Componisten/werken Over Heinrich Schütz (2)
© Gerard van der Leeuw, januari 2025
|
||||||||||||||||||||||||||||
Een open deur hoef je natuurlijk niet in te trappen, maar ik doe dat toch maar: zonder Heinrich Schütz had de muziekgeschiedenis er heel anders uitgezien. Het is immers Schütz die de Italiaanse monodie (begeleide eenstemmigheid) en dubbelkorigheid naar Duitsland heeft gebracht. En je hoeft maar naar Bachs Matthäus-Passion te luisteren om te beseffen welke gevolgen dat heeft gehad. Heinrich Schütz werd op 8 october 1585 geboren in Köstritz, waar in zijn geboortehuis sinds 1985 een Schütz-museum is gevestigd. Zowel zijn vader als grootvader waren herbergiers en zijn grootvader schijnt nog iets te maken hebben gehad met het nog altijd gebrouwen beroemde Köstritzer schwarz-bier. Lang heeft Schütz niet in Köstritz gewoond: in 1590 verhuisde de hele familie Schütz naar Weißenfels, een stad aan de Via Regia en dus alleen al daarom interessant voor een herbergier. Vader Schütz dreef hier het Gasthaus zum Goldenen Ring. En het was hier dat in 1599 landgraaf Moritz van Hessen-Kassel ‘der Gelehrte' de jonge Schütz hoorde zingen. En dat had grote gevolgen. Moritz (1572-1632) was niet de eerste de beste. Een echte uomo universale: hij sprak zo'n acht talen, had grote interesse in alchemie, was de oprichter van het Collegium Mauritianum (1) en de Kasseler Landesbibliothek, tekende, bespeelde diverse instrumenten waaronder de luit, vertaalde klassieke tragedies, hield van feesten, had verstand van architectuur en toneel en verkeerde op goede voet met keizer Rudolf II. En was, last but not least, een zeer vaardig componist en een niet al te handig politicus. Moritz wist - na het nodige aandringen - de ouders van Schütz ertoe te bewegen de opleiding van hun zoon aan hem over te laten. Schütz zong in zijn hofkapel, studeerde aan het Collegium Mauritianum en een blauwe maandag rechten aan de universiteit van Marburg, en kreeg toen van Moritz, samen met o.a. de nu totaal vergeten latere hofkapelmeester Christoph Cornett (1580-1635) een stipendium om in Venetië muziek te studeren bij Giovanni Gabrieli. En zo vertrok Schütz in 1609 naar Venetië. Giovanni Gabrieli (ca. 1555-1612), een neef van Andrea Gabrieli Een belangrijk onderdeel van de lessen van Gabrieli is ongetwijfeld het leren componeren van een madrigaal geweest. Een ideale leerschool: je leerde de fijne kneepjes van zowel het Italiaans, als het contrapunt. En leerde tegelijkertijd je fantasie vorm te geven middels het toepassen van de regels van de retorica. En gaf al doende vorm aan de muziek van de vroegbarok. Het opus 1 van Schütz is dan ook een bundel Italiaanse madrigalen. Ook andere leerlingen schreven tijdens hun leertijd bij Giovanni Gabrieli een dergelijke bundel, waaronder de Denen Hans Nielsen (1606) en Mogens Pedersøn (1608) en de Duitsers Johann Grabbe (1609) en Christoph Klemsee (1613). (2) Geheel volgens de traditie gebruikt Schütz maniëristische teksten van o.a. Battista Guarini ( Il pastor fido ), en de ook door Constantijn Huygens zeer bewonderde Giambattista Marino. Teksten vol hartstocht, liefdesverdriet en retorische tegenstellingen: oorlog/vrede; haat/liefde; vreugde/smart. Muzikaal gesproken zitten deze werken bij al het contrapuntisch vernuft vol madrigalismen: dissonanten en chromatiek op woorden als morire , sterven; snelle loopjes op een woord als fuggire, vluchten; een retorische pauze in een woord als sospir, zucht: so ….. spir. Al deze verworvenheden zal Schütz later ook in zijn Duitstalige kerkmuziek toepassen. Het laatste, negentiende madrigaal, is feitelijk geen madrigaal, maar een dubbelkorige, achtstemmige hommage. De tekst is van Schütz zelf:
Een dubbel eerbetoon: zowel aan zijn weldoener Moritz, als Klik hier voor de vorige aflevering _________________ index |
||||||||||||||||||||||||||||