Boeken over muziek (algemeen)
© Aart van der Wal, augustus 2022
|
||||||||
De Amerikaanse, in New York wonende pianist Jeremy Denk (1970) kiest zijn concertprogramma's zorgvuldig uit en bedient zich daarbij graag van minder voor de hand liggende combinaties Ook in de studio kan Denk, die al jaren is verbonden aan het Amerikaanse, door Warner Music ingelijfde muzieklabel Nonesuch, buiten de geijkte paden treden, denkt hij out of the box, zoals zijn opname van Beethovens laatste Pianosonate (op. 111) en de zorgvuldig uitgekozen twaalf van de in totaal achttien Études (Boek I en II) van György Ligeti aantoont. Het idee van samen met het label het grote avontuur aangaan. En dan ook nog door de sonate tussen de études te plaatsen. Je moet er maar opkomen, maar het werkt wel (de cd werd hier door mij besproken). Out of the box denken, het is een belangrijke eigenschap van Denk, niet alleen in de muziek maar ook, zo blijkt uit zijn onlangs verschenen boek, in het dagelijks leven. Maar er is, afgezien van zijn grote muzikale kwaliteiten en zijn avontuurlijke aanpak, nog een belangrijke eigenschap die hem aangeboren lijkt: zijn grote literaire begaafdheid, want wat dit boek al vanaf de eerste bladzijden duidelijk maakt is dat hij een schrijver van groot formaat is. Overigens niet geheel ongebruikelijk in de muziekwereld, maar desalniettemin wel bijzonder. Zijn grote schrijftalent bleek al eerder, want hij schrijft regelmatrig voor The New York Times Book Review, The New Yorker en The Guardian, en daarmee is de lijst nog niet compleet.
Het boek heeft alle denkbare autobiografische kenmerken. Het blijkt al enigszins uit de oorspronkelijke titel: Every Good Boy Does Fine*. Hij schetst daarin hoe hij opgroeide, welke dominante rol zijn jongere broer Joseph en zijn ouders daarin speelden, gelardeerd met positieve maar ook heel wat minder positieve inkijkjes in het gezinsleven, met een jaloerse vader, een uitgetreden priester wiens artistieke begaafdheid hem eerder leek te frustreren dan aanmoedigen, en een ziekelijke moeder die hem menigmaal een ware plaag was. Maar wel ouders die al snel doorhadden dat Jeremy al als dreumes over een groot muzikaal talent beschikte en al rond zijn zesde tot de eerste serieuze pianolessen werd aangespoord. Ze komen allemaal voorbij in het boek, scherp neergezet, de vele leraren met hun eigenaardigheden, hun manier van lesgeven, maar ook zijn medestudenten (hij studeerde aan Oberlin College, Indiana University en Juilliard School of Music), de talloze ups and downs, frustraties, overwinningen, fysieke ongemakken die zijn pianospel beïnvloeden, hoop en wanhoop. Het is een caleidoscopische, fascinerende reis die, hoe interessant op zichzelf ook, voor de lezer zijn grootste waarde en betekenis vooral ontleend aan de manier waarop Denk al die zo van elkaar verschillende gebeurtenissen en indrukken toch linea recta aan de muziek weet te verbinden, vanaf zijn vroegste lessen tot aan het slot, als hij de ware betekenis' tracht te achterhalen van wat achter het rondo van Mozarts Pianoconcert KV 503 schuilgaat (hij nam het werk op met het Saint Paul Chamber Orchestra, hier door mij besproken). Het is een leven dat, het blijkt bijna uit iedere bladzijde, feitelijk in het teken staat van melodie, harmonie en ritme en waarvan de talloze voorbeelden dankzij Denks erudiete denkwereld en zijn meer dan voortreffelijke schrijfstijl gemakkelijk tot de verbeelding spreken. Niet met behulp van de bekende notenvoorbeelden (er zijn er slechts een paar van in te vinden), maar door simpele, echter alleszeggende tekeningen die samen met de tekst op slag duidelijk maken waar het precies om gaat. Zonder poespas, zonder ingewikkelde zinsconstructies en daardoor direct ‘verstaanbaar', ook voor degenen die slechts een vaag begrip hebben van muziektheorie. De associaties in het relaas zijn bovendien zo treffend gevonden dat die op zich al aansporen tot verder lezen. Ieder hoofdstuk heeft Denk voorzien van een speellijst die aan het einde van het boek door hem op voorbeeldige wijze is geannoteerd. Voorbeeldig omdat daarin een verbluffend inzicht wordt gegeven in wat de daarin opgenomen muziekstukken behelzen, met daarnaast de opnamen die tot zijn favorieten behoren (waarin ik mij overigens goed kan vinden). Over Beethovens Strijkkwartet op. 131 (Melodie, les 1):
In het boek komen veelvuldig eveneens de lessen voorbij die Denk op Bloomington kreeg van György Sebök (1922-1999) de Hongaarse pedagoog en pianist van grote statuur (hij trad o.a. samen op met zijn landgenoot, de cellist János Starker, o.a. in de beide Cellosonates van Mendelssohn, o.a. te beluisteren op het label Mercury Living Presence). Het is daarmee tevens een van de meest aansprekende momenten in het boek: hoe Sebök lesgaf en welke positieve consequenties Denk daaruit als toekomstig praktisch musicus wist te trekken. Met mijn connotatie dat Sebök in pedagogisch opzicht een werkelijk unieke figuur was die leerlingen uit alle windstreken naar zich wist te trekken (ik herinner me soortgelijke ervaringen met Sebök van de in Nederland wonende Roemeense pianiste Marietta Petkova, in het vraaggesprek dat ik met haar had).
