Interview

Marietta Petkova:

musiceren als waarheid op dat moment

 

© Aart van der Wal, mei 2021

 

Foto Mike van den Toorn

Niet alleen de trouwe lezers van onze recensies kennen Marietta Petkova uiteraard als een binnen en buiten onze landsgrenzen bevlogen pianiste die hoog aanzien geniet. Van oorsprong Bulgaarse (ze werd geboren in Ruse) ontving zij haar eerste pianolessen van Janeta Benun, waarna zij haar studie voortzette in de Bulgaarse hoofdstad Sofia bij Lili Atanassova. Daarna werd het Wenen, bij Paul Badura-Skoda, volgde het Canadese Banff (het daar gevestigde Center for Arts and Creativity staat vooral bekend als kweekvijver van jong talent) waar ze lessen volgde van György Sebök.

Begin jaren negentig, nadat Petkova zich in ons land had gevestigd, was het Jan Wijn die haar verder begeleidde. Ook hij herkende haar grote muzikale talent en nog tijdens haar studie bij hem kwamen de uitnodigingen voor concertoptredens binnen. Waar ze uiteraard graag gebruik van maakte.

Welke studie, welke leermeester ook, het biedt geen garantie voor een glanzende carrière, maar het helpt natuurlijk wel bij niet alleen de muzikale maar ook de persoonlijk ontwikkeling. Wie zich aangetrokken voelt tot het concertpodium zal ongetwijfeld over de daarvoor essentiële eigenschappen beschikken (wie begint er anders aan?), maar ook zal het zelfvertrouwen dat daarmee samenhangt dienen te ontwikkelen. Niets gaat vanzelf, ook in het muziekbedrijf niet.

Petkova's talent ontwikkelde zich al jong en vooral snel. Al in 1978 (ze was toen pas tien jaar) sleepte ze de Grote Prijs van het Nationaal Pianoconcours in haar vaderland in de wacht en nam haar muzikale ontwikkeling een dusdanige vlucht dat ze het al spoedig tot finaliste bracht op talrijke andere concoursen (waaronder het zeer prestigieuze Clara Haskil Concours). In 1993 was er een andere belangrijke mijlpaal in haar carrière: die van ‘Lauréate Juventus', uitgereikt door de Fondation Nicolas Ledoux en de Raad van Europa. Ze is Steinway-artieste en heeft inmiddels een respectabel aantal cd's op haar naam staan.

Onderweg... Tijdens het Jeugdconcours in Usti nad Labem, Tsjechië (foto privéarchief Marietta Petkova)

Het zijn zomaar enige belangrijke markeringen in een loopbaan die weliswaar vlot verliep, maar waarin zich ook de persoonlijke tragiek heftig manifesteerde. Zo was er het drama met een belangrijke voorgeschiedenis die begon rond 2006 toen zij Leo de Klerk ontmoette, een begaafd musicus, ontwerper van audioapparatuur en alom gerespecteerde opnametechnicus. Wat professioneel begon groeide uit tot een bijzondere persoonlijke relatie die eindigde met zijn dood op 9 september van het vorig jaar.

Maar terug naar de muziekstudie. Het is altijd een belangrijke vraag: de invloed van de docent op de leerling. De eerste verkeert immers in een uitgesproken machtspositie die, indien verkeerd aangelegd, ten koste gaat van zowel de artistieke als persoonlijke ontwikkeling van de leerling. Het moet in de dagelijkse studiepraktijk uitwerken als uitgebalanceerd rollenspeldat beide partijen in hun waarde laat. Waarbij verschillende inzichten tot even verschillende uitkomsten kunnen leiden. Zo is de ene student dolenthousiast over zijn leraar, terwijl de ander dat nu juist niet is.

Toen Petkova zich voor de eerste maal bij Sebök meldde had ze al een groot aantal lessen en masterclasses van uiteenlopende docenten achter zich. Zo had dus al de nodige bagage meegekregen, maar toch bleken de lessen van Sebök voor haar een verrassing:

“Na die eerste lessen wist ik het eigenlijk meteen: met hem moest ik echt verder, al moest ik hard werken. Er stond echter zoveel tegenover! De bijzondere manier waarop hij mij met mijn eigen spel confronteerde bleek zo verhelderend, zo intensief maar tegelijkertijd zo vrij! Sebök was een uitermate scherpe waarnemer, maar hij dwong mij nergens toe, liet mij in mijn waarde, hij liet mijn artistieke persoonlijkheid geheel en al intact. Misschien kwam het daardoor wel alsof zijn raadgevingen zich in mijn onderbewustzijn hadden vastgezet, want pas jaren later realiseerde ik mij de volle betekenis ervan. Dat is toch wel bijzonder, vind je niet? Het was niet zijn doel om van mij een betere pianist te maken. Integendeel, hij wilde mij juist muzikaal zo goed mogelijk vormen en daarbij tevens mijn persoonlijkheid, noem het karakter, ontwikkelen. In zijn optiek van lesgeven was dat gewoon een twee-eenheid, ze waren onafscheidelijk van elkaar. Voor mij was dat geheel nieuw, het idee ook dat ik anders moest gaan denken, meer de diepte in moest gaan, meerdere lagen aansnijden. In dat proces was hij een decennium lang aan mijn zijde. Een onvergetelijk.”

