Opera en operette De nieuwe operageneraties (2)Gouden duo in Parijse I puritani
© Paul Korenhof, oktober 2019
|
||||||||||
Bellini: I puritani Een herfstige zondagochtend in Parijs begint met een stortbui en windvlagen, maar daarna wordt het beter al blijft het miezerig. Onder een smalle overkapping bij de Bastille staat desondanks al een uur voor het opengaan van de kassa een lange rij om de laatste plaatsen te bemachtigen. Niet eens zozeer vanwege de opera (Bellini's I puritani is in Parijs niet echt een een zeldzaamheid) maar vooral vanwege Javier Camarena, een belcanto-tenor die met zijn hoge tonen Pavarotti evenaart, Juan Diego Flórez in de schaduw stelt en daarbij nog kan acteren ook.
Buiten Nederland blijkt deze Mexicaanse tenor een wereldster, maar in Nederland is hij nog vrijwel onbekend. Belangstelling voor zang is in ons operawereldje - of wat daarvoor doorgaat - iets van vroeger, iets folkloristisch uit de tijd van Carré, de Italiaanse opera, oude grammofoonplaten, Leo Riemens en Hans Kerkhoff. Het enige volwaardige gezelschap in ons land mikt liever op een Netflix-publiek van yups, sponsors en theaterbezoekers die vooral gericht zijn op het visuele aspect. Dat de echte liefhebber die het primair gaat om de muziek (opera's zijn geschreven door componisten!) en de zang, steeds vaker wegblijft, is onvermijdelijk. En dat op zondagmatinees (traditioneel de best verkochte voorstellingen) bij een repertoirewerk als Così fan tutte honderden stoelen leeg blijven, spreekt boekdelen. Geen lege plaatsen waren te zien toen ik die zondagmiddag met 2700 anderen aanwezig was bij I puritani, een belcanto-opera bij uitstek en door Bellini geschreven voor vier van de grootste solisten van zijn tijd: de sopraan Giulia Grisi, de tenor Giovanni Rubini, de bariton Antonio Tamburini en de bas Luigi Lablache. De eerste drie hadden nog enige concurrenten van minstens gelijkwaardig niveau (onder wie Maria Malibran, voor wie Bellini een speciale versie van I puritani schreef), maar de laatste was voor velen zelfs de grootste zanger van de hele 19de eeuw.
Gouden duo Was het nog geen gouden kwartet wat die zondagmiddag in de Bastille op het toneel stond, een gouden duo was er zeker. Nog geen 24 uur nadat ik in het Palais Garnier van mijn stuk was gebracht door de zang van Pretty Yende en Benjamin Bernheim, deden Elsa Dreisig en Javier Camarena er in de Bastille nog een schepje bovenop. En ook zij werden gesteund door niet alleen een voortreffelijke dirigent, maar ook door een akoestiek die de stemmen stralend en in een fraaie balans met het orkest lieten doorkomen. Javier Camarena Het applaus voor zijn zang en zijn eerste topnoten, was nauwelijks verklonken of ik moest mijn mening bijstellen. Dat zijn stem eerst niet al te groot leek, vloeide wellicht voort uit een voorzichtig benadering van zijn entree-aria, want in de scène met Riccardo en Enrichetta (mooie rol van Gemma Ní Bhrain) liet Camarena horen wat hij echt in huis had. Op mijn favoriete rang (eerste rijen tweede balkon) kwam zijn stem door met een onverwachte kracht en helderheid. Ik kreeg daar het gevoel dat ik voor het eerst een tenor hoorde die klonk zoals Mario, Duprez, Rubini en andere tenoren uit de tijd van Bellini geklonken moeten hebben.
Het voor de tenor veeleisende derde bedrijf opende Camarena met een prachtige soloscène (van een kwartier!) waarin hij bij alle vocale en dynamische afwisseling toch de intimiteit waar de situatie om vraagt, wist vast te houden. In het daarop volgende liefdesduet werd een breed scala aan emoties omgezet in tien minuten subliem bel canto en zijn aandeel in 'Credeasi misera' werd uiteindelijk het glorieuze hoogtepunt dat de componist voor zijn stertenor in gedachten moet hebben gehad. Camerena's positie als 'witte raaf' heeft hij overigens voor een belangrijk deel te danken aan het feit dat hij zich strikt beperkt tot een klein, zorgvuldig gekozen repertoire. Prezen we dertig jaar geleden dat Alfredo Kraus omdat hij zo selectief was in de keuze van zijn rollen en engagementen, Camarena gaat nog verder. Kraus' repertoire reikte van Don Giovanni (1787) tot Falstaff (1893) met heel incidenteel een opera van Puccini en als belangrijk buitenbeentje de zarzuela Doña Francisquita (1923) van Amadeo Vives. Camarena beperkt zich momenteel in het theater tot muziek die nog geen halve eeuw omspant!
Elsa Dreisig Dat alles leidde naar een van dramatiek doortrokken 'O! viene al tempio'. Terwijl Frizza's directie de spanning in een van Bellini's sterkste 'oneindige melodieën' opvoerde steeg de stem van Dreisig daarboven uit met een puurheid die Elvira's wanhoop niet melodramatisch hoorbaar maar des te sterker voelbaar maakte.
Die lijn trok zij in II door naar een waanzinscène die doorvoelde dramatiek paarde aan een lyrische stembehandeling waarbij zij - zoals trouwens ook elders - dramatisch effectieve variaties inbouwde. met vervolgens in III een effectief opgebouwd liefdesduet. Het liefdesduet in II, een tour-de-force met een slot waarin zij zich niet de mindere van Camarena betoonde, bracht de Bastille (niet voor het eerst die middag) hoorbaar in extase. Sobere regie ________________ index |
||||||||||