Actueel (archief)

 Bachfest Leipzig 2005

VI. Herbert Blomstedt leidt de Hohe Messe

in de Thomaskirche

 

© Aart van der Wal, mei 2005

 

De Mis in b-klein, BWV 232, de Hohe Messe, vormt het traditionele sluitstuk van het Bachfestival en ditmaal was het aan Herbert Blomstedt, de chef-dirigent van het Gewandhausorchester Leipzig, om op zondagavond 8 mei in de volgepakte Thomaskerk met Bachs religieuze summum summarum tot hart en ziel door te dringen. Voor Blomstedt was het nog om een andere reden een bijzondere avond, want het einde van zijn laatste seizoen bij het orkest is aangebroken. Vanaf september, met ingang van het tweehonderdvijfentwintigste seizoen van het orkest, wordt hij opgevolgd door Riccardo Chailly.

De aanleiding

De compositie van het mis-ordinarium gaat terug tot het voorjaar van 1733, toen Bach het plan had opgevat om een groot werk aan de nieuwe keurvorst van Saksen, Friedrich August II, op te dragen. De luthers georiënteerde Thomascantor zag het als een positief gebaar naar het rooms-katholieke hof om daarvoor de mis te kiezen, wat niet op echte weerstand zou kunnen stuiten want beide geloofsrichtingen droegen in hun kerkmuziek de mis een warm hart toe. Maar ook een wellicht nog groter, eigen belang was ermee gediend, want Bach had het al enige jaren in Leipzig niet meer naar zijn zin, hij moest naar eigen zeggen herhaaldelijk beledigingen slikken, zijn speelruimte als Thomascantor en Director Musices was door het stadsbestuur meer en meer ingeperkt, waardoor hij ook nog eens aanzienlijk in zijn inkomsten werd beknot. De mis zou zowel een mooie gelegenheid vormen als een goede aanleiding zijn om de keurvorst – die over een uitstekende hofkapel beschikte - te bewegen hem in dienst te nemen. Bach moest daarbij evenwel voorzichtig manoeuvreren want het was zeker niet de bedoeling dat zijn broodheren in Leipzig van zijn plannen lucht zouden krijgen. Het leek hem bovendien raadzaam om bij vooraanstaande musici aan het hof in Dresden voor zijn voornemen eerst voldoende steun te vinden.

Eindelijk "Compositeur bey Dero Hofkapelle"

Bach liet er geen gras over groeien want al in de zomer van dat jaar was het werk gereed en uitgaande van de overgeleverde orkestpartijen moet het zelfs nog in juli in Dresden zijn uitgevoerd. Door allerlei oorzaken waarop Bach geen enkele invloed kon uitoefenen duurde het echter toch nog tot 11 november 1736 alvorens zijn benoeming aan het Saksische en Koninklijk Poolse hof werd bevestigd en hem "um seiner guten Geschicklichkeit willen, das Praedicat als Compositeur bey Dero Hofkapelle" werd verleend.

Het was niet de mis in de vorm zoals wij die nu kennen, maar een vijfstemmige opzet van bescheidener afmetingen. De Missa was gezet voor 2 sopranen, alt, tenor, bas, 21 koorstemmen, 3 violen, 2 (dwars)fluiten, 2 hobo’s d’amore, 2 fagotten, 1 jachthoorn, violoncello, basso continuo en – om het feestelijke karakter te onderstrepen – pauken en 3 trompetten. De partijen werden door Bach zelf uitgeschreven, daarbij geholpen door zijn echtgenote Anna Magdalena en zijn zoons Carl Philipp Emanuel en Wilhelm Friedemann.

Het besef van de buitengewone diepgang en reikwijdte van de Hohe Messe drong zowel binnen als buiten Bachs eigen familiekring door. Carl Philipp Emanuel betitelde het werk als "die größte catholische Messe" en een bekende leerling van Bach, Johann Philipp Kirnberger, besprak het Crucifixus uitvoerig in zijn leerboek Die Kunst des reinen Satzes. Joseph Haydn bezat een afschrift van de partituur en Beethoven heeft veel moeite gedaan om een exemplaar te bemachtigen toen hij aan zijn Missa solemnis werkte. Een uitvoering van alleen het  Credo door Carl Philipp Emanuel in Hamburg in april 1786 leidde tot dusdanig stormachtige bijval dat die alleen met de grootste moeite bedwongen kon worden.

