Componisten/werken Wolfgang Rihm (3)‘Kunst ist alterslos'
© Aart van der Wal, oktober 2024
|
||||||
Rihm heeft niet alleen als scheppend kunstenaar de computer nooit willen gebruiken. Wie met hem in contact wilde komen kon dat uitsluitend per telefoon, brief of fax. Op een vraag wat voor hem het componeren als handwerk betekende was zijn antwoord eenduidig: dat het in de kunst van het componeren niet meer betekende dan een metafoor en slechts diende om tot uitdrukking te brengen wat hij wilde bereiken en op adequate wijze weer te geven. Op de opmerking van de interviewer dat mediakenners al vanaf de jaren tachtig beweren dat het schrift spoedig door programmeercodes zal worden vervangen, was zijn reactie even eenduidig: dat die kenners waarschijnlijk niets van het componeren hadden begrepen. Het lijdt geen enkele twijfel dat Rihm, had hij nu nog geleefd, AI (kunstmatige intelligentie) als creatieve bron niet of nauwelijks waarde zou hebben toegekend, het mogelijk zelfs zou hebben verfoeid omdat deze ‘verworvenheid' in zijn beleving tegen alles indruiste waar hij als scheppend kunstenaar voor stond. Teloorgang Rihm zag het ook tijdens compositiewedstrijden: veel van de hem ter beoordeling aangereikte partituren droegen onmiskenbaar het 'handschrift' van de computer (Otto Ketting vertelde mij eens dat hij op slag kon zien dat de computer bij een compositie betrokken was geweest).
Handwerk Dat 'mit der Hand schreiben' betekende voor Rihm niet dat hij graag in zijn handgeschreven partituren ingreep door wegstuffen, overschrijven, overplakken, inkorten of invoegen. Er zijn incidenteel wel sporen van te vinden, maar in het algemeen geldt dat zijn manuscripten getuigen van een hoge mate aan netheid en zorgvuldigheid. De Weense dirigent en componist Johannes Kalitzke wees nog eens op een ander aspect van de handgeschreven partituur: dat correcties of verworpen passages daarin hun sporen achterlaten, hoe vaag soms ook, maar later wel voor zowel de componist als de geïnteresseerde musicoloog behulpzaam kunnen zijn, terwijl dat met door de computer gegenereerde partituren niet het geval is. In Ausgesprochen heet het:
Rihm heeft zijn leerlingen uitsluitend met het handschrift vertrouwd, wat mij dan op het onderwerp ‘Rihm als docent' brengt en dan met name zijn leerstoel compositie aan het conservatorium van Karlsruhe. Docent in Karlsruhe
Vruchtbaar ook in de zin van het bewaken van tradities naast het verkennen en ontwikkelen van nieuwe muzikale rolmodellen, ingebed in vernieuwende taal en esthetiek, maar ook het streven naar een zo hoog mogelijk pedagogiek niveau om aldus het pad te effenen voor nieuwe generaties van componisten. En waarin Rihm vanaf 1985 als opvolger van Eugen Werner Velte (1923-1984) een fundamentele rol heeft gespeeld. Idealistisch, ruimhartig, open-minded: het waren niet alleen de kernbegrippen aan het begin van zijn avontuur, maar daaraan wordt ook nu nog met volle overtuiging vastgehouden. Voor Velte ook als componist zijn levenswerk, voor Rihm een voortdurende bron van inspiratie maar ook kruisbestuiving. Vernieuwing Voor al die verschillende 'scholen' (die van Pierre Boulez in o.a. Parijs en Luzern alsmede de Ferienkurse in Darmstadt mogen er eveneens toe worden gerekend) gold en geldt dat er nooit sprake is geweest van een stilistische eenheidsworst. Dus ook geen starheid jegens welke traditie ook, maar een aanhoudende collectieve als individuele heroriëntatie, met als belangrijkste doel een 'open wereld waarin de meest uiteenlopende kunstuitingen optimaal kunnen gedijen.' Het klinkt in sommige oren misschien utopisch of anders wel gezwollen, maar dat doet aan het bewonderenswaardige uitgangspunt niets af. Wat die fascinerende ontwikkelingen aan het conservatorium van Karlsruhe eveneens duidelijk laten zien is dat zowel binnen als buiten het gegeven leerproces muzikale omwentelingen tijd en plaats (Karlsruhe) ver overstijgen. Omdat ze van nature zijn ingebed in iets dat veel omvattender