Boeken over musici
© Aart van der Wal, oktober 2021
|
||||
Menigeen zal Michel Krielaars kennen van zijn bijdragen in het literatuurkatern van NRC Handelsblad of anders wel als oud-Ruslandcorrespondent van diezelfde krant. Hij is tevens de auteur van o.a. Het brilletje van Tsjechov, Alles voor het moederland, En het dansen gaat door en Het kleine koude front. Tien fascinerende portretten De klank van de heilstaat is een boek dat ertoe doet om het niet zomaar wat sluiers oplicht omtrent die door Stalin en zijn net zo misdadige trawanten als ‘vijanden van het volk' gedoodverfde toondichters en musici, een overigens lot dat zoveel andere kunstenaars en niet alleen zij moesten ondergaan. Er was immers maar weinig voor nodig om door wat je artistiek had voortgebracht, door je geaardheid (de homoseksuele Kozin werd er het slachtoffer van), je afkomst of om geen enkele naspeurbare reden jarenlang te worden opgesloten in gevangenissen of te worden uitgeput in de werkkampen van de Goelag (waar sommigen ondanks alle ontberingen toch nog in staat bleken om te musiceren of te componeren). Of zelfs nog erger: de kogel. Voor de muziek gold dat zij die erin actief waren, als componist of als uitvoerend musicus, extra pech hadden omdat de grote dictator Iosif Stalin uitgerekend grote belangstelling had voor deze kunstuiting, hij als muziekliefhebber bekend stond. Hij was niet alleen gek op muziek, maar bemoeide zich ook actief met het muziekleven. Zo liet hij geen enkele nieuwe opname aan zich voorbijgaan en placht dan na beluistering op de plaathoezen woorden te krabbelen als ‘goed', ‘matig', ‘rommel'. O wee wie het lot trof in de laatste categorie te belanden! Het lijkt wat overdreven wat Krielaars daarover opmerkt: in het slechtste geval de kogel, maar geduchte strafmaatregelen waren dan zeker niet denkbeeldig. Men was vogelvrij en kon dat letterlijk aan den lijve ondervinden. Wat wilde Stalin eigenlijk met de kunstsector? In de meest eenvoudige termen het dienen van het socialisme, de verheffing van en hernieuwde energie voor het volk. Schoonheid deed er niet toe, artistieke betekenis evenmin, als de boodschap maar luid en duidelijk overkwam. De kunsten werden zo mede belangrijke wegbereiders voor de verdere ontwikkeling van de betere Sovjetmens, zo luidde de gedachte in het Kremlin en binnen de verschillende staatsorganen, waaronder de door Tichon Chrennikov geleide, roemruchte Compoinistenbond. Dat betekende uiteraard ook dat de muziek, onverschillig het genre, in dat systeem moest passen. Alle muziek die er niet in paste? Er was een term voor bedacht: formalisme. Kortom, wie niet aan dit profiel voldeed werd op zijn minst geëxcommuniceerd of in het slechtste geval voor lange tijd opgesloten in een werkkamp of zelfs geëxecuteerd. Wie in het openbaar spijt betuigde kon wellicht nog op een tweede kans rekenen. En dan waren er natuurlijk degenen die handig tussen de regels door probeerden te laveren, zij het met wisselend of geen succes. Ik schreef al dat de door Krielaars gekozen personages gestoeld zijn op zijn eigen voorkeuren. Het is gemakkelijk om een lijstje met namen op te dreunen die node worden gemist: Alfred Schnittke, David Oistrach, Dmitri Sjostakovitsj (terwijl van hem voorin het boek wel een citaat wordt aangehaald uit een brief aan de echtgenote van Rostropovitsj, de sopraan Galina Visjnevskaja), Leonid Kogan, Sofia Goebaidoelina, Galina Oestvolskaja, enz. Als verzachtende omstandigheid mag gelden dat sommigen van hen in de levensloop van andere personages terugkeren. Uit tweede hand Tegen dit wel of niet bewust tamelijk beperkt gebleven perspectief steken de geboekstaafde memoires van Nadjezjda Mandelstam, de echtgenote van de grote dichter Osip Mandelstam, nog indrukwekkender af, vervuld van een veel dieper en ook aangrijpender inzicht in de vreselijke mores van de Sovjet Heilstaat in met name de jaren dertig, maar ook in de vele belangrijke zijsprongen die ze maakt naar de daarop volgende oorlogsjaren en wat tot ruim na de dood van de dictator in 1953 zich niet alleen op artistiek gebied zoal in de Sovjet-Unie afspeelde, met inbegrip van de periode van ‘dooi', en de Ruslands relatie tot het Westen. De door uitgeverij van Oorschot in 1972 uitgegeven twee delen zijn, voor zover ik heb kunnen nagaan, nog antiquarisch verkrijgbaar. Haast u, zou ik willen zeggen!