Ook nu beseffen we, met alles wat er op muzikaal gebied door de eeuwen heen voorhanden is, dat de Hohe Messe in zijn uiteindelijke vorm een van de grootste kunstwerken van alle tijden is en wellicht zelfs het belangrijkste werk dat de westerse muziekcultuur rijk is. Tegelijkertijd is de Hohe Messe de kroon op Bachs nalatenschap op het gebied van de kerkmuziek. Bovendien is er geen werk van zijn hand dat zo'n lange ontstaans- en rijpingsgeschiedenis heeft doorgemaakt. Dat begon al in 1724, toen Bach zojuist achttien maanden als Thomascantor werkzaam was en hij zijn reputatie als componist en als Director Musices van de stad Leipzig op een bijzondere manier wilde bevestigen. Bij die gelegenheid voerde hij behalve een rijk uitgewerkte cantate ook een fraai gezet Latijns Sanctus uit, met zesstemmig koor, trompetten, pauken, hobo's, strijkers en basso continuo. Het is de Hohe Messe in wording.

Uitbreiding

Het is niet bekend wanneer Bach het plan heeft opgevat om de  Missa  zoals die in 1733 aan het Dresdener hof was aangeboden, verder uit te breiden. Wel staat vast dat het negendelige, zowel uit nieuwe composities als uit bewerkingen van reeds bestaande composities bestaande magnum opus  tussen augustus 1748 en oktober 1749, en mogelijk zelfs - met fragmenten van de onvoltooid gebleven quadrupelfuga van  Die Kunst der Fuge  - nog in de eerste weken van 1750 is ontstaan. Interessant daarbij is dat in het  Credo  wordt teruggegrepen op bestaande cantatedelen en dat Hosanna,  Benedictus,  Agnus Dei  en  Dona nobis pacem merendeels op het parodieprincipe rusten.  De deskundigen zijn het er in ieder geval wel over eens dat het  Et incarnatus est  Bachs laatste vocale zetting is geweest.
Het was Bach er dus vanaf het begin duidelijk om te doen het in zijn ogen beste uit zijn cantates en gelegenheidswerken in de Missa tota te integreren, waarbij hij zich zal hebben gerealiseerd dat de mis door zijn aard en strekking een universeel karakter droeg en als zodanig op een willekeurig tijdstip kon worden uitgevoerd en niet - zoals dat voor de kerkcantates gold - gebonden was aan de specifieke kerkelijke zon- en feestdagen volgens de lutherse kalender.

Het driedelige  Kyrie  is een buitengewoon expressief gezette en breed uitgewerkte vijfstemmige fuga in concertante stijl, waarop een lieflijk duet voor twee sopranen volgt. De afsluitende vijfstemmige fuga verloopt anders, in de zo vertrouwde  stile antico. Het  Gloria  volgt het principe van de concertante genummerde mis met machtige  tutti  en afwisselend bezette aria's. Bach gaf hier alle ruimte aan gevarieerde instrumentale soli, wat zich eenvoudig laat verklaren door de typisch Dresdener muziekstijl: virtuozen die zich op hun instrument konden profileren met het orkest in zijn bescheiden rol op de achtergrond. Een goed voorbeeld daarvan is de briljante schittering van de soloviool in de aria  Laudamus te. In het duet  Domine Deus  is het de fluitsolo die de aandacht trekt, en de alt-aria  Qui sedes ad dextram Patris  wordt prachtig omlijst door de cantilenen van de hobo d'amore. In  Quoniam tu solus sanctus  levert Bach met de solohoorn en de twee fagotten een buitengewoon staaltje van zijn bijzondere instrumentatiekunst. Het is ook in het  Gloria  dat Bach overtuigend zijn weg vindt tussen oude en nieuwe stijl, getuige het in  stile antico  gehouden  Gratias  en het uitgesproken virtuoos uitgewerkte en modern klinkende  Cum Sancto Spiritu.

