CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, september 2011

 

 

Weinberg: Symfonie nr. 3 op. 45 –
Suite nr. 4 uit het ballet ‘The golden key’ op. 55d

Gothenburg Symphony Orchestra o.l.v. Thord Svedlund

Chandos CHSA 5089 • 50' • (sacd)

 

 

 


Over de spelling van zijn naam heerst een Babylonische spraakverwarring: Weinberg, Vajnberg, Wainberg, Vajnberg, Wajnberg, Vaynberg, je kunt ze allemaal tegenkomen. De Zweedse musicoloog Per Skans, die in 2005 een gezaghebbende biografie over deze componist publiceerde, bekent ook zelf daaraan te hebben bijgedragen door in zijn redactionele werk voor het label Olympia de naam Vajnberg te gebruiken. Skans is nu van mening dat de correcte spelling Weinberg moet zijn. Dat was de naam die de familie voerde in Polen, waar Weinberg werd geboren en de eerste twintig jaren van zijn leven woonde.De muziekencyclopedie New Grove, die in de gedrukte editie nog de spelling Vaynberg hanteerde is inmiddels in haar online editie ook overgegaan op Weinberg.

Mieczyslaw Weinberg was van joodse afkomst en werd geboren in 1919 te Warschau, waar zijn vader violist en kapelmeester was bij het Jiddische theater. De jonge Metek – zijn koosnaam – speelde al vanaf zijn tiende piano in dat orkest. Weinberg bezocht het Conservatorium van Warschau en studeerde in 1939 af. Toen de Duitsers Polen annexeerden vluchtte de jonge Weinberg de oostelijke grens over en landde in Minsk, waar hij compositie studeerde bij een leerling van Rimski-Korsakov. Na de Duitse inval in Rusland vluchtte hij opnieuw, ditmaal naar Tasjkent. Daar leerde hij twee mensen kennen die een belangrijke rol in zijn leven zouden spelen: zijn toekomstige vrouw, dochter van de beroemde joodse acteur Solomon Mikhoels, en Dimitri Sjostakovitsj. Een levenslange vriendschap verbond hem met deze componist, die er voor zorgde dat hij zich in 1943 in Moskou kon vestigen. Weinberg had het verschrikkelijk moeilijk onder de antisemitische terreur van Stalin, maar toen hij in 1953 werd gearresteerd werd hij door het lot een handje geholpen: een maand na zijn arrestatie overleed de dictator en op voorspraak van Sjostakovitsj kwam hij weer vrij.

Weinberg stond zich erop voor dat hij een leerling van Sjostakovitsj was zonder bij hem gestudeerd te hebben. Zijn idioom lijkt op het eerste gehoor inderdaad als twee druppels water op dat van zijn vriend en weldoener. De Russische musicoloog Alexander Ivasjkin is van mening dat dat schadelijk zou zijn voor de reputatie van Sjostakovitsj. Sjostakovitsj zelf was van mening dat bij zorgvuldige beluistering de werken van Weinberg een onmiskenbaar eigen stemgeluid hebben. De beide mannen woonden bij elkaar in de buurt en hadden dagelijks contact. Van het schrijven van strijkkwartetten maakte Weinberg een soort wedstrijd: zodra Sjostakovitsj er eentje had voltooid kwam hij ook met een nieuw kwartet op de proppen. Zeventien strijkkwartetten waren het gevolg.

