|

DVD-recensie
Een fascinerende misser
© Paul Korenhof, juli 2017
|
Wagner: Parsifal
Wolfgang Koch (Amfortas), Matthias Hölle (Titurel), René Pape (Gurnemanz), Andreas Schager (Parsifal), Tómas Tómasson (Klingsor), Anja Kampe (Kundry) e.a.
Staatsopernchor
Staatskapelle Berlin
Dirigent: Daniel Barenboim
Regie en toneelbeeld: Dmitri Tcherniakov
Opname: Berlijn, april 2015
BelAir BAC128 (2 dvd's)
Wagner: Parsifal
Alejandro Marco-Burmester (Amfortas), Mikhail Petrenko (Titurel,
Klingsor), Falk Struckmann (Gurnemanz), Christopher Ventris (Parsifal),
Petra Lang (Kundry) e.a.
Koor van De Nationale Opera
Koninklijk Concertgebouworkest
Dirigent: Iván Fischer
Regie: Pierre Audi
Toneelbeeld: Anish Kapoor
Amsterdam, juni/juli 2012
Challenge Classics CC72619 (dvd & Blu-ray) |
|


|
Laat ik tegen alle regels in beginnen met een samenvatting vooraf. Bel Air presenteert hier een van de muzikaal (vooral orkestraal) fascinerendste uitvoeringen sinds lang in een regie die theatraal minstens even boeiend is, maar die naarmate het werk vordert, steeds verder tegen de partituur in gaat. Daartegenover is de opname op Challenge muzikaal minder opwindend, ondanks de medewerking van het KCO, terwijl de uitgebalanceerde maar beduidend minder geprononceerde regie zeker in het tweede bedrijf vooral in dienst van het toneelbeeld lijkt te staan.
Naar een regie kijk ik echter maar één of twee keer en daarna
weet ik het wel. Een dvd met een muzikaal opwindende uitvoering zal ik
daarentegen vaker draaien, ook zonder naar het bijbehorende beeld te kijken.
Zelfs de beste regisseur verliest al snel zijn aantrekkingskracht, maar
de fascinatie van de muziek blijft en dan heeft de dvd bij een groter
werk toch het voordeel van de kwaliteit (gelijkwaardig aan of beter dan
de cd), de lengte (hele aktes, soms een hele opera op één
disc) en de prijs. De Parsifal van DNO is op dit punt zelfs uitzonderlijk:
voor de prijs van één Blu-ray disc krijgt de koper er ook
nog de hele opera op één dvd bij!
Barenboim
Een Berlijnse Parsifal uit 2015 combineert de intense directie
van Daniel Barenboim met de altijd zeer individuele benadering van Dmitri
Tcherniakov. Bij Rimski-Korsakov's Tsarenbruid
leverde dat een fascinerende combinatie op, maar hier ben ik minder
overtuigd door de regisseur, een geniale theaterman, maar ook iemand die
bij zijn eigen associaties een nieuw 'verhaal' bedenkt. Barenboim laat
daarentegen horen dat hij in de loop der jaren is uitgegroeid tot een
groot specialist voor dit 'Bühnenweihfestspiel'. Vanaf de eerste
maat is zijn vertolking doortrokken van autoriteit en diepte, maar bovenal
is duidelijk dat hij houdt van deze muziek. Dat moet ook. Parsifal
kun je niet dirigeren als je niet nauw bij de partituur betrokken
bent en hoeveel kanttekeningen ik in het verleden ook bij Barenboim's
Wagner heb gemaakt, in dit werk komt hij onder de naoorlogse dirigenten
samen met de altijd ondergewaardeerde Horst Stein voor mij onmiddellijk
na Hans Knappertsbusch.
Onmiddellijk na het superieur spelende orkest van de Staatsoper moet
zijn samenwerking met René Pape worden genoemd. Sinds de Gurnemanz
van Kurt Moll in de Karajan-opname heb ik zo'n welluidende, doorleefde
en in fraaie belcantostijl gezongen vertolking niet meer gehoord. Alleen
in het derde bedrijf worden de lijnen van zijn zang soms door iets te
veel expressie doorbroken, maar dat kan samenhangen met de merkwaardige
weg die de regie daar inslaat.
