DVD-recensie

Royal Opera - The Collection (3)

 

© Paul Korenhof, januari 2018

 

R. Strauss: Salome
Nadja Michael (Salome), Michaela Schuster (Herodias), Michael Volle (Jochanaan), Thomas Moser (Herodes), Joseph Kaiser (Narraboth) e.a.
Dirigent: Philippe Jordan
Regie: David McVicar
Opname: 3, 6, 8 maart 2008

Szymanowski: Król Roger
Marius Kwiecien (Roger), Georgia Jarman (Roxana), Saimir Pirgu (De herder), Kim Begley (Edrisi) e.a.
Dirigent: Antonio Pappano
Regie: Kasper Holten
Opname: mei 2015

Britten: Gloriana
Susan Bullock (Elizabeth I), Toby Spence (Robert Devereux), Mark Stone (Lord Mountjoy), Jeremy Carpenter (Sir Robert Cecil) e.a.
Dirigent: Paul Daniel
Regie: Richard Jones
Opname: 24 juni 2013

Benjamin: Written on skin
Christopher Purves (The Protector), Barbara Hannigan (Agnes), Bejun Mehta (Angel 1/The Boy), Victoria Simmonds (Angel 2/Marie), Alan Clayton (Angel 3/John) e.a.
Dirigent: George Benjamin
Regie: Katie Mitchell
Opname: 18 maart 2013

Klik hier voor de bespreking van:
Mozart: Le nozze di Figaro o.l.v. Antonio Pappano
Mozart: Don Giovanni o.l.v. Nicola Luisotti
Mozart: Die Zauberflöte o.l.v. Colin Davis
Verdi: Macbeth o.l.v. Antonio Pappano
Verdi: La traviata o.l.v. Antonio Pappano
Bizet: Carmen o.l.v. Antonio Pappano

Klik hier voor de bespreking van:
Wagner: Parsifal o.l.v. Antonio Pappano
Mascagni: Cavalleria rusticana o.l.v. Antonio Pappano
Leoncavallo: Pagliacci o.l.v. Antonio Pappano
Puccini: La Bohème o.l.v. Andris Nelsons
Puccini: Il trittico o.l.v. Antonio Pappano
Puccini: Turandot o.l.v. Henrik Nánási


Het slotdeel van mijn bespreking van de 15-delige videobox van de Royal Opera is geheel gewijd aan werken uit de afgelopen honderd jaar en ook hier is waarschijnlijk een heel bewuste keuze gemaakt. Dat Anna Nicole van Turnage ontbreekt, is nog begrijpelijk. Met hoeveel zorgen de uitvoering ook werd omgeven en hoeveel energie Eva Maria Westbroek ook stak in de onconventionele titelrol, het lijkt geen werk voor de eeuwigheid. Totaal anders is dat natuurlijk met Lulu van Alban Berg. Het ontbreken van de opname die Opus Arte in 2010 uitbracht van de uitvoering onder Antonio Pappano en in de regie van Christof Loy kan ik alleen maar als een groot gemis bestempelen.
Voor enkele meer algemene opmerking omtrent deze uitgave verwijs ik wederom naar de bespreking van het eerste deel.

Salome
De voorstelling van Salome in de regie van David McVicar (première: 21 februari 2008) is theatraal zonder meer een sterke productie die de boog honderd minuten lang gespannen houdt, maar over de vraag of het toneelgebeuren beantwoordt aan de tekst van Oscar Wilde en de muziek van Richard Strauss, is een fikse discussie mogelijk. Van decadente verfijning is geen sprake in toneelbeelden die ons verplaatsen naar de kelders van een hotel in de eerste decennia van de vorige eeuw. Daarbij zien we in de hoogte nog net het staartje van een diner waar bobo's en hooggeplaatste militairen gefêteerd woorden, terwijl de soldaten in de kelder zich ondertussne vermaken met naakte en half naakte dames.

De Salome van Nadja Michael is ook beslist geen onschuldig jong meisje meer en de rauwe, expliciete benadering van McVicar wordt het duidelijkst als na haar dans Salome zich even met de perverse, patserige Herodes afzondert om even later kokhalzend weer tevoorschijn te komen. Tegen expliciteit op het toneel heb ik geen bezwaar als die functioneel is, maar wie sensualiteit en erotiek verwart met platte sex heeft ofwel weinig smaak ofwel het idee dat het huidige tv-publiek dermate afgestompt is, dat alleen rauw effectwerk nog effect sorteert.

