CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, juli 2010

 

 

Weinberg: Symfonie nr. 1 in g, op. 10 –
Symfonie nr. 7 in C, op. 81.

Gothenburg Symphony Orchestra o.l.v. Thord Svedlund.

Chandos CHSA 5078 • 69' • (sacd)

 

 

 


Over de spelling van de naam van deze componist heerst een Babylonische spraakverwarring: Weinberg, Vajnberg, Wainberg, Vajnberg, Wajnberg, Vaynberg, je kunt ze allemaal tegenkomen. De Zweedse musicoloog Per Skans, die in 2005 een gezaghebbende biografie over deze componist publiceerde, bekent ook zelf daaraan te hebben bijgedragen door in zijn redactionele werk voor het label Olympia, stelselmatig de naam Vajnberg te gebruiken. Hij baseerde zich op het gerucht dat de componist een hekel had aan de spelling Weinberg vanwege de Duitse bijsmaak. Skans is nu van mening dat de correcte spelling toch Weinberg moet zijn, omdat dat de naam was die de familie voerde in Polen, waar Weinberg werd geboren en de eerste twintig jaren van zijn leven woonde. De muziekencyclopedie New Grove, die in de gedrukte editie nog de spelling Vaynberg hanteerde is inmiddels in haar online editie ook overgegaan op Weinberg.

Mieczyslaw Weinberg was van joodse afkomst en werd geboren in 1919 te Warschau, waar zijn vader violist en kapelmeester was bij het jiddische theater. De jonge Metek – zijn koosnaam – speelde al vanaf zijn tiende de piano in het orkest. Weinberg bezocht het Conservatorium van Warschau en studeerde in 1939 af. Toen de Duitsers Polen annexeerden vluchtte de jonge Weinberg de oostelijke grens over en landde in Minsk, waar hij compositie studeerde bij een leerling van Rimski-Korsakov. Na de Duitse inval in Rusland vluchtte hij opnieuw, ditmaal naar Tasjkent. Daar leerde hij twee mensen kennen die een belangrijke rol in zijn leven zouden spelen: zijn toekomstige vrouw, dochter van de beroemde joodse acteur Solomon Mikhoels, en Dmitri Sjostakovitsj. Een levenslange vriendschap verbond hem met deze componist, die er voor zorgde dat hij zich in 1943 in Moskou kon vestigen. Weinberg had het verschrikkelijk moeilijk onder de antisemitische terreur van Stalin, maar toen hij in 1953 werd gearresteerd werd hij door het lot een handje geholpen: een maand na zijn arrestatie overleed de dictator en op voorspraak van Sjostakovitsj kwam hij weer vrij.

Weinberg stond zich erop voor dat hij een leerling van Sjostakovitsj was zonder bij hem gestudeerd te hebben. Zijn idioom lijkt oppervlakkig gehoord inderdaad als twee druppels water op dat van zijn vriend en weldoener. De Russische musicoloog Alexander Ivasjkin is van mening dat dat schadelijk zou zijn voor de reputatie van Sjostakovitsj. Sjostakovitsj zelf was van mening dat bij zorgvuldige beluistering de werken van Weinberg een onmiskenbaar eigen stemgeluid hebben. De beide mannen woonden bij elkaar in de buurt en hadden dagelijks contact. Van het schrijven van strijkkwartetten maakte Weinberg een soort wedstrijd: zodra Sjostakovitsj er eentje had voltooid kwam hij ook met een nieuw kwartet op de proppen. Zeventien strijkkwartetten waren het gevolg.

De symfonicus Weinberg heeft een flinke stapel partituren nagelaten, waarbij de classificatie symfonie, sinfonietta en kamersymfonie kriskras door elkaar lopen. De discografische vastlegging is ook niet zonder verwarring, met een halverwege onderbroken cyclus op het label Olympia, enige uitgaven op Melodya en Russian Disc, en last but not least een serie op het label Chandos die langzaam maar zeker gestalte krijgt. Gabriel Chmura en ‘zijn’ orkest in Katowice tekenden voor ‘Symphonies Vol. 1, 2 & 3’, verschenen tussen 2003 en 2006. Daarna was het even stil en verscheen een cd met soloconcerten door een nieuw stel uitvoerenden: het Gothenburg Orchestra onder Thord Svedlund (klik hier). Diezelfde musici vinden we ook terug op deze nieuwe uitgave van de symfonieën 1 en 7, overigens niet geafficheerd als Vol. 4.

Weinbergs Eerste symfonie is opgedragen aan het Rode Leger. Gezien het jaar van ontstaan, 1942, ligt dat voor de hand: hij dankte zijn leven aan de Russische soldaten - de rest van zijn familie was inmiddels uitgemoord. Bovendien had Sjostakovitsj zijn vaderlandslievende Vijfde en Zevende net voltooid en wilde Weinberg natuurlijk niet achterblijven. Toch heeft de Eerste van Weinberg, ondanks de opdracht, verrassend weinig van doen met de patriottische aspecten van Sjostakovitsj’ war horses. Ook heeft het werk bij lange na niet de geniale trekken van de eersteling van Sjostakovitsj uit 1924. Wat wel opvalt is contrapuntisch talent, in navolging van een ander rolmodel: Sergej Taneyev.

In 1955 richtte Rudolf Barshai, de altist van het befaamde Borodin Kwartet, een nieuw orkest op: het Moskous Kamerorkest. Een horde Russische componisten schreven werken voor de nieuwe formatie, waaronder Sjostakovitsj (Symfonie nr. 14) en uiteraard ook Weinberg. In 1964 presenteerde hij zijn Zevende symfonie, opgedragen aan Barshai, voor een bezetting van strijkers en klavecimbel. Het klavecimbel wordt niet concertant ingezet, maar vervuld de functie van bindmiddel: een langzame sarabande leidt het eerste deel in en komt als een soort motto nog tweemaal terug. Maar het wordt ook gebruikt voor exotische effecten – in het laatste deel zorgen snelle repeterende nootjes voor een mandoline-effect.

Dit is bepaald geen gemakkelijke muziek om te spelen; met name de hoge strijkersliggingen in de Zevende symfonie vereisen een uiterst zorgvuldige voorbereiding. Dirigent Svedlund, zelf voortgekomen uit de strijkersgelederen van het orkest van Gothenburg, heeft kennelijk meer dan voldoende praktijkervaring opgedaan om zijn collega’s tot voortreffelijk orkestspel te motiveren. Het uitstekende opnameteam doet de rest.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links