Opera en operette Voorspelbare Vivaldi
© Paul Korenhof, januari 2019
|
||||||||||
Vivaldi: Juditha Triumphans Muzikaal is Vivaldi niet altijd zo voorspelbaar als de bon mots en sommige van zijn partituren suggereren (zie ook hier) en zeker in het oratorium Juditha triumphans weet hij het moderne oor regelmatig te verrassen. Dat is waarschijnlijk te danken aan het feit dat hij dit werk schreef voor het Venetiaanse meisjesinternaat waar hij werkzaam was. Het betekende dat hij niet alleen verplicht was te schrijven voor de solisten en instrumentalisten die hem ter beschikking stonden (en die hij door en door kende), maar ook dat hij zich nauw bij de uitvoering betrokken voelde. Anders ligt het met de enscenering. Bij een vooruitblik op het huidige operaseizoen sprak ik de vrees uit dat regisseur Floris Visser de Kalasjnikovs uit het vet zou laten halen en op dat punt bleek ik geen slechte waarzegger. Wel heeft de verwachte schildering van het Palestijnse conflict plaatsgemaakt voor de zoveelste soap met W.O.II-porno, zodat de Kalasjnikovs werden vervangen door geweren van de Wehrmacht, maar het effect is hetzelfde. Ook hier toont Visser een neiging tot verregaande actualisering door het tonen van militarisme en herkenbare oorlogssituaties, hoewel dat laatste natuurlijk relatief is. W.O.II ligt inmiddels zover achter ons, dat het 'herkenbare' voor de meeste generaties aan bioscoop en televisie te danken is.
De inmiddels voorspelbare manier waarop Visser een muziekdrama te lijf gaat, roept soms twijfels op aan zijn instelling ten opzichte van het werk dat hij ten tonele brengt. Nog niet zo lang geleden ensceneerde hij bij de Reisopera La traviata als een verhaal over een ordinair hoertje dat met weemoed terugdenkt aan de tijd toen zij door haar dronken vader misbruikt werd. In Juditha Triumphans springt hij gelukkig minder rigoureus met het gegeven om. Zijn verlangen om het lot en vooral het leed van overwonnen te accentueren bracht hem echter tot ingrepen die zeker in het eerste halve uur zulke fricties met de partituur opleveren, dat het beter is de boventiteling niet mee te lezen. In de eerste scène zien we om te beginnen dat het bloeddorstige openingskoor van Holofernes' soldaten hier gezongen wordt door de bevolking van de joodse stad Bethulië die kennelijk tussen de puinhopen van de stad voor deportatie wordt bijeengedreven. Tijdens zijn overwinningsaria schiet Holofernes dan en passant een van zijn soldaten dood als deze zich aan een gevangene vergrijpt, en vervolgens prijst zijn adjudant Vagaus de schoonheid van de naderende Judith terwijl hij zich in feite bezighoudt met de executie van een paar vrijheidsstrijders. De eerste aria van Judith waarin zij bidt om het slagen van haar missie, past redelijk in de getoonde situatie, maar als haar metgezellin Abra haar daarop moed inspreekt, gebeurt dat in een aria waarin wij haar de soldaten van Holofernes zien opvrijen.
Bij dat alles ontgaat mij behalve de logica regelmatig het verband tussen wat ik zie en wat ik hoor, en hoewel daarna het verhaal in grote lijnen redelijk wordt weergegeven, volgen er nog diverse momenten die eveneens vraagtekens oproepen. Logica is trouwens ook niet het sterkste punt in de getoonde handeling. Zo zien we soldaten over grote puinhopen links op het toneel klauteren met meubilair om Holofernes' onderkomen aan te kleden, maar daarna wandelen zij gezellig langs de prima begaanbare rechterkant terug naar waar zij vandaan kwamen. Die weg hadden zij dus beter ook mèt het meubilair kunnen nemen! Een probleem bij Juditha Triumphans is natuurlijk dat het bijbelgegeven werd omgewerkt tot een oratorium op een tamelijk zwak libretto van Giacomo Cassetti. Tot overmaat van ramp werd dat geschreven in een potjeslatijn dat ook in Vivaldi's tijd waarschijnlijk slechts weinigen konden verstaan, waardoor de componist wellicht niet gespitst was op een al te nauwe band tussen tekstweergave en muzikale dramatiek. De grootste hindernis bij het 'gebrek aan drama' vormt de scène waarom alles draait: de dood van Holofernes. De opeenvolging van beschouwende aria's maakt dat de arme veldheer heel lang in een dronkemansroes op bed moet liggen voordat Judith eindelijk na weer een lange aria zijn hoofd kan afslaan. Nog afgezien van het feit dat zij dat in deze enscenering moet doen met een sabel, niet echt geschikt voor die taak, gebeurt het ook nog eens op een tweepersoonsbed voor de ogen van een gniffelend publiek. Geloofwaardig werd het niet, wel nog humoristischer toen Abra op bevel van Judith het afgeslagen hoofd in een kussensloop stopte om vervolgens hun beider vlucht met wederom een aria te vertragen.
