Opera en operette

Parsifal op twee benen

 

© Paul Korenhof, december 2016

 

Wagner: Parsifal
Ryan McKinny (Amfortas), Bjarni Thor Kristinsson (Titurel), Günther Groissböck (Gurnemanz), Christophere Ventris (Parsifal), Bastiaan Everink (Klingsor), Petra Lang (Kundry) e.a.
Koor van De Nationale Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Marc Albrecht
Regie: Pierre Audi
Amsterdam, 25 december 2016


Eén ding is zeker: bij de reprise van deze voorstelling uit 2012 was de tweede akte van een weergaloze schoonheid. En niet alleen door de overrompelende spiegelschijf van Anish Kapoor, de weergaloze belichting van Jean Kalman en de bijzonder subtiele personenregie van Pierra Audi, die er zelfs in slaagde de bloemenmeisjes te veranderen van ridicule kippen zonder kop in geloofwaardige personages van vlees en bloed. Het grote winstpunt bij deze reprise was de muzikale leiding van Marc Albrecht, die met een op de toppen van zijn kunnen spelend NedPhO zorgde voor een maximum aan muzikale spanning met een minimum aan effectwerk. Zelden zal het vijftig minuten durende duet van Kundry en Parsifal zo minimalistisch hebben geklonken, als een lange aaneenschakeling van zorgvuldig afgestemde pasteltinten. Zelden ook klonk Kundry's 'Ich sah das Kind' zo betoverend in de aaneenschakeling van broze pianissimo's, betoverende tederheden en momenten van een fragiel mezza voce. In dit geheel pasten een imposante, helder articulerende Klingsor van Bastiaan Everink, een opmerkelijk ingehouden Kundry van Petra Lang en de niet altijd 'mooie' maar wel emotioneel betrokken Parsifal van Christophere Ventris. Een minpuntje was hooguit de akoestische werking van Kapoor's metalen schijf, die vooral tijdens het ensemble van de bloemenmeisjes de klankeenheid enkele keren verstoorde, maar afgezien daarvan was hier sprake van een uur lang volmaakt muziektheater.

Christopher Ventris (Parsifal), Petra Lang (Kundry). Foto: Ruth Walz/DNO

Ook in de eerste en derde akte demonstreerde Albrecht een sterke grip op de partituur in combinatie met de gave Wagner's oneindige melodieën inderdaad oneindig deden lijken, begonnen lang voordat ze hoorbaar werden en doorwerkend lang nadat ze voor het oor verklonken waren. De beide graalscènes imponeerden daarnaast door hun golvende climaxen, waarbij Albrecht op aangename wijze demonstreerde hoe relatief dynamische aanduidingen kunnen zijn. Bij de première in juni 2012 maakte de matte directie van Iván Fischer dat Wagner's laatste en meest problematische opera - ondanks de aanwezigheid van het KCO in de bak - muzikaal niet echt van de grond kwam. Dat leidde toen ook herhaaldelijk tot een discrepantie met het toneelbeeld, maar daarvan was ditmaal geen sprake in een voorstelling die demonstreerde dat het nog steeds mogelijk is dat beide werelden vanuit de orkestbak tot een volmaakte eenheid worden samengesmeed.

Dat wil niet zeggen dat er geen vraagtekens kunnen worden geplaatst bij een regie die wederom de indruk wekte dat Audi zich te zeer afhankelijk heeft betoond van het niet bepaald homogene materiaal dat hem door Anish Kapoor werd aangereikt, en dat niet altijd getuigde van groot gevoel voor het theatrale aspect. Na de door Kapoor's spiegel beheerste tweede akte zorgde een herhaling van het cirkelmotief in de minimalistisch vormgegeven derde voor een doorgaande lijn, maar het aanzienlijk realistischer vormgegeven, door een rode belichting overheerste eerste bedrijf leek afkomstig uit een andere voorstelling. Dankzij Man en Mythe van Roland de Beer weten we nu dat de grote rotsblokken op het toneel bedoeld waren als vleesklompen en dat de steigers aan het slot min of meer een noodgreep waren omdat de ontwerper niet aan een werkbare invulling was toegekomen, maar dat alles doet natuurlijk niet ter zake. Tijdens een voorstelling draait het om wat de toeschouwer ziet en ondergaat, en dat blijft dramaturgische weinig overtuigend.

Een probleem apart vormde de eerste graalscène. Wie alle commentaren naleest, stuit op al dan niet correcte beschrijvingen en veel van het interpretatief geneuzel waarmee recensenten regelmatig over elkaar heen buitelen, maar het schijnt vrijwel iedereen te zijn ontgaan dat hier in Wagner's werk werd ingegrepen op een manier die zowel inhoudelijk als muzikaal geheel tegen de partituur indruist. In het slottafereel van het eerste bedrijf splitst Wagner het koor nadrukkelijk in een mannenkoor (de graalridders op het toneel) en een onzichtbaar koor van vrouwen en jongens dat op zijn beurt weer gesplitst is in 'Jünglinge (aus der mittleren Höhe der Kuppel)' en 'Knaben (aus der äußersten Höhe der Kuppel)'.
In Audi's enscenering waren al die jongelingen en knapen 'vanuit de koepel' vervangen door gewoon in het decor geposteerde dames van het koor van DNO. Niet alleen was daarmee het beoogde akoestische effect te niet gedaan, maar veel belangrijker is dat dit leidde tot een essentiële ingreep in het drama. In Titurel's graalburcht was immers helemaal geen plaats voor vrouwen en deel van de door Parsifal doorgevoerde 'Erlösung' was dan ook het feit dat hij in het derde bedrijf Kundry meevoerde in deze rigide mannengemeenschap. Met een compleet vrouwenkoor op het toneel aan het slot van het eerste bedrijf kapte Audi muzikaal en inhoudelijk een van de pijlers onder Wagner's muziekdrama weg.

