Opera en operette Stersolisten in overtuigende Nabucco
© Paul Korenhof, januari 2020
|
||||||||||
Verdi: Nabucco Of de affiches van DNO lach- dan wel ergerniswekkend zijn, mag ieder voor zich uitmaken, maar het ontwerp voor Nabucco kan ook nog eens als 'politiek incorrect' geïnterpreteerd worden. Bij een opera waarin het joodse volk uiting geeft aan zijn verlangen naar een eigen vredig vaderland, worden we onthaald op een militaristisch ogende jongedame wier kleding banden suggereert met een groepering die dat joodse volk het eigen vaderland zou willen ontzeggen. Als dit beeld aansloot bij de getoonde productie, viel er nog over te praten, maar de enscenering die DNO afgelopen maandag presenteerde, gaat zelfs volledig voorbij aan ieder conflict in die regio, toen en nu. Zoals regisseur Andrea Homoki bij de première in Zürich uiteenzette (klik hier) voert hij Verdi's 'bijbelse' opera (in feite pure fictie zonder veel historische ondergrond) ten tonele als een familieconflict waarbij in de personen van Abigaille en Fenena twee sociale en politieke stromingen botsen. Terwijl de macht van hun vader Nabucco afbrokkelt, vertegenwoordigt Abigaille een heersende klasse die strijdt voor het behoud van bestaande normen en waarden. Haar halfzuster Fenena sluit zich daarentegen aan bij een stroming die pleit voor nieuwe en vernieuwende inzichten met de daarmee samenhangende maatschappelijke veranderingen.
Het overwegend groen getinte toneelbeeld van Wolfgang Gussmann (met enkele schitterende kostuums voor de dames) gaat eveneens voorbij aan historische of actuele conflicten in het Midden Oosten. Concrete decors zijn er niet, maar zijn kostumering verwijst naar Verdi's eigen tijd waarin deze problematiek bijzonder actueel was. Toen Nabucco in 1842 in Milaan in première ging, raakte Europa al in de ban van ontwikkelingen die zes jaar later tot zouden leiden tot revolutionaire uitbarstingen waardoor zelfs de Nederlandse politieke vijver even ging rimpelen. Congres van Wenen Homoki's concept dat het conflict tussen de Assyrische heersers en het onderdrukte joodse volk ziet als metafoor voor het Europa in Verdi's tijd, werkt wonderwel. Hooguit kan men zich afvragen wat de buitenechtelijke afkomst van Abigaille daarmee te maken heeft, maar zoals de regisseur in zijn interview reeds aangaf, is dit een detail waaraan Verdi in de opera snel voorbijgaat. Andere discrepanties tussen de gezongen tekst en wat op het toneel te zien is, zijn merendeels van ondergeschikt belang.
Dat laatste kan niet worden gezegd van enkele aanpassingen in de boventiteling. Als na de vermeende dood van Nabucco diens dochters elkaar de troon betwisten, verschijnt de koning ten tonele met de uitdagende uitroep 'Dal capo mio la prendi!' (Je zult hem van mijn hoofd moeten halen!'.) Door dit in de boventiteling (anders dan in het programmaboek) te vertalen met het verwijtende, minder autoritaire 'Je hebt hem van mij gestolen' werd deze frase dramaturgisch aanzienlijk afgezwakt. Respect voor partituur De consequente opsplitsing in 'conservatieven' en 'progressieven' loopt echter spaak in het derde bedrijf, als de trouwe Abdallo zijn koning te hulp komt. In deze regie wordt hij daarbij niet gesteund door neutrale soldaten, maar door een groep 'progressieven' van wie we op dat moment toch niet echt kunnen aannemen dat zij de Babylonische vorst een warm hart toedragen. Opvallend is met hoeveel respect Homoki zijn concept laat samengaan met respect voor het muziekdrama. Opvallend is ook hoe sterk Verdi's eerste grote werk preludeert op het oeuvre dat nog komen moet. Niet alleen in dramatische leidmotieven als een vader-dochterverhouding en een psychologisch uitgediepte baritonrol, maar ook structureel. Verdi breekt hier met de traditie om de toeschouwer bij het opgaan van het doek met een rustige opening bij de hand te nemen en hem daarbij voor te bereiden op wat komen gaat. In plaats daarvan springt Verdi in medias res met een dynamiek die een halve eeuw later haar hoogtepunt zal vinden in de openingsscènes van Otello en Falstaff. Dramatiek ten top!