Toch horen we ook in Juditha Triumphans dat een zwak libretto wel degelijk tot goede muziek kan inspireren, zelfs als dat geen sterk drama oplevert. Een muziekdrama wordt het niet, zelfs als we ervan uitgaan dat een standaard barokdrama meer situationeel is met een opeenvolging van elkaar afwisselende affecten, dan doorlopend en gericht op de handeling. Bovendien moest Vivaldi niet alleen over dramatisch inconsequente momenten heen componeren, maar leidde het beschouwende karakter ook nog tot een slotscène waarin verwezen wordt naar de recente overwinning van de Venetianen op de Turken. Het verhaal van Judith en Holofernes blijkt hier een allegorische reactie op de oorlog tussen Venetianen en Ottomanen en de slag bij Korfoe van 1716. Aan de andere kant worden de dramaturgische zwakte en het gebrek aan karaktertekening redelijk gecompenseerd door de kleurrijke, steeds weer verrassende instrumentatie. Niet dat dit geloofwaardiger personages oplevert, maar zij worden tijdelijk aantrekkelijk op de manier waarop een bloem een korte tijd door kleur en geur kan boeien. Daarbij schreef Vivaldi niet alleen kundig voor de menselijke stem, maar voorzag hij ook de jongedames in het orkestje van dankbare en welluidende solopartijen. Het leidde tot uitgebreide en bij vlagen betoverende solo's van onder meer de chalumeau in Judith's aria over een tortelduif, de mandoline in haar eerste aria in het tweede bedrijf en de hobo in een daarop volgende aria van Holofernes.
Bij de nieuwe productie van DNO hield de in Vivaldi's muziek doorknede Andrea Marcon wederom een vurig pleidooi voor dit werk, dat hij hier in 2010 al in een NPS-matinee ten gehore had gebracht. Toen had hij een barokorkest uit Venetië tot zijn beschikking, nu is dat het La Cetra Barockorchester uit Basel, maar dat was even slikken. Bij Vivaldi's zogenaamde 'Amsterdamse concerto' (RV 562a) dat in plaats van een ontbrekende ouverture werd uitgevoerd, en ook nog tijdens de eerste scènes bleek dat zowel de musici als de darmsnaartjes nog lang niet opgewarmd waren. Na de pauze draaide het Zwitserse orkestje beter, maar het enthousiasme en de nagestreefde kleurnuances van Macron verdienden alerter en puntiger reacties. Mogelijk speelt mee dat zowel het orkest als het koor bij deze productie uitgebreider zijn dan de ensembles van het meisjesinternaat (geen mannenstemmen!) waarvoor Vivaldi zijn partituur schreef. Een kleiner ensemble zou de balans ten goede zijn gekomen en het fraaie maar akoestisch niet echt gunstige, soms schijnbaar dempende decor van Dieuweke van Reij werkt op dit punt evenmin gunstig. Centraal op het toneel stond bij de première de kwetsbare, weifelende en verre van wraakzuchtige Judith van Gaëlle Arquez, een mezzosopraan met een egaal warm timbre. Zij stelde haar virtuositeit volledig in dienst van beheerste maar voelbare emoties en werd ook sterk gesecondeerd door Polly Leech, een Abra met een iets helderder timbre en - bij haar rol passend - meer extravert getinte coloraturen.
De betrouwbare maar niet echt volumineus gezongen Holofernes van Teresa Iervolino kreeg niet de vocale contouren die we van een veldheer mogen verwachten en zowel vocaal als dramatisch werd hij glorieus overvleugeld door de veelbelovende Russische mezzosopraan Vasilisa Berzhanskaya als zijn adjudant Vagaus. Jammer was dat de rol van Ozias, bij Vivaldi een hogepriester, bij Visser een soort soldaat, van de alt Francesca Ascioti niet het gewicht kreeg om de opera met een imposante slotscène af te ronden. ____________________ index |
||||||||||