zo niet rampspoed gekend. Naast de diepe tragiek rond het verlies van zijn beide ouders en zus, leed hij als Poolse jood die in 1943 naar de Sovjet-Unie was uitgeweken (de Duitse inval deed hem Warschau spoorslags ontvluchten) zowel onder het juk van Stalins machtsapparaat als van het wijd verspreide antisemitisme (dat na de oorlog opnieuw in hevige mate zou opbloeien). Zijn schoonvader vond de dood door executie en tal van joodse vrienden werden gearresteerd, kregen na een schijnproces langdurige gevangenis- of kampstraffen of verdwenen voorgoed. Weinberg ontsprong de dans door tijdige tussenkomst van Sjostakovitsj, die de moed had zich tot de machthebbers te wenden met het dringende verzoek Weinberg te sparen. Hetgeen geschiedde. Het lijkt bijna vanzelfsprekend: dat in Weinbergs muziek de sporen naar en van Sjostakovitsj onmiskenbaar zijn, maar dat vertelt nog minder dan het halve verhaal, want er is wel degelijk sprake van een 'eigen stem' die niet verloren ging toen hij zich redelijk veilig onder de hoede van zijn mentor en vriend meende. Ze wisselden het nodige met elkaar uit, wat zeker een stimulerend effect op hun beiden had, maar dat ging niet ten koste van hun eigen artistieke identiteit. Weinbergs beladen muzikale scheppingen komen in deze uitvoeringen door het duo Kalnits-Csányi-Wills wel heel overtuigend tot leven. Zoals eigenlijk reeds gezegd: de indrukwekkende zeggingskracht ervan schuilt niet in gezochte expressieve nadruk maar in de nagestreefde objectiviteit. En dat gebeurt hier ook, nog aangevuld door het niet minder schitterende spel van Igor Yuzefovich in de Sonate voor twee violen. Al met al vormt dit drietal daardoor voor mij de beste pleitbezorger van deze helaas zo lang onder de westelijke radar gebleven muziek. De opnamekwaliteit is helaas enigszins wisselend, wat voor zover ik dit kan beoordelen geheel of deels toegeschreven moet worden aan de verschillende locaties. Een echte hindernis is het evenwel niet. Tot slot nog dit. In zijn reeds aangehaalde recensie merkte collega Dijkstra op dat de claim dat dit de eerste complete opname is van de vioolsonates niet terecht was. Immers, het duo Linus Roth-José Gallardo had in 2013 deze taak al volbracht (klik hier voor de recensie van Maarten Brandt). Hetzelfde geldt voor het hier door Basia Jaworski besproken Naxos-album met de complete vioolsonates door het duo Grigory Kalinovsky en Tatiana Goncharova, dat eerst in 2017 verscheen, maar al in 2010 was opgenomen. Mogelijk huist het aldus door het label gecreëerde misverstand daarin dat met dit vierde en daarmee tevens laatste deel alle werken voor viool solo en viool en piano zijn vastgelegd; wat bij het eerder genoemde duo niet het geval was. Iets soortgelijks betreft de reeds genoemde Naxos-uitgave. Of het muzieklabel Toccata later een 4-cd-set zal uitbrengen moet uiteraard worden afgewacht, maar het lijkt mij zo dat de echte liefhebber daarop niet zal wachten. index |
|