is, veel verder reikt: maatschappelijk, sociaal, cultureel en wetenschappelijk. In die zin verschilt Karlsruhe niet van de Ars nova, Nuove musiche, twaalftoonstechniek, serialisme, minimalisme of welke nieuwe stroming ook. Terwijl ook in Karlsruhe de pertinente scheidslijn heerste tussen de hedendaagse en nieuwe muziek. De eerste verdraagt het compromis, de tweede niet. Dat toonde Schönberg trouwens al rond 1910 aan en wel zozeer dat zelfs ruim een eeuw later die muziek nog allerwegen bevreemding opwekt, danwel bewust wordt gemeden. Het deed tegelijkertijd de noodzaak ontstaan om al dat nieuwe evenzo nieuw te kanaliseren: er kwamen specifiek daarvoor opgerichte ensembles omdat de grote symfonieorkesten en dito operahuizen niet thuis gaven, dit repertoire links lieten liggen. Het leidde voorts tot speciale, op de nieuwe muziek gerichte festivals, met als de bekendste die in München (Musica Viva) en Donaueschingen. Tijdloos
Dat biedt en passant niet of nauwelijks ruimte aan een chronologisch samengestelde biografie of monografie. Of het uitdiepen van een scheppingsproces dat (veelal vermeende) levens- of stijlstadia omvat. Er is immers in Rihms visie geen grijpbare ordening naar creatie en tijd, maar is eerder sprake van een ondefinieerbaar vacuüm waarin absolute vrijheid heerst. Scheppingsperioden Al bij voorbaat een nogal hachelijke onderneming omdat we van bijvoorbeeld Beethoven weten dat de door de muziekwetenschap aanvaarde drie scheppingsperioden elkaar deels overlappen, van een naadloos op elkaar aansluiten geen sprake is. Waarbij nog mag worden aangetekend dat een scheppend, creatief kunstenaar zo ook niet denkt of werkt. Zelfs niet met kennis en ervaring achteraf. In het geval van Rihm geldt bovendien dat hij menig werk meerdere malen onder handen nam, menigmaal zelfs zo ingrijpend dat het leidde tot iets geheel nieuws. Er is niet of nauwelijks sprake van een cyclisch proces, daarentegen wel van een hoge mate aan continuïteit. Zo ontstond in de jaren tachtig Chiffre (het zevende deel werd in 1985 voltooid), en werkte Rihm in diezelfde periode aan Zeichen I – Doubles. Het achtste deel van Chiffre werd in maart 1988 afgerond toen hij met Zeichen inmiddels al drie ronden verder was, maar nu onder een nieuwe titel: Klangbeschreibung. ‘Work in progress' betekende voor Rihm iets anders dan voor Boulez: Rihm gebruikte oud materiaal voor het ontwerpen van geheel nieuwe structuren en texturen. Häuslers 'indeling' mag dus in zekere zin arbitrair worden genoemd, waar nog bijkomt dat hij Rihms vroege periode geheel buiten beschouwing heeft gelaten. Alleen al het orgelwerk dat in de tweede helft van de jaren zestig – zo ongeveer tussen Rihms vijftiende een negentiende levensjaar - ontstond had een kritische beschouwing zeker verdiend. Toen al was er immers sprake van de later zo overrompelende klankerupties, de bijna spontaan aandoende expressie en het magische ‘sotto voce', elementen die we in Rihms latere werk terug horen komen. Met bovendien de connotatie dat Rihm deze ‘jonge' orgelwerken nooit als ‘onbelangrijk' terzijde heeft geschoven. Niet veel later (1975) ontstond een belangrijk orkestwerk als Sub-Kontur, eveneens vroeg in zijn loopbaan als componist. Häusler definieert hij Rihms tweede scheppingsperiode als volgt:
Rihms derde en daarmee tevens laatste scheppingsperiode wordt door Häuser simpelweg samengevat als ‘gegenläufige Entwicklungsstränge'. Het fungeert als nietszeggende verzamelnaam voor wat scheppende kunst in het algemeen is of kan zijn. Wellicht minder nietszeggend: Rihms composities hebben een hoog verkennend karakter. Veel ervan zijn niet meer dan tussenstadia, schakels in een lange keten. Gedachtenstromen die zich ontwikkelen tot concepten, niet onderhevig aan welk verankerd systeem ook. Invallen worden ogenblikkelijk genoteerd of ze worden gelijk al in de partituur waaraan hij werkt verankerd. Klik hier voor de vorige en hier voor de volgende aflevering. ___________________ index |
||||||