De symfonicus Weinberg heeft een flinke stapel partituren nagelaten, waarbij de classificatie symfonie, sinfonietta en kamersymfonie kriskras door elkaar lopen. De teller in de New Grove Encyclopedia registreert 21 symfonieën, vier kamersymfonieën en twee sinfonietta’s. De discografische vastlegging verloopt ook niet zonder verwarring, met een halverwege onderbroken cyclus op het label Olympia, enige uitgaven op Melodiya en Russian Disc, en last but not least een beoogde integrale op het label Chandos die langzaam maar zeker gestalte krijgt. Gabriel Chmura en ‘zijn’ orkest in Katowice tekenden voor ‘Symphonies Vol. 1, 2 & 3’, verschenen tussen 2003 en 2006 – met respectievelijk de symfonieën nr. 5, nr. 2 en nr. 14 & 16 (en waar nodig aanvullend repertoire). Daarna was het even stil en verscheen in 2008 een cd met soloconcerten door een nieuw gezelschap: het Gothenburg Orchestra onder Thord Svedlund (klik hier voor de recensie) . Zij namen ook het stokje over in de registratie van de symfonieën. In 2010 verschenen de nummers 1 en 7 (klik hier). De nieuwste aflevering komt eveneens uit Gothenburg, met de Derde symfonie en een balletsuite – Chandos rept niet meer over Vol. 4 en 5.

Weinberg droeg zijn Eerste symfonie (1942) op aan het Rode Leger, dat zijn leven had gered. Die symfonie heeft alle kenmerken van een ambitieus jeugdwerk. In de Tweede (1946) beperkt de componist zich in de bezeting tot een strijkorkest. Dat maakt van de Derde zijn eerste volwassen symfonie. Ze is een direct gevolg van de politieke gebeurtenissen van 1948, die verdragende gevolgen zouden hebben voor de carrières van Sjostakovitsj, Prokofjev, Katsjatoerjan, Miaskovski en ook Weinberg. Partijsecretaris Andrej Zjdanov vaardigde in februari 1948 zijn beruchte decreet uit tegen het westerse formalisme, dat naar zijn oordeel een funeste invloed zou hebben op de patriottische cultuur. De beschuldigde partijen trokken het boetekleed aan en schreven muziek die decennia later in het ‘formalistische westen’ furore zou maken. Het kan verkeren.

Weinberg kon natuurlijk niet achterblijven, maar zijn Derde symfonie, gecomponeerd tussen 1949 en 1950, verdween na een paar repetities geruisloos van de lessenaars. Pas tien jaar later, en na de nodige revisies, kwam het werk tot klinken. Ironisch genoeg kiest Weinberg zijn rolmodellen in de beide Vijfdes van Sjostakovitsj en Prokofjev, werken die al vele jaren eerder ontstonden na hevige kritiek vanuit ‘de partij’. Het resultaat is redelijk voorspelbaar: Russische en Poolse folklore vormen het basismateriaal van een vierdelig werk dat aan alle voorwaarden van kameraad Zjdanov voldoet.

Het ballet The golden key (het gouden sleuteltje) speelt zich af in de wereld van het marionettentheater. Pinocchio en Petrouchka zijn literaire en muzikale rolmodellen. Ook hier stuitte Weinberg op problemen: de originele partituur uit 1954/5 kwam pas in 1962 tot klinken, na ingrijpende revisies. Weinberg combineerde delen uit de oorspronkelijke zowel als de gereviseerde versie tot een viertal suites. De eerste drie vonden hun weg op het label Olympia, samen met drie deeltjes uit de vierde suite. Dat juist de vierde Suite incompleet bleef is vast toeval, maar dat betekent wel dat deze nieuwe opname van de complete Vierde Suite voor de verzamelaar als geroepen komt. Het idioom laat zich vergelijken met het sprookjesballet ‘Assepoester’ van Prokofjev. Jammer dat de ongebruikte resterende ruimte van deze schijf niet aan nog een of twee Suites is besteed. Nu komen we er met vijftig minuten enigszins bekaaid van af.

Mieczyslav Weinberg wordt vaak genoemd als de derde belangrijke toondichter in het Sovjet-rijtje Sjostakovitsj – Prokofjev. Of dat waar is, weten we nog lang niet. Wat we wel weten is dat Chandos hier een unieke daad stelt door het levenswerk van deze levenslang opgejaagde doorzetter te ontsluiten. Ook in deze vijfde aflevering worden uitstekende interpretaties ondersteund door prachtige opnamen en een zorgvuldige annotatie. Volume 6, please!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links