Muziektheater Biennale di Venezia 2022 (2)Gouden Leeuw voor Battistelli
|
|||||||||
Anders dan de als wereldtentoonstelling opgezette, zeven volle maanden durende Biennale Arte die eens in de twee jaren plaats vindt, is de Biennale Musica een jaarlijks gebeuren en beduidend kleiner van omvang. Het was ook een tamelijk kort festival (twaalf dagen), maar met twee tot vijf manifestaties per dag, verspreid over de hele stad, stelde het wel hoge eisen, zowel organisatorisch als voor de bezoeker die het intensief wilde meemaken. Het bijwonen van meerdere evenementen is geen sinecure in een stad op eilanden die soms alleen per boot bereikbaar zijn. Maar het verhoogt wel de charme, zeker voor de bezoeker die gewend is zich per auto te verplaatsen, of met snelle tram-, bus en metrolijnen. Een ander verschil met de Biennale Arte die voor iedere editie een andere curator heeft, is dat de Biennale Musica werkt met een cyclus van vier opeenvolgende jaren onder leiding van dezelfde 'Direttore Artistico'. Die opzet biedt de mogelijkheid tot vier afwisselende programmeringen die onderling juist een sterke eenheid kunnen vormen, zoals afgelopen maand bleek uit de meest recente editie. Onder de titel Out of Stage had de vorig jaar aangetreden Lucia Ronchetti ditmaal met een opmerkelijke variatie het experimentele muziektheater centraal gesteld.
Geheel in overeenstemming met die uitgangspunten werd de centrale positie in deze editie ingenomen door de in 1953 geboren Giorgio Battistelli, die zich de afgelopen decennia ontwikkelde tot een van de actiefste en veelzijdigste componisten in het moderne muziektheater. Evenmin wekt het verbazing dat aan Battistelli de 'Gouden Leeuw' werd toegekend voor zijn totale oeuvre. In het bijzonder gold die waardering echter zijn bijdragen aan het experimentele muziektheater, dat vanaf de première van zijn eerste belangrijke werk op dit gebied, Experimentum Mundi (Rome 1981) heeft geresulteerd in een reeks theaterwerken die voor het merendeel hun plaats vonden op enkele van de belangrijkste Europese podia. Wie Battistelli vooral kent van grote opera's als Der Herbst des Patriarchen (Bremen, 2004) en Richard III (Antwerpen, 2005), kon in Venetië aangenaam verrast worden. Kan men van veel traditionele opera's nog zeggen dat zij sterk theatraal gedacht zijn, kennis en verstaanbaarheid van het libretto kunnen bij beluistering via radio en cd het ontbreken van het visuele element vaak uitstekend compenseren. Voor menigeen weegt die compensatie zelfs ruimschoots op tegen de confrontatie met ensceneringen waarin regisseurs zich tegenover de inhoud van een werk grote vrijheden veroorloven. Bij veel werken uit het experimentele muziektheater schiet de puur auditieve consumptie echter schromelijk tekort. Battistelli's Experimentum Mundi is dankzij de tekst en de diverse stemtimbres louter auditief nog enigszins te appreciëren, maar bij Jules Verne, geschreven voor drie zingende slagwerkers wordt dat al problematisch. De stemmen (bovendien niet van 'echte zangers') zijn moeilijker te onderscheiden en zonder het beeld erbij is het altijd maar de vraag wie op een bepaald moment welk instrument hanteert.
Een volledig auditieve benadering van Orazi e Curiazi is echter onmogelijk. Van muziektheater voor twee percussionisten die - zonder één woord tekst - identieke instrumentaria bespelen, blijft zonder het beeld niets over. Hooguit kan een sterke stereoscheiding hier enig soelaas bieden, maar ook dan wordt de suggestie van een 'fysiek duel' tot een minimum gereduceerd. Veelzeggend werkte op 14 september in het Teatro La Fenice de opening van de Biennale Musica met Jules Verne, een operaatje dat in 1987 in Straatsburg in première ging. In zijn libretto voor deze 'fantasia da camera' voerde Battistelli drie romanpersonages op wier fantastische avonturen sterk tot zijn verbeelding spraken, maar die hij tegelijk kon verbinden met de elementen aarde, water en lucht: Professor Lidenbrock, hoofdpersoon in Verne's Reis naar het middelpunt van de aarde, kapitein Nemo uit 20.000 mijlen onder zee en de ballonvaarder Fergusson uit Vijf weken in een luchtballon. Hun commentaren op zichzelf en elkaar gaf hij echter niet in de handen van zangers, maar - in een mengeling van zang en parlando - aan drie slagwerkers die 'acterend' zijn partituur op uiteenlopende instrumenten (ook piano en trompet) tot klinken brachten.