Infantiele pantomime
De sopraan Anja Kampe begint als een stralende, vocaal jeugdige Kundry,
maar geleidelijk blijkt haar vertolking vooral gericht op het verleidingsaspect
waardoor bijvoorbeeld het samenvallen met de moederfiguur onderbelicht
blijft. In deze rol hoor ik dan ook liever een voller timbre met een bredere
laagte dan een echte sopraan, maar juist daarom is het merkwaardig dat
zij juist bij de hoge ligging aan het slot van het tweede bedrijf aan
haar grenzen lijkt te komen. Daarbij lijkt zij als enige in deze uitvoering
minder geconcentreerd op de tekst en vooral in het tweede bedrijf slecht
verstaanbaar. Tot haar verontschuldiging moet worden gezegd dat zij soms
een ongelijke strijd voert met 'regievondsten' zoals de totaal overbodige
pantomimes die Tcherniakov verzon om 'Ich sah das Kind' visueel op te
vullen. De rol van Herzeleide moeten wij hóren in de zang van Kundry
en niet zíen in infantiele toneelstukjes die de aandacht alleen
maar afleiden.
De betrouwbaar maar ietwat monochroom gezongen Amfortas van Wolfgang
Koch mist de allure van de echte grote Wagner-baritons, maar Matthias
Hölle zingt een sonore Titurel met meer nuances dan we in deze rol
meestal horen. Daarbij had hij het voordeel dat de regie hem niet achter
het toneel plaatste, maar hem liet opwandelen om vervolgens zelf in zijn
kist te gaan liggen. De Klingsor van Tómas Tómasson straalt
echter weinig demonie uit, ongetwijfeld als gevolg van het feit dat de
regie hem voorstelt als een pias, een lachwekkend en gemaniëreerd
mannetje met waarschijnlijk een dijk van een minderwaardigheidscomplex
en in de verste verte niet de door Wagner geschilderde manipulator.
Andreas Schager
De opkomende Oostenrijkse Wagner-tenor Andreas Schager is een in spel
en timbre jongensachtige Parsifal, misschien zelfs te jongensachtig om
meteen de diepte uit deze partij naar boven te halen, maar dat levert
wel een mooi contrast op met de plotselinge volwassenheid die doorklinkt
in 'Amfortas! Die Wunde!' Zijn frasering laat nog i te wensen over, ook
doordat hij soms een vreemde pauze tussen woorden inlast, maar zijn zang
lijkt een grote belofte voor de toekomst. Via de dvd kan zijn heldere,
bijna helle timbre met veel boventonen op den duur een beetje vermoeiend
werken, maar mogelijk is dat anders binnen de ambiance van een theater.
Onsterfelijkheid
Een tijdens het voorspel geprojecteerde tekst geeft aan dat Tcherniakov
de graalburcht ziet als een mannengemeenschap die zichzelf de strengste
ascese heeft opgelegd in de overtuiging daarmee onsterfelijkheid te verwerven.
Dat verwijst naar zijn enscenering van Les Dialogues des Carmelites
in München, waar hij de godvruchtige nonnetjes eveneens neerzette
als van iedere realiteitszin beroofde fanatici. Hier doet hij dat in toenemende
mate met Gurnemanz en de graalridders, en hij werkt daarbij toe naar een
slotscène die grote vraagtekens oproept. Wij zien een intense vrijpartij
van de genezen Amfortas met Kundry die wordt afgebroken als Gurnemanz
besluit op rigoureuze wijze de oude idealen van ascese en onthouding veilig
te stellen. De dood van Titurel heeft hem er kennelijk van overtuigd dat
harde maatregelen nodig zijn om de onsterfelijkheid te bereiken en hij
steekt Kundry van achteren neer. Terwijl Parsifal haar ontzielde lichaam
wegdraagt, keren de 'graalridders' als gedrogeerd terug tot de ascese
die hen naar de onsterfelijkheid moet voeren.