Dat alles wordt verder 'verlevendigd' met een lange reeks details die lang niet alle door de camera gevangen worden, en die louter bedoeld lijken om de aandacht vast te houden van een publiek dat niet meer gewend is naar een gezongen tekst te luisteren. Maar eerlijk is eerlijk: McVicar is een theaterman in hart en nieren en de voorstelling boeit van begin tot eind.

Ook muzikaal is het meer imponerend, soms zelfs ietwat grofkluitig muziekdrama dan een spel van subtiele lijnen en arabesken met als ondergrond een naar het wagneriaanse neigende benadering door dirigent Philippe Jordan. Iets dergelijks geldt ook voor de titelrol van Nadja Michael, oorspronkelijk een mezzosopraan die ik zeventien jaar geleden meemaakte als een verschroeiende Amneris. Haar vertolking is doortrokken van leven en tekstbegrip, maar mist vocaal het ranke, meisjesachtige van de echte Salome zoals we dat zelfs nog iet smeer horen in haar eigen opname van een jaar eerder uit de Scala.

Zo mogelijk nog sterker komen de Jochanaan van Michael Volle en de Herodes van Thomas Moser over, en naast deze drie krachtige karakteriseringen blijft de Herodias van Michaela Schuster wat in het alledaagse steken, zeker voor wie uit andere opnamen de vertolkingen van Astrid Varnay, Leonie Rysanek en Anja Silja nog op zijn netvlies heeft.

Krol Roger
Nauwelijks een jaar geleden besprak ik op deze site een bijzondere enscenering door Kasper Holten van Krol Roger (klik hier) waarin Szymanowski's bepaald niet makkelijke opera ontdaan was van het zweverige dat het werk meestal meer vertroebelt dan verheldert. Zo mogelijk nog meer was ik onder de indruk van de muzikale klankrijkdom die Antonio Pappano aan het orkest van de Royal Opera wist te ontlokken, en van de prestaties van de solisten, met name de Poolse bariton Mariusz Kwieczien in de titelrol. Een jaar later sta ik nog vierkant achter die eerste bespreking. Een absolute aanrader!

Gloriana
De opera die ik het liefste de hemel in zou willen prijzen, Britten's nog altijd zwaar ondergewaardeerde kroningsopera Gloriana uit 1953, blijkt helaas de meest problematische productie uit deze rijk gevulde box. Gelukkig hebben we ook een opname onder Mark Elder, in 1984 vastgelegd met het ensemble van de ENO, en een BBC-verfilming uit 1999 van de succesvolle voorstelling van Opera North met Josephine Barstow als een onvergetelijke Elizabeth I en met meesterhand gedirigeerd door Paul Daniel.

Dezelfde Paul Daniel stond in 2013 voor het ROH-orkest bij de onderhavige uitvoering, maar in plaats van de schitterende productie van Phyllida Lloyd moest hij hier muzikaal leven blazen in een aanpak van Richard Jones die driekwart van de scènes volledig dood sloeg. Jones, kennelijk evenmin overtuigd van de kracht van het werk als het premièrepubliek in 1953, regisseerde namelijk niet de opera zelf, maar een repetitie van de opera, inclusief toneelknechten, souffleuse en andere overbodige poespas. Visueel werd dat alles bovendien verpakt in het soort sfeerbedervende decors en poppenkastkostuums (ontwerper: Ultz) waar Jones zo verzot op lijkt.

Een ander probleem is de titelrol van Sara Bullock, een goede zangeres, maar een vertolkster in wie ik moeilijk de 'virgin queen' kan zien, noch het historisch personage, noch het karakter dat Britten en zijn librettist William Plomer ons in de opera schilderen. Ook het ensemble om haar heen voldoet niet helemaal aan de verwachtingen, al zijn enkele vertolkingen de moeite meer dan waard, en dan denk ik vooral aan de Robert Devereux van de tenor Toby Spence die - hoe kan het eigenlijk anders - van Britten misschien wel de beste muziek uit deze partituur te zingen kreeg.

Meer waardering voor deze productie kreeg ik toen ik beluisterde zonder televisiebeelden en met het libretto in de hand. Ook toen werd Bullock geen Barstow, maar zij overtuigde wel meer en bovendien was ik zonder sfeerbedervende visuele afleiding beter in staat het orkestspel te ondergaan. En dat is de moeite meer dan waard, dankzij een partituur die probleemloos met die van andere opera's van Britten kan meten, en wellicht meer nog dankzij Paul Daniel en het orkest van de Royal Opera.

