![]() DVD-recensie Spannende Herheim met muziek van Dvorák
|
Tot de regisseurs die de neiging hebben om met een opera hun eigen verhaal te vertellen, behoort de Noor Stefan Herheim, die wij in Amsterdam hebben leren kennen in Jevgeni Onegin van Tsjaikovski. In een interview noemde dirigent Mariss Jansons - met een zuinige glimlach - die visie 'interesting', terwijl mijn bezwaren zich concentreerden op het feit dat Herheim zich voortdurend leek te concentreren op de historische ontwikkeling in Rusland van Poesjkin tot in onze tijd, terwijl de personages daarbij op de achtergrond raakten. Dat gold vooral voor Tatjana. Herheim creëerde prachtige beelden en zeker ook interessante portretten van Onegin, Lenski en Gremin als personages in een Rusland dat politiek en economisch in beweging was, maar Tatjana, de sleutelfiguur, raakte daarbij op de achtergrond en haar briefscène zagen wij zelfs door de ogen van Onegin. Zoals ik indertijd ook aangaf, was zo'n benadering voor mij niet verrassend (klik hier), zeker niet nadat ik enige malen in Bayreuth had meegemaakt wat Herheim met Parsifal deed. Daar kwam het resultaat zonder meer fascinerend op mij over, van de eerste tot de laatste noot en iedere keer opnieuw (klik hier), maar Parsifal is dan ook geen Jevgeni Onegin. Bij Tsjaikovski staan de personages centraal, maar Wagner gaat het minder om de karakters en hun psychologische ontwikkeling dan om de boodschap van verlossing en loutering die hij vooral aan zijn eigen Duitse publiek wil uitdragen. De voorstelling van Herheim, nu op dvd en bd verkrijgbaar, begint met vijf minuten 'stil spel' dat zich voortzet tijdens de ouverture, waarin we een beeld krijgen van een Brussels kruispunt in de hoerenbuurt met onder meer een café, een metrostation, een sexshop en een kerk. Een keurige oudere man (Vodnik) komt uit de metro, is kennelijk op weg naar huis, steekt zijn paraplu op vanwege de stromende regen, verliest zijn sleutels, laat zich door een bedelaarster (Jezibaba) een paar schamele bloemen aansmeren die hij zich vervolgens door een hoertje (Rusalka) laat afpakken. De man raapt zijn bloemen op en gaat zijn huis binnen, naar zijn vrouw (De vreemde prinses) die dat alles met een schort voor van achter de balkondeuren heeft gadegeslagen. Terwijl het hoertje en de bedelaarster ruzie krijgen ruzie over een fles goedkope drank, wordt de oude man met bloemen door zijn boze vrouw de deur uit gesmeten, wat de twee ruziënde vrouwen in een eendrachtige schaterlach doet uitbarsten. De man blijft niets anders over dan zijn toevlucht te zoeken in het café, waar de meisjes (de waternimfen) op en rond de bar dansen - en dan pas horen we de eerste zangstemmen en begint de feitelijke opera. Het is duidelijk dat we niet kijken naar een sprookje over een waternimf die verliefd wordt op een prins en daarom graag mens wil worden (de prins wordt hier trouwens een eenvoudige matroos, maar dat terzijde). Sterker nog: niet Rusalka vervult in deze voorstelling de hoofdrol, maar Vodnik, die even later door een nieuwe ontmoeting met het hoertje moet terugdenken aan zijn jeugd en zijn liefde voor een jong meisje. Wat daarna gebeurt, is niet altijd even duidelijk, maar het lijkt of de scènes van Rusalka en de prins (matroos) een herbeleven zijn van de eerste liefde van Vodnik. In het tweede bedrijf zien we dan in stil spel de liefde van Vodnik voor het meisje terwijl gelijktijdig de matroos en de vreemde prinses diezelfde scene (of een latere fase in hun liefde?) spelen en zingen. Het ballet toont ons de dromen (?) van Vodnik als watergeest in een sprookjeswereld en als we deze interpretatielijn voortzetten, toont het derde bedrijf de strijd tussen de ideale geliefde en de realiteit, eindigend met 'Rusalka' die sterft door de handen van 'de prinses'. De desillusie van een huwelijk dat te lang heeft geduurd wordt Vodnik te veel en terwijl de wereld voor hem steeds onwerkelijker wordt, zien