Onzorgvuldigheden Op blz. 100 wordt gewag gemaakt van de moord op ongeveer 15 miljoen onschuldige mensen tijdens het bewind van Stalin. De werkelijkheid is helaas dat het aantal veel hoger ligt: de schattingen bewegen zich tussen 20 en 50 miljoen. Op blz. 110 verwart Krielaars Prokofjevs De vurige engel (het is niet Vuurengel, zoals ik zo vaak lees) met Stravinsky's De vuurvogel. Op blz. 156 komt Klavdia Sjoelzjenko's optredens voor de Russische troepen uitvoerig ter sprake. Vanaf de zomer tot eind 1941 zou ze maar liefst 3800 keer voor de troepen hebben gezongen. Haar standplaats was toen Leningrad, waar het Rode Leger voor haar een eigen repetitieruimte en onderkomen had geregeld: zo belangrijk was ze in de ogen van de machthebbers, die het eromging om het moreel van de soldaten zoveel mogelijk op te vijzelen. Om de gelegerde soldaten te bereiken moest ze per autobus of pantsertrein langs het front reizen. Onderweg werd overal gestopt om een kort concert van zo'n dertig minuten te geven, maar zelfs dan is het fysiek schier onmogelijk om in minder dan een halfjaar zoveel optredens te verzorgen. En dan in de laatste maanden van het jaar ook nog de barre winter, het reizen over nauwelijks begaanbare wegen, herhaaldelijk opgehouden door het geschut en de troepenverplaatsingen. Dat zou dan zijn neergekomen op gemiddeld 20 optredens per dag! Als het zo ergens genoteerd staat had Krielaars zich best eerst even achter de oren mogen krabbelen. Een regelrechte blunder vinden we op blz. 199, waar Krielaars verhaalt van het 'verraad door de Sovjets tijdens de opstand van het getto van Warschau'. Dat was in 1943 en had daarmee niets van doen, in tegenstelling tot de landelijke opstand in 1944, de 'Operatie Storm', die ten doel had Polen te bevrijden. Zo zijn er helaas meerdere voorbeelden in het boek aan te wijzen van onnauwkeurige geschiedschrijving op basis van slordig uitgevoerd bronnenonderzoek. Dat aan Sjostakovitsj geen apart hoofdstuk is gewijd mag verbazing wekken, maar gezegd moet worden dat er over deze componist al heel veel is gepubliceerd. In het boek van Krielaars komt Sjostakovitsj echter wel degelijk ter sprake – zij het meer zijdelings – in de beschrijving van de verschillende personages. Maar juist dan gaat het behoorlijk mis, als uit Volkovs Getuigenis wordt geciteerd. In het hoofdstuk over Maria Joedina, de ‘dichterlijke non aan het klavier', wordt weer eens de overbekende anekdote van stal gehaald van de pianiste die samen met het orkest in maart 1953 Mozarts Pianoconcert KV 488 zou hebben uitgevoerd. Het concert wordt rechtstreeks door de radio uitgezonden. Stalin heeft er wel of niet naar geluisterd en eist dat de opname ervan direct naar hem wordt toegebracht. Maar helaas, die is niet gemaakt. Wat te doen? Na veel vijven en zessen wil Joedina het concert nogmaals spelen, maar grote pech: de dirigent krijgt geheel onverwacht een fatale hartaanval en valt dood neer. Een nieuwe dirigent, er moet een nieuwe dirigent en subiet! Die wordt al snel gevonden en in allerijl naar de concertzaal gereden. Daar staat hij op de bok, gehuld in zijn kamerjas, deze nog enige in Moskou wonende dirigent. Het publiek is deels al weggestroomd, maar