Hoe verliepen de lessen bij je laatste docent, Jan Wijn?

“Iedere docent is weer anders, er is gen grootste gemene deler. Gelukkig maar! Wat bij mij altijd voorop heeft gestaan is het fascinerende van zowel dit vak van uitvoerend kunstenaar als al die processen die eraan vooraf gaan. Dat geldt ook voor de verschillende docenten die op mijn pad kwamen. Daaruit putte ik niet alleen zoveel mogelijk kennis, maar ook was er de positieve confrontatie met de meest verschillende invalshoeken. Dat maakt je, als je dit allemaal tot je kunt nemen, niet alleen als musicus maar ook als mens echt rijk. Dat is niet alleen een simpele optelsom, maar veel meer dan dat. Ik denk dat je het zojuist juiste woord daarvoor gebruikte: synergie. De muzikale relatie met Jan had ik niet graag willen missen, ook niet buiten de studieruimte. Zo waren we beiden jurylid van het Prinses Christina Concours. We gaven onafhankelijk van elkaar vaak bijna dezelfde cijfers aan die jonge talenten. Ook dat schept een band!”

Jan Wijn (foto Anton Dommerholt)

De ene docent is strenger dan de andere. Dat moet op dat ontwikkelingsproces haar invloed hebben gehad?

“Dat is zeker zo. Mits die strengheid een artistiek doel heeft. Sebök en Wijn waren bijzonder kritische leraren, waarbij de een mij meer ruimte gaf dan de ander. Dat is overigens geen verwijt maar een nuchtere constatering. Zo herinner ik mij dat Wijn mij behoorlijk bekritiseerde nadat ik mijn eindexamen had afgelegd. Ik kreeg voor mijn spel van de jury een vette 10 met accolade, maar Wijn vond dat ik die Chopin-mazurka niet had uitgevoerd zoals dat in onze lessen was afgesproken. Ik geef toe, dat raakte mij echt, ik was zo blij en dan zoiets. Ik denk niet dat Sebök zoiets ooit zou hebben gedaan, al kon hij best heel kritisch zijn hoor! Maar treffend is wel dat ik nooit moeite heb gehad met zijn kritiek. Gewoon, omdat we als leerling en docent heel dicht bij elkaar stonden. Ach, chemie, het is zo'n lastig onderwerp…”

 
 

György Sebök

Dat de Hongaars-Amerikaanse pianist en pedagoog György Sebök (1922-1999) een bijzonder grote rol in de artistieke ontwikkeling van Marietta Petkova heeft gespeeld wordt, allengs het gesprek vordert, nog duidelijker.

“Misschien was hij wel uniek in die zin dat hij voor voor zijn leerlingen geen kant-en-klaar schema of recept in petto had. Hij verstond die zo aparte kunst van het serieus luisteren naar het spel van zijn leerling en in staat was om zijn eigen gedachten over een bepaald stuk volkomen uit te schakelen. Ik vond dat echt heel knap. Hij wilde niet zijn eigen opvattingen laten domineren, maar echt mijn eigen wereld binnengaan. Andere docenten willen als het ware een blauwdruk van zichzelf op hun leerlingen overdragen, maar Sebök wilde dat per se niet. Voor hem stond muzikale integriteit voorop, dat was zijn belangrijkste vertrekpunt. Hij leidde geen leerlingen op als kloon van zichzelf. Daarin paste ook de scherpte die voortvloeide uit zijn sterke gedrevenheid: daar had ik geen enkele moeite mee. Hij hield het mij altijd voor: dat het bij de muziek ging om ‘understanding in action'. Dat moest het volgens hem zijn: musiceren als waarheid op dat moment. Voor hem was dit belangrijker dan de pure techniek. Dat heb ik van hem overgenomen: dat is en blijft voor mij belangrijk uitgangspunt.”

Ze ontkent het niet: dat muziek altijd onderworpen is aan verandering en dat ook het publiek het als zodanig zou moeten ervaren.

