CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2018
|
Ook wie vooral geïnteresseerd is in het theaterwerk van de 'rode priester, weet bij deel 58 van de Vivaldi Edition bij voorbaat wat hij verwachten kan. Dat het resultaat desondanks verrast, is vooral te danken aan de combinatie van Vivaldi's vindingrijkheid en instrumentale kleurenrijkdom met de levendigheid en het enthousiasme in de aanpak van Ottavio Dantone. Het maakt op de eerste plaats het spel van de Accademia Bizantina tot een doorlopend feest dat drie volle uren blijft boeien. In het verleden werden de opere serie van Händel en Vivaldi door een academische, rigide benadering al te vaak omgevormd tot slaapmiddelen die de sterkste medicijnen overtreffen, maar daarvan is hier niets terug te vinden. Dantone laat de eerste maten van de sinfonia meteen de luidsprekers uit spetteren en doet er ook daarna alles aan om ons bij de les te houden. Niet alleen tijdens de vele dacapo-aria's, waarin het da capo niet zelden een extra push kreeg, maar ook in de bezielde secco-recitatieven waarin de overdracht van de betekenis en de inhoud van de tekst voorop leek te staan. Hoezo langdradig? Misschien dat sommige barokliefhebbers van de oude stempel de dynamiek en de tempowisselingen van Dantone hier en daar iets te sterk aangezet vinden, maar ik geef mij voor zijn aanpak helemaal gewonnen. In deze aanpak hoorde ik 'muziekdrama' en in de muziek hoor ik dat dit Vivaldi ook voor ogen moet hebben gestaan. Natuurlijk staat het uit 1683 stammende libretto van Niccolò Beregan bol van de clichés, onwaarschijnlijkheden en fantastische situaties die eerder aan een klassieke Efteling doen denken dan aan een serieuze opera, maar in het Rome waarvoor Vivaldi zijn opera schreef, was dit in 1724 bij de première van Il Giustino nog de normaalste zaak van de wereld. Ondanks het wellicht al bij de première achterhaalde libretto en het feit dat de componist voor vrijwel alle muzieknummers bij eerdere composities te rade was gegaan (zelfs de Primavera uit De Vier Jaargetijden maakt even een rentree) werd het resultaat een van Vivaldi's beste werken. Jammer dat de verder uitstekende introductie in het cd-boekje geen informatie geeft over latere uitvoeringen, want onder meer door reminiscenties bij Vitaliano's 'Il piacer ' aan Cleopatra's bravourearia 'Da tempeste' kreeg ik het gevoel dat Händel bij het schrijven van Giulio Cesare deze opera in de oren gehad moet hebben,. Of de solisten in deze opname een juist beeld geven van de ongeëvenaarde virtuositeit die de toenmalige castraten in een puur Italiaanse opera seria ten beste gaven, blijft een open vraag, maar als we de in zijn élégance iets geraffineerder vocalistiek bij Mozart als uitgangspunt, laat deze uitvoering weinig wensen onvervuld. Dat begint al meteen na de spetterende driedelige sinfonia in de openingsscène. Met twee aria's voor Anastasio en een voor Arianna presenteren zich daar de twee vrouwelijke sterren van de opname: de Duitse mezzosopraan Silke Gäng en de Hongaarse sopraan Emöke Baráth. Beide zangeressen zijn geen onbekenden meer, maar dat maakte de verrassing er niet minder om. Ik constateerde al een grote mate van dramatiek in muziek en uitvoering, maar de solisten doen daar duidelijk nog een schepje bovenop. Mijn studenten vertel ik graag dat de barok zich voordoet als een gestructureerd uiterlijk vertoon in het kader van absolutistische en religieuze machtsverhoudingen waaraan het individu ondergeschikt is gemaakt. Het is daarom spannend om te zien dat het muziektheater, waaruit het individu nu eenmaal niet weggedacht kan worden, steeds weer zijdeurtjes vindt waardoor met de affecten ook de renaissancistische en soms al de romantische mens het toneel kan betreden. Dat horen we hier ook gebeuren. Het verhaaltje van Il Giustino moeten we met een korreltje zout nemen, maar noch de zelfbewuste Anastasio van Silke Gäng noch de vastbesloten keizerin Arianna van Emöke Baráth laat zich wegcijferen. Uitmuntende vertolkingen van twee veelbelovende jonge zangeressen en ik ging ik voor hun openingsscène volledig door de knieën. In haar eerste aria presenteerde de warm getimbreerde Franse mezzosopraan Delphine Galou zich daarna als een waardige vertolkster van de titelrol en van Vivaldi's keuze om vervolgens de scène van de godin Fortuna (mooie bijdrage van de sopraan Rahel Maas) in te leiden met zijn Primavera kan ik alleen maar zeggen dat die zeer effectief is. Een beetje gewild is daarna het gerommel en gestommel als Giustino Leocasta redt uit de klauwen van een beer, maar ook de Leocasta van Verónica Cangemi viel mij een beetje tegen. Haar fiorituren missen soms precisie en later blijkt ook dat hoge noten die niet in een melodische lijn zijn ingebed, haar soms moeite bezorgen. De uitvoering had echter nog een verrassing in petto in de Vitaliano van Emiliano Gonzalez Toro, een Zwitserse tenor van Chileense afkomst die zich heeft ontwikkeld tot een belcantospecialist bij uitstek. De opname wekt de indruk dat zijn stem niet echt groot is (ik heb hem nog niet live gehoord), maar zijn techniek is exemplarisch, en dan vooral de manier waarop hij met zijn fiorituren moeiteloos door zijn registers heen glijdt. Het ensemble wordt op niveau afgerond door de sopraan Arianna Vendittelli als een capabele maar vooral door een wisselende registerklank niet echt 'mannelijke' Amanzio, en door de tenor Alessandro Giangrande in de dubbelrol van Andronico (door Vivaldi voor alto geschreven) en Polidarte. De opname, gemaakt in een klooster bij Ravenna, houdt het juiste midden tussen ruimte en intimiteit. De veelheid aan teksten (toelichting, interview met Dantone en biografieën, alles in Frans, Engels en Italiaans) en de lengte van het libretto maakten voor het boekje een kleine letter noodzakelijk. De opmaak en het gekozen lettertype waren echter wel gericht op het bevorderen van de leesbaarheid. Daar kunnen sommige andere firma's een voorbeeld aan nemen! index |
|