Muziektheater

Biennale di Venezia 2022 (2)

Gouden Leeuw voor Battistelli

© Paul Korenhof, september 2022

 

Anders dan de als wereldtentoonstelling opgezette, zeven volle maanden durende Biennale Arte die eens in de twee jaren plaats vindt, is de Biennale Musica een jaarlijks gebeuren en beduidend kleiner van omvang. Het was ook een tamelijk kort festival (twaalf dagen), maar met twee tot vijf manifestaties per dag, verspreid over de hele stad, stelde het wel hoge eisen, zowel organisatorisch als voor de bezoeker die het intensief wilde meemaken. Het bijwonen van meerdere evenementen is geen sinecure in een stad op eilanden die soms alleen per boot bereikbaar zijn. Maar het verhoogt wel de charme, zeker voor de bezoeker die gewend is zich per auto te verplaatsen, of met snelle tram-, bus en metrolijnen.

Een ander verschil met de Biennale Arte die voor iedere editie een andere curator heeft, is dat de Biennale Musica werkt met een cyclus van vier opeenvolgende jaren onder leiding van dezelfde 'Direttore Artistico'. Die opzet biedt de mogelijkheid tot vier afwisselende programmeringen die onderling juist een sterke eenheid kunnen vormen, zoals afgelopen maand bleek uit de meest recente editie. Onder de titel Out of Stage had de vorig jaar aangetreden Lucia Ronchetti ditmaal met een opmerkelijke variatie het experimentele muziektheater centraal gesteld.

Dat in dit programma grote aandacht werd geschonken aan nieuwe ontwikkelingen, is zowel logisch als onvermijdelijk. Door het experimentele karakter ruimer op te vatten dan alleen als 'eigentijds'. En omdat Venetië de stad is waar ook Giulio Caccini en Claudio Monteverdi zowel in hun muziek als in hun theoretische geschriften naar nieuwe wegen hebben gezocht, ondernam Ronchetti zelfs pogingen om vier eeuwen muziektheatraal experiment te omspannen. Met verrassende momenten voor wie ook historisch geïnteresseerd is.

Giorgio Battistelli met Gouden Leeuw tijdens zijn dankwoord

Geheel in overeenstemming met die uitgangspunten werd de centrale positie in deze editie ingenomen door de in 1953 geboren Giorgio Battistelli, die zich de afgelopen decennia ontwikkelde tot een van de actiefste en veelzijdigste componisten in het moderne muziektheater. Evenmin wekt het verbazing dat aan Battistelli de 'Gouden Leeuw' werd toegekend voor zijn totale oeuvre. In het bijzonder gold die waardering echter zijn bijdragen aan het experimentele muziektheater, dat vanaf de première van zijn eerste belangrijke werk op dit gebied, Experimentum Mundi (Rome 1981) heeft geresulteerd in een reeks theaterwerken die voor het merendeel hun plaats vonden op enkele van de belangrijkste Europese podia.

Wie Battistelli vooral kent van grote opera's als Der Herbst des Patriarchen (Bremen, 2004) en Richard III (Antwerpen, 2005), kon in Venetië aangenaam verrast worden. Kan men van veel traditionele opera's nog zeggen dat zij sterk theatraal gedacht zijn, kennis en verstaanbaarheid van het libretto kunnen bij beluistering via radio en cd het ontbreken van het visuele element vaak uitstekend compenseren. Voor menigeen weegt die compensatie zelfs ruimschoots op tegen de confrontatie met ensceneringen waarin regisseurs zich tegenover de inhoud van een werk grote vrijheden veroorloven.

Bij veel werken uit het experimentele muziektheater schiet de puur auditieve consumptie echter schromelijk tekort. Battistelli's Experimentum Mundi is dankzij de tekst en de diverse stemtimbres louter auditief nog enigszins te appreciëren, maar bij Jules Verne, geschreven voor drie zingende slagwerkers wordt dat al problematisch. De stemmen (bovendien niet van 'echte zangers') zijn moeilijker te onderscheiden en zonder het beeld erbij is het altijd maar de vraag wie op een bepaald moment welk instrument hanteert.