Denks gedachten over melodie, harmonie en ritme fungeren, omdat ze van nature zo onconventioneel zijn, als ware eye- maar vervolgens ook ear-openers. Ze zouden met evenveel recht lessen kunnen worden genoemd waarbij de lezer niet bijna in slaap valt, maar die juist het omgekeerde bewerkstelligen: een onvermoede muzikale horizon. Het zijn in andere woorden Denks grote pedagogische kwaliteiten die niet alleen in dit boek tot uitdrukking komen, maar waarvan ook zijn studenten hoog opgeven. Daarmee trad hij in feite in de voetsporen van zijn grote voorbeeld: Sebök. Een verhelderend voorbeeld daarvan vinden we in Ritme, les 3, over Beethovens Cellosonate op. 102 nr. 2, het tweede en derde deel:
Nog een representatief voorbeeld, ditmaal van Brahms' Pianotrio op. 8, in Melodie, les 1:
Ruim twee bladzijden over een paar noten Brahms. Glashelder, en met als belangrijkste doel datgene bij de lezer en daarmee de toehoorder wakker te schudden wat eerst nog diep in het verborgene huist. Twee saillante voorbeelden van een muzikale verkenning die ogen en oren opent. Een verkenning ook waarbij het traditionele, het vertrouwde, door Denk in een ander, zo niet nieuw licht wordt gezet, wat zomaar tot een mogelijk andere denkwijze over muziek zou kunnen leiden. De muziek die Denk daarbij aanhaalt, uitdiept is velerlei, teveel om hier op te noemen, waaronder Mahlers Eerste symfonie, Ravels Pianoconcert voor de Linkerhand, Mozarts Pianoconcert KV 459, Schuberts laatste Pianosonate, Ives' Trio, Beethovens ‘Waldstein', Eroica-Variaties op. 35, Vierde pianoconcert en Zevende symfonie, Chopins ‘Regendruppel', Stravinsky's 'Sacre', Schumanns Pianoconcert, Bachs WTK, Brahms' Tweede pianoconcert, Messiaens ‘Oiseaux exotiques', Ligeti's Études en Verdi's ‘Falstaff', waarbij menige opname gretig uit de ‘oude doos' wordt gehaald. We komen illustere namen uit het verleden tegen, waaronder die van Emil Gilels, Artur Schnabel, Ignaz Friedman, Edwin Fischer, Wilhelm Furtwängler, Roman Lefkowitz, Josef Suk, Arthur Rubinstein en János Starker. Ook zij weerspiegelen Denks vaak verrassende uitvoeringskeuze. Dat Denks podiumervaringen slechts in bescheiden mate aan bod komen , en dan zich vooral concentrerend op zijn concerten als muziekstudent, heb ik noch als een bezwaar of als een nadeel ervaren omdat er al zoveel boeiende zaken aan de orde worden gesteld, met daarin centraal de muziek en zijn daarmee verbonden (menigmaal uitputtende) leerproces. Wat ik wel heb gemist is een personen- en zakenregister. Dat had er toch echt bij gehoord. De Nederlandse vertaling van Cornelis van Ginniken mag, afgezien van een incidentele stilistische oneffenheid, als geslaagd worden genoemd, mede dankzij diens klaarblijkelijk ruim voldoende muzikale bagage om de vele klippen vakkundig te omzeilen. Denk droeg het boek op aan wat uiteindelijk zijn meest invloedrijke leraar zou worden: György Seböck ‘die veel meer dan alleen dit boek verdient, maar dat is in elk geval iets'. Maar ook aan ‘alle anderen die ons behoeden voor onszelf'. Het is een subliem boek. In de woorden van John Adams: 'Een buitengewone muziek-autobiografie, geschreven door een van de meest briljante en ingenieuze klassieke muzikanten'. En zo is het. __________________ index |
||||||||