“Ja. Het mag nooit en te nimmer een statisch beeld opleveren. Afgezien daarvan: we kunnen als musici niet iedere dag op hetzelfde niveau presteren. Voor mij staat vast dat wie bevroren is in de benadering van de muziek al bij voorbaat het pleit heeft verloren, niet meer met zijn publiek kan communiceren. Dat was ook een van de vele wijze lessen van Sebök: dat je als pianist voortdurend moet communiceren, zowel met de muziek als met jezelf en je publiek. Anders wordt het een dood ding. ”

Encore... (foto Leo de Klerk)

Een proces dat begint met intensieve studie van het notenbeeld. Wat bedoelde de componist, wat wilde hij bereiken?

“Zeker, maar dat is niet meer dan een stadium binnen het gehele proces. Iedere serieuze pianostudent zal het herkennen: dat tijdens het instuderen een stuk steeds meer gaat leven, je er niet alleen vormtechnisch maar ook sterk inhoudelijk steeds meer grip op krijgt, het daardoor alsmaar indrukwekkender wordt, melodie, harmonie, wendingen, dynamiek, ritmiek, enz. Totdat het moment komt dat je weet: als je vérder gaat, raak je juist verder van het stuk verwijderd, vloeit de exaltatie zomaar weg, kan zelfs routine in beeld komen. Daar moet absoluut voor worden gewaakt, dat mag echt nooit gebeuren. Daar ben ik ook doorheen gegaan, maar dat proces heeft me ook geleerd om op het concertpodium de risico's niet uit de weg te gaan, nooit te kiezen voor een veilige benadering, maar voluit te gaan. Of zoals Sebök het zei: ‘Laat je wonden zien.' Laat onder alle omstandigheden horen dat je als méns één bent met het muziekwerk. 'Serveer je wonden op een bordje,' dat is wat hij mij voorhield. Verberg ze niet voor je publiek, neem risico's, ga desnoods langs de randen van het ravijn. Ik moet zeggen: het is een heel mooi beeld. Voor mij althans.”

Foto Bram Budel

Ik ken musici, niet alleen pianisten, die eerst de partituur volledig in zich opnemen alvorens op hun instrument aan de slag te gaan. Walter Gieseking was er een groot voorstander van. Ben je die mening ook toegedaan?

“Sebök vond dat je de partituur eerst heel goed moest leren kennen, bij wijze van spreken van binnen en van buiten. Het begint dus bij intense bestudering. Dat is eigenlijk een eerste vereiste om een bepaald stuk überhaupt goed in de vingers te krijgen. Maar om over vingers te spreken: het heeft althans voor mij geen enkel nut om zonder piano allerlei vingeroefeningen te doen. Daar bereik ik niets mee. Er is zonder toetsen immers geen enkele weerstand! Waar nog bijkomt dat niet ieder instrument dat moet worden bespeeld hetzelfde is. Niet qua mechaniek en niet qua klank, terwijl ook het podium en de akoestiek daarbij een belangrijke rol speelt. Dat vraagt menigmaal om een behoorlijk aanpassingsvermogen. Dat maakt ook deel uit van je kracht als pianist!”

Heb je bij Sebök in Amerika gestudeerd?

“Helaas, ik kon dat financieel niet opbrengen. Er was voor mij slechts één mogelijkheid: hem letterlijk volgen als hij in Europa concerteerde of lesgaf, zoals tijdens de zomercursussen in Ernen, maar ook in Amsterdam, Parijs en zelfs Barcelona. En ik heb veel van zijn concerten bezocht, met rode oortjes! Tot in zijn laatste levensjaar heb ik van zijn inzichten genoten.”

Ernen was voor Seböck een belangrijke plek. Hij heeft er langdurig lesgegeven.

“Ik denk zelfs dat het voor hem in dat idyllische dorp een soort thuiskomen was. Het was er een grote familiaire happening die zich daar afspeelde. Niet alleen met de deelnemers aan zijn masterclasses, maar ook met de dorpsbewoners die echt met ons meeleefden. Die lessen waren niet alleen voor mij onvergetelijk. Steeds ging het weer over het waaróm van het pianospelen, waar de compositie over ging, hoe nauwkeurig je die moest lezen en vervolgens interpreteren. Neem het bekende 'mezza voce' bij Chopin. Je zou dan denken aan zachter spelen, maar nee, het betekent dat je slechts een deel van je ‘stem' moet gebruiken. Dat is bepaald iets anders.”

Foto Martijn Bijzitter

Dit brengt me terug bij het begin van je muzikale opleiding, als jong meisje in Bulgarije, waar je ongetwijfeld werd ‘opgevoed' met de ijzeren discipline van de Russische school. Bepaald een andere stijlrichting dan Sebök voorstond.