'Orazi e Curiazi' - Antonio Caggiano en Gianluca Ruggeri
©Andrea Avezzù/Biennale di Venezia

Een volledig auditieve benadering van Orazi e Curiazi is echter onmogelijk. Van muziektheater voor twee percussionisten die - zonder één woord tekst - identieke instrumentaria bespelen, blijft zonder het beeld niets over. Hooguit kan een sterke stereoscheiding hier enig soelaas bieden, maar ook dan wordt de suggestie van een 'fysiek duel' tot een minimum gereduceerd.
(Voor een nadere toelichting op het muziektheater van Battistelli volgt aan het slot van dit artikel overigens de voordracht van Lucia Ronchetti bij de uitreiking van de Gouden Leeuw.)

Veelzeggend werkte op 14 september in het Teatro La Fenice de opening van de Biennale Musica met Jules Verne, een operaatje dat in 1987 in Straatsburg in première ging. In zijn libretto voor deze 'fantasia da camera' voerde Battistelli drie romanpersonages op wier fantastische avonturen sterk tot zijn verbeelding spraken, maar die hij tegelijk kon verbinden met de elementen aarde, water en lucht: Professor Lidenbrock, hoofdpersoon in Verne's Reis naar het middelpunt van de aarde, kapitein Nemo uit 20.000 mijlen onder zee en de ballonvaarder Fergusson uit Vijf weken in een luchtballon. Hun commentaren op zichzelf en elkaar gaf hij echter niet in de handen van zangers, maar - in een mengeling van zang en parlando - aan drie slagwerkers die 'acterend' zijn partituur op uiteenlopende instrumenten (ook piano en trompet) tot klinken brachten.

'Jules Verne' - Antonio Caggiano (Fergusson), Rodolfo Rossi (Nemo), Gianluca Ruggeri (Lidenbrock)
©Andrea Avezzù/Biennale di Venezia

Dat alles mengde hij tot een muzikaal en scenisch luchtige heksenketel die hij toevertrouwde aan het driekoppige slagwerktrio Ars Ludi dat er een flitsende, soms hilarische voorstelling van maakte die 35 jaar later nog steeds bijzonder amusant muziektheater oplevert. En op en top Italiaans. Niet alleen houden Italianen van theater, maar in Italië mag theater ook nog steeds amusement zijn, zonder maatschappelijk engagement en door subsidiënten afgedwongen politiek correcte bevliegingen. Dat weten de theatermakers en dat vindt ook het publiek, en dus was La Fenice twee avonden lang volledig uitverkocht voor een werk dat inhoudelijk in feite weinig meer is dan een farce.

'Jules Verne' - Rodolfo Rossi (Nemo)
©Andrea Avezzù/Biennale di Venezia

De publieke belangstelling gold echter ook het trio Ars Ludi, in 1987 als duo begonnen door Antonio Caggiano en Gianluca Ruggeri en in twee jaar later uitgebreid met Rodolfo Rossi. Dit inmiddels internationaal vermaarde ensemble, dat in het voetspoor van Battistelli de Zilveren Leeuw in ontvangst mocht nemen, werd een tweede rode draad in deze biënnale. En terecht! In een hechte samenwerking en met groot gevoel voor theater, niet op de laatste plaats het absurdistische theater, fungeren deze instrumentalisten nu al vier decennia als een drijvende innovatieve kracht binnen het experimentele muziektheater.

Behalve in Jules Verne demonstreerden zij hun virtuositeit in Venetië onder meer in Dressur (1977) van Mauricio Kagel, voorafgegaan door Battistelli's Orazi e Curiazi, wat een interessante combinatie opleverde. Ongetwijfeld heeft Battistelli veel aan de 22 jaar oudere Kagel te danken, maar uit de vergelijking kwam hij wel duidelijk naar voren als de meest theatrale van beide componisten. En misschien ook de meest gedrevene.

De tijd staat niet stil en in het kader van wat de Biennale Musica aan experimenteel muziektheater presenteerde, maakte Kagel's werk uiteindelijk zelfs een ietwat geconstrueerde en vrijblijvende indruk, bijna als tekentafelmuziek. Ook daraom is het jammer dat ik de slotmanifestatie van deze Biennale Musica op 25 september niet meer kon meemaken. Het laatste woord was toen aan Battistelli die nogmaals zijn Experimentum Mundi dirigeerde. Het was boeiend geweest om mee te maken hoe deze 'opera di musica immaginistica' na 41 jaar nog als 'experimenteel muziektheater' op het publiek overkwam.

Klik hier voor de vorige aflevering.