we hem zijn vrouw vermoorden. Alleen droombeelden blijven hem over en Vodnik wordt weggevoerd naar het politiebureau. Met andere woorden: het sprookje over de waternimf die mens wil worden en gedesillusioneerd achterblijft, is bij Herheim een modern verhaal over de teleurstelling van een man die ontdekt dat romantische liefde alleen in dromen bestaat. Die parallel is niet onlogisch, maar de gevolgen van deze omwerking zijn voor mij alleen acceptabel doordat ik geen Tsjechisch versta. De ondertiteling toont weliswaar regelmatig een aangepaste 'vertaling', zeker aan het begin van het tweede bedrijf, waar de jager en de keukenjongen zijn omgewerkt tot een straatscène in een Brusselse volksbuurt, maar zelfs die aangepaste tekst wringt meer dan eens. Voor de muziek geldt hetzelfde, maar hier is het minder evident en het dient gezegd dat Herheim er toch in slaagt hele vaak geloofwaardig 'met de muziek mee' te regisseren. Hoewel de hele productie dus in feite niets met zowel het libretto van Kvapil als de muziek van Dvorák te maken heeft, is het resultaat wel een prachtige voorstelling, ingenieus en sfeervol vormgegeven en minutieus geregisseerd waarbij de personages door de zangers ook met grote toewijding worden ingevuld. Het probleem blijft alleen dat na één, hooguit twee keer kijken het spannende er wel af is, terwijl de muziek even schitterend blijft als toen de componist die ruim een eeuw geleden schreef. Ook een regie die het verhaal nauwgezet volgt, begint na verloop van tijd al zijn aantrekkingskracht te verliezen terwijl ik de muziek eeuwig kan draaien, maar bij zo'n discrepantie tussen enerzijds het beeld en anderzijds tekst en muziek wordt het beeld naar mijn ervaring nog eerder overbodig - tenzij ik iemand anders wil laten zien wat een regisseur doet. En dan is dit nog een opera waarbij ik de gezongen tekst niet versta en de discrepantie dus niet eens maximaal is. Niet alleen heeft Herheim op het toneel het mannelijke element prioriteit verleend, maar ook muzikaal wordt de voorstelling door de mannen gedragen, en dan in het bijzonder door dirigent Adám Fischer en door de bas Willard White. Fischer dirigeert met veel gevoel voor het drama en zonder enige sentimentaliteit, waarbij hij het orkest ook tamelijk licht houdt, wat opweegt tegen de wat gedekte klank van de Brusselse orkestbak. De belangrijkste speler na het orkest is in deze voorstelling Vodnik en het moet mij van het hart dat deze voorstelling met een andere vertolker waarschijnlijk heel wat minder overtuigend zou overgekomen. Na een carrière van vier decennia is White vocaal nog steeds indrukwekkend. zeker in een kleinere zaal als die van de Munt, en hij gooit zich met hart en ziel in het door Herheim gecreëerde karakter. Opmerkelijk is ook de krachtige maar helder getimbreerde Tsjechische tenor Pavel Cernoch die in zijn vreemde rol van Prins en matroos niet alleen muzikaal hoge ogen gooit, maar eveneens overtuigt in het hem opgelegde karakter. Verder horen en zien we betrouwbare vertolkingen van de alt Renée Morloc als Jezibaba en de sopraan Annalena Persson als de Prinses, maar ik was niet echt onder de indruk van Myrtò Papatanasiu in de titelrol. Door de regie van Herheim liet deze Griekse sopraan zich inspireren tot een overtuigende weergave van een ongewoon karakter, maar voor de muziek van de 'echte' Rusalka klonk haar stem mij toch iets te scherp en te hoekig . Beeld en geluid van de door mij besproken Blu-ray uitgave is weer weinig aan te merken en de cameraploeg heeft deze soms verwarrende regie opmerkelijke helder in beeld gebracht. Beter was het misschien het werk niet te presenteren als een opera 'van Dvorák', maar 'naar Dvorák' met een synopsis die niet het libretto navertelt, maar het verhaal dat de regisseur verzonnen heeft. Of beter: beide, de ene versie voor wie de voorstelling op het beeldscherm meebeleeft en de andere voor wie alleen het geluid beluistert. index |
|