Het effect van dit alles is theatraal heel boeiend, maar zeker tijdens
de slotscène kan ik geen relatie ontdekken met de muziek die opklinkt
uit de orkestbak. Ik kan alleen maar constateren dat Tcherniakov's slot
(evenals trouwens dat van zijn Kitesj en Vorst Igor in
Amsterdam) volledig in strijd is met de partituur. Aan de fricties met
het libretto ga ik voorbij, maar zo'n opvatting vraagt om andere muziek
dan Wagner geschreven heeft, niet alleen voor de slotscène maar
minstens voor de gehele laatste akte.
Theater of drama?
Onlangs zei iemand dat hij erg van deze enscenering onder de indruk
was, omdat Tcherniakov vooral aan het slot met zijn beelden de inhoudelijke
essentie zo goed getroffen had. Dat mag waar zijn, maar gaat het bij opera
om associatieve beelden of toch allereerst om het drama, de handeling,
de karakters met hun psychologie en hun beweegredenen? Natuurlijk zijn
die bij Tcherniakov tot in de kleinste details uitgewerkt, maar die uitwerking
vloeit voort uit associaties en denkbeelden die ontleend zijn aan elementen
uit het stuk; met het door de componist geschreven drama hebben zij vaak
niets meer te maken.
Vanuit de partituur bezien is deze Parsifal een misser, maar wel
een misser die boeit van begin tot eind. Het is een regie vol visie en
overtuigingskracht met een intelligent en consequent uitgedacht drama,
niet wat Wagner voor ogen stond, maar wel 'drama', een handeling met ontwikkelingen,
en geen voortborduren op met herhalingen van een simplistisch standpunt!
Dat is ook het grote verschil met bijvoorbeeld de miskleun van Michieletto's
Rigoletto in Amsterdam. Hoe men ook over Tcherniakov wil oordelen,
hij is een uitmuntende echte regisseur en geen charlatan. Hij doet dingen
waarmee ik het op basis van de partituur pertinent oneens ben, maar het
eindresultaat is meestal fascinerend theater.
Bloemenmeisjes
Irritant is soms wel het streven om zangers continu iets te doen te
geven. Parsifal als bagpacker is nog tot daar aan toe, maar het uitgebreid
uitpakken van zijn rugzak in het eerste bedrijf is evenzeer 'scenische
opvulling' als het vertonen van lichtbeelden tijdens de vertelling van
Gurnemanz, die hier ridders en knapen een soort geschiedenis geeft.
Echt vreemd wordt de regie in het tweede bedrijf waar wij Klingsor ontmoeten
met een gezelschap van bloemenmeisjes van diverse leeftijden, jong tot
heel jong, die allemaal zijn dochters zijn. Afgezien van het feit dat
hij daarvoor een middelgrote provincieplaats vol moeders nodig heeft gehad,
vraag ik mij af hoe dit te rijmen valt met zijn zelfcastratie. En als
al die dochters inderdaad daarvóór verwekt zijn, is dat
dus gebeurd toen Klingsor nog tot de graalgemeenschap behoorde! Let wel:
het gaat hier niet om één 'ongelukje', maar om tientallen
dochters met evident leeftijdsverschil! De verleidingskunsten van deze
dochters roepen trouwens ook vraagtekens op. Je moet wel een enigszins
pedofiele inslag hebben om te vallen voor deze 'bloemenmeisjes' in bloemetjesjurken
en kniekousen. (En hun woorden over hun 'ridders' die door Parsifal 'verslagen'
zijn, roepen het volgende raadsel op.)
Schoonheidsfoutjes
De afwerking van de dvd's laat helaas te wensen over met een schoonheidsfoutje bij de hoorbare overgang naar de tweede dvd-laag op de eerste disc en vervolgens een behoorlijk storende overgang op de tweede, middenin het voorspel tot het derde bedrijf. Een aperte blunder is het feit dat vrijwel meteen na de slotmaten van het eerste bedrijf de dvd overschakelt naar zo'n irritant eeuwig ronddraaiend muziekje dat bij sommige labels nog steeds aan het menu wordt toegevoegd. Een toppunt van gebrek aan muzikaliteit!