Petra Lang (Kundry), Ryan McKinny (Amfortas). Foto: Ruth Walz/DNO

Catweazle zonder tekstbegrip
Dat er verder geen visuele lijn liep van die eerste graalscène naar de pendant aan het slot van het laatste bedrijf, is weer een ander probleem met eveneens duidelijke gevolgen voor de eenheid van het werk, ook ten aanzien van het Amfortas, de centrale figuur in beide graal-scènes. Ook als we voorbijgaan aan het feit dat Audi (uit een vorm van preutsheid?) diens wonde verplaatst heeft van de zijde (de lies zou een betere aanduiding zijn) naar de hartstreek, zijn er voldoende andere aspecten voor kanttekeningen bij het interessantste mannelijke personage in dit Bühnenweihfestspiel. In feite worden we zelfs geconfronteerd met twee verschillende visies. In de eerste akte zien we Amfortas als een clichématige en weinig steekhoudende Christus-imitatie (Amfortas lijdt immers door eigen schuld), maar in de tweede verschijnt hij als een soort Catweazle, sjofel en zonder iets van de allure die de muziek van de gekwelde Graal-koning toch uitstraalt.

Laat ik daaraan vastknopen dat in een verder uitstekende bezetting juist de rol van Amfortas onderbezet bleef. De Amerikaan Ryan McKinny beschikt over een goede, zij het wat dun getimbreerde bariton, maar mist de allure van de grote liedzanger die aan de hand van twee wanhoopsmonologen zijn verscheurde ziel hoorbaar kan maken. Duidelijke voorbeelden bieden de geladen uitroepen 'Lass' mich sterben!' en 'Nein! Lasst inh unenthüllt!' aan het begin van zijn eerste monoloog. Zelfs wie die zinnen gewoon uitspreekt, zal de eerste lettergreep van zowel 'sterben' als 'unenthüllt' een sterke klemtoon geven, laat staan een zanger die ook nog eens vanaf het toneel zijn emoties op het publiek moet overbrengen. Niets daarvan bij McKinny die de twee respectievelijk drie lettergrepen van deze woorden vrijwel dezelfde sterkte kleur en lengte gaf, en dat terwijl hij zijn rol afgelopen zomer al in Bayreuth heeft gezongen. Zelfs daar wordt kennelijk niet meer gelet op tekstexpressie - met alle gevolgen van dien!

Christopher Ventris (Parsifal), koor DNO (bloemenmeisjes). Foto: Ruth Walz/DNO

Eerste Gurnemanz
Na Robert Lloyd, een grote Gurnemanz uit de afgelopen decennia, heeft nu ook Günther Groissböck hier zijn eerste stappen in deze gigantische zangpartij gezet, en met succes. Dat hij vooralsnog in het eerste bedrijf meer overtuigde dan in het laatste, is niet verwonderlijk gezien de enorme lengte en de enorme hoeveelheid tekst. Wel bleek vooral tijdens de Karfreitagszauber dat hij nog de ervaring mist om zijn krachten goed te verdelen en hopelijk zal hij op den duur dan ook meer legatobogen kunnen trekken, zodat zijn vertolking meer 'bel canto' en minder 'Sprechgesang' gaat worden.
Meer bel canto zou ook passen bij de titelrol, die in de ervaren maar al wat oudere handen van Christopher Ventris te veel klonk als een wagneriaanse heldentenor en te weinig als een jonge 'reine dwaas'. Hoewel Petra Lang slechts drie jaar jonger is, wist zij haar Kundry wel van begin af aan meer jeugdig élan te geven, waarbij haar met raffinement gezongen verleidingskunsten in het tweede bedrijf ook duidelijk meer psychologisch dan sensueel getint waren.

Ondanks de breuklijn tussen het eerste bedrijf en de twee overige werd deze Parsifal bij de reprise de fascinerende ervaring die het werk verdient, vooral dankzij de nimmer verflauwende greep van Albrecht op Wagner's partituur. Jammer dat Audi zich nog altijd iets te dienend opstelde tegenover de niet altijd theatraal doorwrochte wensen van Kapoor, terwijl hij hier en daar ook te weinig aandacht schonk aan de tekst. Als in het derde bedrijf de cruciale overgang tussen twee duidelijk afgescheiden segmenten in Gurnemanz luid en duidelijk zegt 'Nicht so!', terwijl op dat moment de handeling juist even helemaal bevroren was, ontstaat bijvoorbeeld een moment van frictie tussen partituur en regie waarin andere hedendaagse regisseurs grossieren, maar die Audi meestal weet te vermijden.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links