Dat alles mengde hij tot een muzikaal en scenisch luchtige heksenketel die hij toevertrouwde aan het driekoppige slagwerktrio Ars Ludi dat er een flitsende, soms hilarische voorstelling van maakte die 35 jaar later nog steeds bijzonder amusant muziektheater oplevert. En op en top Italiaans. Niet alleen houden Italianen van theater, maar in Italië mag theater ook nog steeds amusement zijn, zonder maatschappelijk engagement en door subsidiënten afgedwongen politiek correcte bevliegingen. Dat weten de theatermakers en dat vindt ook het publiek, en dus was La Fenice twee avonden lang volledig uitverkocht voor een werk dat inhoudelijk in feite weinig meer is dan een farce.
De publieke belangstelling gold echter ook het trio Ars Ludi, in 1987 als duo begonnen door Antonio Caggiano en Gianluca Ruggeri en in twee jaar later uitgebreid met Rodolfo Rossi. Dit inmiddels internationaal vermaarde ensemble, dat in het voetspoor van Battistelli de Zilveren Leeuw in ontvangst mocht nemen, werd een tweede rode draad in deze biënnale. En terecht! In een hechte samenwerking en met groot gevoel voor theater, niet op de laatste plaats het absurdistische theater, fungeren deze instrumentalisten nu al vier decennia als een drijvende innovatieve kracht binnen het experimentele muziektheater. Klik hier voor de vorige aflevering. ________________ Zijn lange en gevierde carrière begon in de jaren zeventig met projecten die emblematisch zijn geworden voor muzikaal onderzoek op het gebied van theatraal geluid en de theatraliteit van het uitvoerende gebaar. Momenteel omvat zijn operaproductie meer dan 100 projecten waaronder twee recente creaties in het afgelopen seizoen: Julius Caesar bij de Opera di Roma, geregisseerd door Robert Carsen, en Le Baruffe in het Teatro La Fenice, geregisseerd door Damiano Michieletto; een belangrijke première van Pier Paolo Pasolini's Teorema is dit seizoen gepland in de Deutsche Oper in Berlijn. In zijn lange carrière, vol van verrassende ingevingen en ontdekkingen die nieuwe vormen van muziektheater hebben gegenereerd, is Giorgio Battistelli in dialoog getreden met grote artiesten zoals Jean Pierre Drouet en Gaston Sylvestre, belangrijke componisten voor muziektheater zoals Sylvano Bussotti en Hans Werner Henze, verlichte regisseurs zoals Luca Ronconi, Mario Martone, Robert Carsen enGraham Vick, en schrijvers als Pier Paolo Pasolini en Ernst Jünger. De Gouden Leeuw voor 'Lifetime Achievement' wordt hem in het bijzonder toegekend voor zijn productie van instrumentaal theater, een vorm van muziektheater geboren uit de performatieve experimenten van John Cage en Mauricio Kagel, waarin de werken van Giorgio Battistelli emblematisch en richtinggevend zijn geworden. Tot zijn belangrijkste werken van instrumentaal theater behoren: Experimentum Mundi uit 1981, een werk van fantasierijke muziek voor een acteur, vijf natuurlijke stemmen van vrouwen, zestien ambachtslieden en een percussionist, Jules Verne uit 1987, een kamerfantasie in de vorm van een show voor slagwerktrio, drie stemmen, trompet en piano, en Orazi en Curiazi uit 1996 waarin twee percussionisten tegenover elkaar staan in een fel contrapuntisch duel, alle drie opgenomen in het programma van de Biennale Musica. In Experimentum Mundi schept Giorgio Battistelli zestien ambachtslieden (een banketbakker, twee timmerlieden, twee stratemakers, twee kuipers, twee metselaars, twee schoenmakers, twee smeden, een steenhouwer, twee molenaars) met hun gereedschappen, hun werk, hun geluiden, hun ritmische herhaling in een groot scenisch en muzikaal fresco dat bedoeld is als geluidstheater en akoestisch geheugen, een 'stilleven' van een inmiddels verdwijnende dagelijkse wereld. Het is een orkest van ijverige ambachtslieden onder leiding van de componist zelf die op zijn beurt ook als personage optreedt, als een demiurge magiër die de ritmische realiteit van de Italiaanse volkstraditie domineert. Hij is de Homo ludens wiens concept van spel en plezier versmolten is met dat van een dulturele ontwikkeling zoals we die terugvinden in de werken van Johan Huizinga. Battistelli smeedt met vreugde en meesterschap het complexe percussieve materiaal waardoor Experimentum Mundi een hoeksteen wordt van het het instrumentale muziektheater, een werk dat de erfenis van de ambachtelijke wereld analyseert, verzamelt en overbrengt, en dat en tegelijkertijd de filosofische visie op muziek omzet in een architecturale organisatie van getallen en ritmes, waardoor een van de meest representatieve en originele werken van hedendaags muziektheater ontstaat. ______________ index |
|||||||||