Written on skin
De wereldpremière van Written on skin tijdens het Festival van Aix-en-Provence in juli 2012 was een evenement van de eerste orde, maar anders dan de meeste critici ging ik toen niet helemaal uit mijn dak. De muziek van George Benjamin vond - en vind - ik uitermate knap, beeldend en suggestief, met een gevoel voor drama en een aandacht voor de personages waaraan veel andere hedendaagse componisten een voorbeeld kunnen nemen.

Minder overtuigd was ik door het libretto van de veelgeprezen Martin Crimp. Ook bij hem een knappe combinatie van drama en karaktertekening, vervat in een welluidende en goed zingbare tekst, maar mij stoorde - en stoort nog steeds - zijn literair maniërisme en ik kan alleen maar hopen dat dit zich bij volgende generaties niet tegen de waardering voor het werk als geheel zal werken. (Maar als de dalende aandacht voor de gezongen tekst blijft doorzetten, is de kans daarop natuurlijk heel gering.)

Mijn tweede bezwaar betrof de regie van Katie Mitchell, die zich wederom afspeelde in de inmiddels tot cliché verworden kamertjesstructuur van Vicki Mortimer. (Kan die ontwerpster echt niets anders bedenken dan een toneel dat eruit ziet als een poppenhuis in twee verdiepingen?) Bovendien ging haar enscenering ook hier weer gebukt onder haar neiging tot quasi-diepzinnige psychologisering, al bleef zij daarbij ditmaal wel dichter bij de partituur dan bij enkele andere opera's.

Van het allerhoogste niveau was de uitvoering zelf, kundig, in feilloze timing en doorzichtig gedirigeerd door de componist zelf en met een onnavolgbaar solistenteam. Dezelfde drie hoofdrolspelers werkten in maart 2013 mee aan de voorstellingen in Covent Garden, die eveneens door Benjamin zelf werden gedirigeerd.

Ster van de avond was zowel in Aix als in Londen de sopraan Barbara Hannigan, die helaas ontbrak bij de Amsterdamse voorstellingen in oktober 2012. Haar superbe vocale en muzikale kwaliteiten zijn algemeen bekend, maar belangrijker is dat zij vooral in rollen als Mélisande, Lulu en in dit werk de individueel en non-conformistisch ingestelde Agnes in staat is een rol boven het personage van vlees en bloed uit te tillen naar een bijna metafysisch niveau. Jammer dat zij dat bij voorkeur doet met regisseurs die hun eigen opvatting belangrijker vinden dan wat een componist en een librettist over een rol te zeggen hebben.

Uitmuntend getroffen in zang en spel zijn eveneens weer 'The Protector's', Agnes' echtgenoot die door Christopher Purves werd neergezet met een effectieve mengeling van baritonale kracht, lyriek en twijfel, en de rol van de 'The Boy', tevens de 'eerste engel', door Bejun Mehta. Niet voor niets werd deze rol door de componist toevertrouwd aan een countertenor, maar zaken als 'onaards', 'onwerkelijk' of 'engelachtig' hoef je niet aan te komen bij Katie Mitchell, die Benjamin's drie engelen meteen in de eerste scène neerzette als personeel van een was- en strijkkamer. Zo erg als de onzin die zij in Amsterdam op het toneel zette in Orest van Trojahn of in Londen in Donizetti's Lucia di Lammermoor (beide natuurlijk in poppenhuisjes van Vicki Mortimer) is het hier nog niet, maar zij doet een stevige poging om met haar regie onze aandacht af te leiden van de dramaturgische diepte van Benjamin's partituur .

De uitvoering die negen maanden na de première in Londen werd opgenomen, verschilt behalve in enkele kleinere rollen niet of nauwelijks van de voorstelling die ik in Aix heb gezien. Daarbij wil ik met nadruk stellen dat dit ook geldt voor de weergave van de tekst, die ook in de door Benjamin zelf geleide voorstelling Aix-en-Provence perfect verstaanbaar was, het zoveelste bewijs voor mijn stelling dat componisten die een operatekst op muziek zetten, ook wil dat die tekst door het publiek verstaan wordt. Het 'verstaan' van de tekst is een eerste vereiste voor het 'verstaan' van de muziek!

Technisch is deze opname weer een juweeltje, ook visueel. De beelden op zich zijn over het algemeen trouwens prachtig, niet in het minst dankzij de sublieme belichting door Jon Clark. Wie daarvan een voorbeeld wil zien, kieze de laatste scène van het eerste bedrijf, het bezoek van Agnes aan de werkkamer van The Boy. Ik vermeld er maar even bij dat het daarbij gaat om track 7, want dat soort informatie hoeven we van Opus Arte nog steeds niet te verwachten.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links