Dat het alom geprezen en voor deze voorstelling versterkte koor van DNO zich in deze partituur kan uitleven, spreekt voor zich. Er wordt gezongen en geacteerd dat het een lieve lust is, maar zelfs op de meest dynamische momenten blijft de vocale discipline overeind. En het zogenaamde 'slavenkoor' mag dan een hit zijn van amateurkoren en draaiorgels, bij een uitvoering door het beste operakoor ter wereld waan je je als toeschouwer vijf minuten lang in de muzikale hemel! Kleine aanmerking: dat dirigent Benini in zijn aanpak iedere sentimentaliteit vermijdt, strekt hem tot eer, maar hier had ik toch graag wat meer effectieve rubati en crescendi gehoord! Fraaie balans In de bak ontlokt Maurizio Benini aan een feilloos reagerend Residentie
Orkest een warme, volle klank die extra profiteert van de plaatsing
van het vol bezette koper in de hoek bij het slagwerk. Wel dreigt door
de strakke en soms iets te plechtstatige tempi enig verlies van spanning,
terwijl het soms ook lijkt of ritme en maatstrepen belangrijker zijn
dan tekstfrasering. Dat alles wordt echter gecompenseerd door het streven
de partituur zoveel mogelijk als een gesloten geheel uit te voeren.
De grootste verrassing is echter een solistenteam zoals wij dat hier lang niet meer gehoord hebben. Ik betwijfel zelfs of deze opera momenteel beter bezet kan worden! Dat begint al met de titelrol van George Petean, een van de weinige echte Verdi-baritons van dit moment en een musicus in hart en nieren. In zijn scènes als vorst en veldheer stralen zijn bronzen timbre en genuanceerde frasering een en al autoriteit uit, maar zijn ware niveau bewijst hij daarna als de vertwijfelde, gekwetste en wanhopige vader. Monopolie op Abigaille
Na een wat aarzelend begin waarin hij zich als opstandelingenleider nog niet helemaal profileerde, groeide Dmitry Belosselskiy uit tot een magistrale Zaccaria. Zijn zwarte bas zinderde boven de Haagse strijkers tijdens het gebed in het tweede bedrijf, maar vooral in de ensembles was het jammer dat zijn autoriteit in deze enscenering vooral berustte op zijn zang. De dramatische lijnen waren sterker overgekomen als ook zijn kostuum meer uitstraling had gekregen. Dat Fenena en Ismaele in veel voorstellingen overkomen als bijfiguren, heeft alles te maken met het financiële beleid van operadirecties, die deze rollen vanwege hun geringe omvang ook maar tot sluitpost van de begroting maken. Dat gebeurt niet in Amsterdam waar de krachtige Ismaele van de tenor Freddie De Tommaso en de warme Fenena van de mezzosopraan Alisa Kolosova bovendien twee bijzonder veelbelovende solisten laten horen. En dat laatste geldt zeker ook voor de Abdallo van Studio-lid Lucas van Lierop. Ik had alle drie graag meer noten toegewenst! Muzikaal lijkt DNO met deze Nabucco de smaak van de Italiaanse opera weer beet te hebben, terwijl de enscenering wel 'ongewoon' is maar nooit tegen de muziek en slechts in details tegen de tekst in gaat. Ik ben overigens wel benieuwd naar de reacties bij voorstellingen waarbij de zaal vooral gevuld is met echte operaliefhebbers. Bij de première kreeg ik sterk de indruk dat een groot deel van de aanwezige pers, genodigden en andere premièregangers toch met beschaafde reserves tegen zo'n 'draaiorgelopera' aankeek! _______________ index |
||||||||||