CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, september 2012

 

 

Dvořák : Symfonie nr. 8 in G, op. 88 –
Het gouden spinnewiel op.109 –
Scherzo capriccioso op. 66

Malaysian Philharmonic Orchestra
o.l.v. Claus-Peter Flor

BIS-SACD-1976 • 79' • (sacd)

Opname: september 2010 en juli 2011 (Symfonie), Dewan Filharmonic, Kuala Lumpur, Maleisië

 


De discografische carrière van Claus Peter Flor begon twintig jaar geleden uitbundig met een flink aantal cd’s voor het label RCA. Met de Bamberger Symphoniker nam hij de complete symfonieën van Martinů en Mendelssohn op, en ook deze Achtste van Dvořák was toen al van de partij, met het Londense Royal Philharmonic Orchestra. RCA stopte ermee, en lange tijd konden we Flor alleen in de concertzaal aan het werk horen, ook in Nederland, waar hij bij de grote orkesten regelmatig te gast was en is. Zijn discografische verrichtingen zijn sinds kort opnieuw te horen op het label BIS, met het Malaysian Philharmonic Orchestra. Dat orkest werd in 1998 opgericht onder de artistieke verantwoordelijkheid van de Nederlandse dirigent Kees Bakels, die er een fors aantal voortreffelijke opnamen realiseerde. Na een paar weinig succesvolle tussenpausen volgde Flor hem in 2008 op, en kennelijk bevalt de samenwerking, want dit is alweer de vierde cd van deze combinatie.

Op die cd’s aandacht voor Tsjechische componisten. De Asrael-symfonie van Suk en Má Vlast van Smetana (klik hier) werden gevolgd door de Zevende en de Achtste van Dvořák , ieder aangevuld met symfonische gedichten. Flor begon zijn carrière in Oost-Duitsland, en eerlijk gezegd verwachtte ik dat zijn Dvořák zou klinken naar zijn grote en inmiddels vergeten landgenoot, Otmar Suitner. Suitners Dvořák is misschien wat aan de sobere kant, maar gaat wel recht op zijn doel af en biedt van begin tot eind een interpretatie waarin de grote lijn vastgehouden wordt. Flor verkiest als voorbeeld twee grote Tsjechische dirigenten: Václav Talich en Rafael Kubelík. Zij gaven er de voorkeur aan om iets vrijer met de noten om te gaan, en subtiele schakeringen in ritme en dynamiek aan te brengen. Met name bij Kubelík hoor je dat hij zijn ervaringen als groot Mahler-interpreet hier in stelling brengt. Om het verhaal compleet te maken: Colin Davis met het Concertgebouworkest voegt zich meer in de directe benadering van Suitner, net als de recente opname van Marin Alsop voor Naxos (klik hier). Ivan Fischer zit met zijn Boedapester Festival Orkest (klik hier) op de lijn Talich – Kubelík.

Dvořák maakte op latere leeftijd een opmerkelijke ontwikkeling door, toen hij zich ging bezighouden met het symfonische gedicht zoals dat door Liszt op de kaart was gezet. ‘Het gouden spinnewiel’ is één van vier late symfonische gedichten waaraan Dvořák zich waagde in 1896 (hij overleed in 1904). Het contrast met de symfonische schrijfwijze is evident, en de werkwijze van Flor, met veel oog voor het drama in de parituur, werkt hier zeer in zijn voordeel. BIS is een label dat zich voorstaat op kwalitatief hoogstaande opnamen. In Kuala Lumpur kost dat de nodige hoofdbrekens, en dat komt door het klimaat. Hoe het precies werkt weet ik niet, maar de exorbitante luchtvochtigheid, gecombineerd met de grote hitte, maakt forse klimaatbeheersing noodzakelijk, en dat veroorzaakt volgens kenners een onvoorspelbare akoestiek. Wat we hier te horen krijgen is zeer doorzichtig, helder en een tikje aan de droge kant.

Flor combineerde de Zevende Dvořák met het symfonisch gedicht ‘De woudduif’ op. 110. Als de trend doorzet mogen we op termijn de vier symfonische gedichten opus 107 – 110 in exemplarische uitvoeringen verwachten. Iets om naar uit te kijken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links