NKVD-agenten weten er iets op: ze plukken willekeurig voorbijgangers van de straat, of die nu wel of niet van muziek houden. De opname kan alsnog worden gemaakt, met voor Joedina dankzij de vrijgevige Stalin 20.000 roebel in het verschiet. Als de plaat eindelijk van de pers rolt stopt Joedina heimelijk een briefje in de hoes. Stalin ontvangt de plaat, zet ‘m op de draaitafel, maar ergert zich eraan dat het zolang heeft moeten duren. Tot overmaat van ramp staan de eerste maten er door de haast tweemaal op. Dan ontdekt hij dat briefje van Joedina. Hij leest: ‘Jozef Vissarionovitsj Stalin. Je hebt ons land verraden en het volk vernietigd. Ik bid voor je einde en vraag de Heer om je te vergeven. Tiran'. Stalin zou in lachen zijn uitgebarsten door zoveel betoonde moed, maar dan verstijfd hij en krijgt een beroerte. Kort daarop overlijdt de 'man met de kakkerlakken snor' (Mandelstam). Tsja… Het is de sleutelscène uit The Death of Stalin, de speelfilm van Armando Iannucci uit 2017. Krielaars wijst er terecht op (blz. 241) dat er van het verhaal weinig klopt. Volgens hem speelde het zich af in 1947, maar waarom op blz. 252 verwijzen naar naar het gemankeerde Getuigenis van Solomon Volkov, het boek waarin de herinneringen van Sjostakovitsj zijn opgetekend? Over die vraaggesprekken is veel te doen geweest en niet in positieve zin: de meeste historici hebben het waarheidsgehalte ervan sterk in twijfel getrokken, menigeen er zelfs regelrecht gehakt van gemaakt. Iannucci heeft het verhaal niet uit eigen duim gezogen, maar zich gebaseerd op wat in Getuigenis daarover is opgetekend. Dat volgens Sjostakovitsj Joedina inderdaad Mozarts KV 488 speelde lijkt aan geen twijfel onderhevig, maar dat was niet in 1953 maar in het laatste oorlogsjaar, 1944 (volgens Krielaars vond de opname in 1943 plaats) met Alexander Gauk als dirigent. Dan volgen in Getuigenis de gebeurtenissen zoals die in grove lijnen eerder zijn beschreven. Het probleem is echter dat dit verhaal verder nergens valt terug te vinden, niemand behoudens Sjostakovitsj erover zou hebben bericht en Volkov er in de loop der jaren werkelijk alles aan heeft gedaan om wetenschappelijk onderzoek naar het waarheidsgehalte van Getuigenis uit de weg te gaan. Dat maakt het des te vreemder dat uitgerekend Krielaars grote historische waarde aan deze anekdote blijkt te hebben gehecht. Hij schrijft zelfs (op blz. 252) dat, om een indruk te krijgen van wat er toen echt is gebeurd, je toch het beste terecht kunt bij Getuigenis. Krielaars heeft, ik gaf het reeds aan, geruime tijd als NRC-correspondent in Rusland gewerkt en het merendeel van wat hij in het boek beschrijft komt zeker betrouwbaar over, al ontbreken voetnoten (het boek heeft ook niet de pretentie van een wetenschappelijke uitgave). De doorgaans van een grote tragiek vervulde verhalen zijn dus niet op eigen historisch onderzoek gestoeld als wel op recente en minder recente literatuur (een opgave daarvan is keurig in het boek opgenomen). Blijft staan dat, afgezien van hier en daar een geduchte misser (ik heb ze niet allemaal opgesomd), de grens tussen werkelijkheid en mythe vrij gemakkelijk kan vervagen. Vlotte schrijfstijl Geen index Playlist index | ||||