Noot:
In Experimentum Mundi, een muzikaal eerbetoon aan Bayyistelli's geboorteplaats, Albano Laziale, ten zuiden van Rome, schildert de componist hoe het stadje met zijn van oudsher overgeleverde ambachten langzaam tot leven komt. De resulterende klankwereld met haar eigen ritmes en specifieke geluiden wordt daarbij verwerkt tot een brok muziektheater waarin een reeks van zangers ondersteund wordt door een drummer en een acteur.
De voorstelling die op 25 september in Venetië werd gegeven, zal in het kader van de Berliner Festspiele door de Deutsche Oper Berlin herhaald worden op 19 oktober om 20.00 en op 21 oktober om 11.00 en 20.00 uur.

________________
Laudatio, uitgesproken door Lucia Ronchetti bij de uitreiking van de Gouden Leeuw aan Giorgio Battistelli - Venetië, 15 september 2022


Giorgio Battistelli geniet als componist zowel in Italië als in het buitenland uitzonderlijke faam vanwege zijn werk van experimenteel muziektheater en zijn intensieve operaproductie met talloze uitvoeringen in belangrijke Europese instellingen.

Zijn lange en gevierde carrière begon in de jaren zeventig met projecten die emblematisch zijn geworden voor muzikaal onderzoek op het gebied van theatraal geluid en de theatraliteit van het uitvoerende gebaar. Momenteel omvat zijn operaproductie meer dan 100 projecten waaronder twee recente creaties in het afgelopen seizoen: Julius Caesar bij de Opera di Roma, geregisseerd door Robert Carsen, en Le Baruffe in het Teatro La Fenice, geregisseerd door Damiano Michieletto; een belangrijke première van Pier Paolo Pasolini's Teorema is dit seizoen gepland in de Deutsche Oper in Berlijn.

In zijn lange carrière, vol van verrassende ingevingen en ontdekkingen die nieuwe vormen van muziektheater hebben gegenereerd, is Giorgio Battistelli in dialoog getreden met grote artiesten zoals Jean Pierre Drouet en Gaston Sylvestre, belangrijke componisten voor muziektheater zoals Sylvano Bussotti en Hans Werner Henze, verlichte regisseurs zoals Luca Ronconi, Mario Martone, Robert Carsen enGraham Vick, en schrijvers als Pier Paolo Pasolini en Ernst Jünger.

De Gouden Leeuw voor 'Lifetime Achievement' wordt hem in het bijzonder toegekend voor zijn productie van instrumentaal theater, een vorm van muziektheater geboren uit de performatieve experimenten van John Cage en Mauricio Kagel, waarin de werken van Giorgio Battistelli emblematisch en richtinggevend zijn geworden. Tot zijn belangrijkste werken van instrumentaal theater behoren: Experimentum Mundi uit 1981, een werk van fantasierijke muziek voor een acteur, vijf natuurlijke stemmen van vrouwen, zestien ambachtslieden en een percussionist, Jules Verne uit 1987, een kamerfantasie in de vorm van een show voor slagwerktrio, drie stemmen, trompet en piano, en Orazi en Curiazi uit 1996 waarin twee percussionisten tegenover elkaar staan in een fel contrapuntisch duel, alle drie opgenomen in het programma van de Biennale Musica.

In Experimentum Mundi schept Giorgio Battistelli zestien ambachtslieden (een banketbakker, twee timmerlieden, twee stratemakers, twee kuipers, twee metselaars, twee schoenmakers, twee smeden, een steenhouwer, twee molenaars) met hun gereedschappen, hun werk, hun geluiden, hun ritmische herhaling in een groot scenisch en muzikaal fresco dat bedoeld is als geluidstheater en akoestisch geheugen, een 'stilleven' van een inmiddels verdwijnende dagelijkse wereld. Het is een orkest van ijverige ambachtslieden onder leiding van de componist zelf die op zijn beurt ook als personage optreedt, als een demiurge magiër die de ritmische realiteit van de Italiaanse volkstraditie domineert. Hij is de Homo ludens wiens concept van spel en plezier versmolten is met dat van een dulturele ontwikkeling zoals we die terugvinden in de werken van Johan Huizinga.

Battistelli smeedt met vreugde en meesterschap het complexe percussieve materiaal waardoor Experimentum Mundi een hoeksteen wordt van het het instrumentale muziektheater, een werk dat de erfenis van de ambachtelijke wereld analyseert, verzamelt en overbrengt, en dat en tegelijkertijd de filosofische visie op muziek omzet in een architecturale organisatie van getallen en ritmes, waardoor een van de meest representatieve en originele werken van hedendaags muziektheater ontstaat.

______________
Klik hier
voor de volgende aflevering.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links