Het Credo getuigt van verheven inspiratie en overweldigend vakmanschap, ingeleid door een visionaire achtstemmige fuga die zijn weerga niet kent. Ronduit dwingend is het Confiteor, een op twee thema´s gestoelde dubbelfuga, waarvan het gregoriaanse gezang eerst als cantus firmus wordt ingezet en dan vervolgens als kwintcanon fungeert tussen alt en bas om dan ten slotte in vergrote notenwaarden door de tenorpartij te worden gedragen. Het zijn slechts enige voorbeelden van de onvoorstelbare ideeënrijkdom en de wijze waarop Bach erin slaagde om daarop een volstrekt homogeen kunstwerk te bouwen.

Wie de partituur van dit reuzenwerk aandachtig bestudeert en de muziek beluistert ziet wederom bevestigd dat Bach in zijn tijd over uitstekende vocalisten en orkestmusici moet hebben beschikt. Men kan tegenwerpen dat componisten hun hoog bevlogen gedachtegoed niet per se (willen) aanpassen aan de uitvoerbaarheid ervan (Beethoven was er een belangrijke exponent van), maar bij Bach gaat dat in ieder geval niet op want hij schreef pure gebruiksmuziek. Zijn functies lieten eenvoudigweg geen andere mogelijkheid toe, Sterker nog, Bach zou geen toekomst hebben gehad als hij muziek zou hebben geschreven die in zijn tijd niet goed uitvoerbaar was.

Uitvoering

Herbert Blomstedt leidt het slotconcert met de Hohe Messe (Foto Gert Mothes © Bach-Archiv Leipzig)

Desalniettemin blijkt het nu nog steeds, zo'n tweehonderdvijftig jaar later, niet minder dan een zeer zware opgave te zijn om Bachs muziek alleen al op werkelijk hoog technisch niveau uit te voeren. Het gaat bepaald niet vanzelf, er moet hard voor gewerkt worden.. Daarvan werd ik mij weer goed bewust tijdens de uitvoering van de Hohe Messe in de Thomaskerk op zondagavond 8 mei. Met name het GewandhausKammerchor moest alle zeilen bijzetten om de transparantie in het polyfone stemmenweefsel vast te houden en liepen ook Ruth Ziesak (sopraan) en Anna Larsson (alt) soms tegen hun vocale grenzen aan. Christoph Genz (tenor) en Dietrich Henschel (bas) daarentegen legden een helaas nog maar zelden gehoorde souplesse in dit werk aan de dag. Zo presenteerde Genz in het duet met Ziesak een waarlijk diep ontroerend en glanzend Domine Deus, Rex coelestis (nr. 8) en was Henschel vocaal superieur in Et in Spiritum sanctum Dominum et vivificantem (nr. 19).

Daarbij moet worden gezegd dat Blomstedt op sommige momenten, en dan vooral in het Et expecto resurrectionem mortuorum (nr. 21), voor een bijna halsbrekend tempo koos, wat de tekstinhoud weliswaar onderstreepte, maar het koor in duidelijk hoorbare problemen bracht. Dat zijn dan van die momenten dat er een grauwsluier over de muziek neerdaalt en het zicht op de context verflauwt.

Het GewandhausKammerchor met op de voorgrond Ruth Ziesak en Christoph Genz
(Foto Gert Mothes © Bach-Archiv Leipzig)

Wat voor de uitvoering van de Matthäus-Passion onder leiding van Eliot Gardiner gold, pakte in deze uitvoering van de Hohe Messe al niet anders uit, want ondanks mogelijke detailkritiek op bepaalde onderdelen was de som van dit alles toch een buitengewoon indrukwekkende uitvoering die nog lang in de herinnering zal blijven.

Naar Deel I - II - III - IV - V - VII - Engelse versie


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links