“Dat viel reuze mee. Ik had het met mijn pianolerares zeer getroffen, want van een keurslijf was bij haar geen enkele sprake. Zelfs vanaf dat prille begin liet ze mij – de Russische school ten spijt - verschillende mogelijkheden zelf onderzoeken en ook beproeven. Bovendien: van die Russische school heb ik op de keper beschouwd niet zoveel meegekregen. Nadat ik aan het conservatorium van Sofia was afgestudeerd, werd mij de gelegenheid geboden om te gaan studeren bij Rudolf Kehrer in Moskou. Ik werd er in 1985 zelfs aangenomen, wat voor mij een bijzonder veilig traject had betekend. Maar toch verkoos ik het onzekere voor het zekere en ik besloot naar het Westen te gaan om daar mee niet alleen mee te doen aan verschillende pianoconcoursen maar ook om er verder te studeren. Dat viel me behoorlijk tegen, het was in de praktijk bepaald niet gemakkelijk, met helaas weinig steun van het muziekwereldje en met weinig geld op zak. Het was voor mij echt doorbijten, maar ik heb er achteraf bepaald geen spijt van gehad.”

Hoe belangrijk en hoe bekend een mentor ook mag zijn, zonder de ‘klik' tussen hem en de leerling kan het volgens mij nooit iets worden.

“Dat klopt. Als er geen muzikale ‘verbinding' kan worden gemaakt of als het om een persoonlijke reden niet klikt, wordt het niks, valt het lestraject stil. Dan is er geen sprake van een vertrouwensrelatie die iets vruchtbaars kan opleveren. Voor allebei niet!”

Hoe leer je om van die verschrikkelijke podiumangst af te komen?

“Er is iets verschrikkelijks, de angst om tekort te schieten. Het gevoel ook dat het niet goed zit. We weten allemaal dat angst een heel slechte raadgever is, maar het is normaal dat menige musicus bang is voor het podium. Sebök prentte het me vaak in dat wij de ambassadeurs zijn van de muziek, dat we de boodschappers zijn en dat daar geen angst bijhoort. Zeker, er zijn van die helsmoeilijke stukken in het repertoire die echt angst inboezemen, maar gelukkig zijn dat voor mij uitzonderingen. Maar misschien heeft het ook iets te maken met het onnodig creëren van technische obstakels, terwijl het juist de bedoeling is om ze zoveel mogelijk uit de weg te gaan. Ik zie bij menige leerling dat hij aan de piano eigenlijk teveel wil doen, waardoor hij niet alleen in zijn spel maar ook in zijn artistieke mogelijkheden behoorlijk wordt belemmerd. Hij moet er als het ware van losraken, hij moet daarin worden gestimuleerd en dan gaat het al snel veel beter.”

Geen podiumangst... (foto Leo de Klerk)

Menige pianist klaagt over in de tijd ingeslopen gewoontes. Herken je dat?

“Meestal is sprake van een verkeerd aanleren van bepaalde spelfacetten of dat het zicht op andere mogelijke oplossingen geleidelijk aan - vaak bijna ongemerkt - verloren is gegaan. Herstel is dan later meestal niet meer mogelijk; waardoor helaas veel verloren gaat, en feitelijk vaak buiten de wil van de student. Neem zoiets als de positie ten opzichte van het instrument. Het is verkeerd om te dicht bij de vleugel of piano te zitten. Sebök leerde het mij al aan het begin: de pianokruk moest behoorlijk achteruit! Ik schrok best, want ik was dat niet gewend, maar ik merkte al heel gauw dat ik daardoor meer inzicht kreeg in de klank van het instrument. Maar niet alleen dat: ik voelde mij tevens vrijer tijdens mijn spel doordat er minder focus is op de toetsen.”

Ze wijst op haar duim:

“Ik heb een wel erg brede duim en daar moest door Sebök veel aandacht aan worden besteed. De duim moet voor de overige vingers geen obstakel worden, wat vooral in het cantabile-spel tot verkeerde uitkomsten leidt. De duim moet juist volkomen vrij kunnen bewegen, als een los bewegingselement. Sebök gaf me het advies om de duim bij zangerige passages alleen te gebruiken als het echt niet anders kan. Het zijn de vingers die het moeten doen. Een wijze les, die ik ook aan mijn leerlingen doorgeef.”

Over de toekomst:

“Ik wil nog niet te ver vooruitkijken. Het coronavirus heeft ons nog steeds in zijn greep, optredens in aanwezigheid van publiek is vrijwel weggevallen en het overlijden van Leo heeft mij bijzonder diep geraakt. Ik besef dat ook ik verder moet en dat wil ik ook, maar hoe ik er invulling aan ga geven, daarover denk ik nog na. Leo mis ik niet alleen als mijn levenspartner, maar ook als mijn muzikale raadgever en degene die op unieke wijze mijn pianospel heeft vastgelegd. Meer wil en kan ik er op dit moment niet over zeggen. Later misschien meer daarover."

Met Leo de Klerk (foto privéarchief Marietta Petkova)


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links