-------------------
Anish Kapoor
Over de Amsterdamse Parsifal kan ik veel korter zijn, zeker
na de bespreking die ik wijdde
aan de reprise van het afgelopen seizoen. De evenwichtige en in de personenregie
genuanceerde regie blijft veel dichter bij de partituur dan die van Tcherniakov,
maar komt ook vlakker over, waarschijnlijk doordat Pierre Audi zich te
veel in dienst stelde van de ontwerpen van Anish Kapoor. De combinatie
van beide levert een schitterende tweede akte op met Kapoor's gigantische
spiegel als centraal element, en ook een bijzonder fraai derde bedrijf,
maar van een visuele parallel met het eerste bedrijf is daar geen sprake,
terwijl die er toch volgens tekst en muzikale structuur wel zou moeten
zijn. Inmiddels weten we ook dat het toneelbeeld van het eerste bedrijf
in feite bestaat uit een serie noodgrepen omdat Kapoor hier in feite niets
had ingevuld, en dat is toch kwalijk. Tenslotte dient een opera om het
publiek een muziekdrama voor te zetten, niet om lippendienst te bewijzen
aan een ontwerper. Er is nog altijd een verschil in functie tussen het
Muziektheater en het Stedelijk Museum!
Dat het KCO bijzonder fraai spel ten gehore brengt, behoeft geen betoog,
maar de directie van Iván Fischer bezit bij lange niet de intensiteit
en de emotionaliteit die een Parsifal-specialist als Barenboim
erin weet te leggen. Het feit dat deze muziek de Staatskapelle Berlin
in het bloed zit, doet de rest, terwijl de opname uit het Berlijnse Schiller
Theater ook een sonore klank met imeer zindering oplevert dan de wat ruimtelijker
akoestiek van het Muziektheater.
Specialisten
Ook hier wordt de bezetting aangevoerd door een ervaren Wagner-zanger
als Gurnemanz. De autoriteit in de zang van Falk Struckmann is onmiskenbaar,
maar hoeveel baspartijen hij ook zingt, hij blijft een bariton (zo men
wil: een basbariton) en dat maakt dat hij als Gurnemanz eigenlijk evenmin
op zijn plaats is als een jaar eerder in het Concertgebouw als König
Heinrich in Lohengrin.
Twee andere routiniers horen we hier in twee van hun beste rollen. Petra
Lang lijkt na het zingen van diverse Brünnhildes iets van haar mezzo-warmte
te hebben verloren, maar is nog altijd een mooie en interpretatief boeiende
Kundry, terwijl de tenor Christopher Ventris al enige decennia geldt als
een Parsifal-specialist bij uitstek. De Amfortas van bariton Alejandro
Marco-Buhrmester spreekt mij minder aan, zowel door zijn toch wat saaie
timbre als door de wat goedkope parallel die de regie trekt met de Christus-symboliek,
terwijl de enige overeenkomst tussen die Verlosser en de juist zondigende
Amfortas die ene wond is en verder niets.
Nog minder gelukkig ben ik met de Klingsor van de Russische bas Mikhail
Petrenko, een flagrant voorbeeld van 'miscasting'. Zijn Méphistophélès
in Faust (mei 2014) bezat al de boosaardigheid van een slagroomsoesje
en zijn Klingsor in deze Parsifal is de saaiste en ongevaarlijkste die
ik ooit gehoord heb. Een mooie jongen met een lieve stem, maar als booswicht
kan hij niet in de schaduw staan van de Grote Boze Wolf of de heks Eucalypta
uit Paulus de Boskabouter. Zijn Titurel is zo mogelijk nog minder
interessant.
Botticelli
De presentatie van deze uitgave is voorbeeldig, en niet alleen door
de combinatie van een Blu-ray disc met een gewone dvd. Een uitgebreid
boekje bevat niet alleen foto's en de noodzakelijks informatie, maar ook
een uitgebreide, informatieve en vooral bijzonder verhelderende toelichting
van Klaus Bertisch (ook in het Nederlands). Daarin wordt niet alleen ingegaan
op de vraagtekens die het werk kan oproepen, maar ook op het vraagteken
dat Audi aan het slot plaatst door Parsifal na de ' verlossing' van Amfortas
uit de Graalburcht te laten vertrekken, opnieuw de wijde wereld in. Heel
fraai zijn de foto's op voor- en achterzijde van het boekje die nog sterker
dan de uitvoering zelf de visuele schoonheid met een soms Botticelli-achtige
kleurenpracht van het tweede bedrijf accentueren.
|
|