CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, augustus 2009

 

 
 

Schmidt: Complete orgelwerken deel 2

Choralvorspiel 'Der Heiland ist erstanden' - Vier kleine Präludien und Fugen - Choralvorspiel zu Joseph Haydn's 'Gott erhalte'.

Fantasie und Fuge D-Dur - Präludium und Fuge A-Dur - Zwei Zwischenspiele aus dem Oratorium 'Das Buch mit sieben Siegeln' - Toccata und Fuge As-Dur.

Martin Schmeding op het Sauer-orgel van de Dom te Bremen (D).

Deel 2: Ars 38.022 • 72' • (sacd)

Deel 3: Ars 38.032 • 68' • (sacd)

 

 

 

 


De Oostenrijkse componist Franz Schmidt (1874-1939) schrijft in zijn autobiografie (manuscript): 'De muziek is via het kerkorgel mijn ziel binnengetreden. De piano op zich interesseerde me weinig; het was er mij slechts aan gelegen om daarop het orgel na te bootsen, wat ik dan ook onophoudelijk deed.' Als zijn muziekleraar op zondag in de Dom van Pressburg het orgel bespeelde mocht de zevenjarige Franz naast hem op de orgelbank zitten. Naast de pianolessen die hij aanvankelijk van zijn moeder -'mijn beste lerares'- en later van een professionele leraar ontving, gaf zijn vader hem toestemming om orgel te studeren bij een Franciscaner geestelijke, Pater Felizian. Schmidt zou later over hem zeggen: 'Alleen aan Felizian heb ik het te danken dat ik het toelatingsexamen voor Bruckners contrapuntklas aan het Weense Conservatorium rimpelloos heb gehaald'. Hoewel de jonge Franz een briljant pianist was koos hij niet voor een virtuozenloopbaan, maar studeerde hij naast zijn theoretische vakken aan het conservatorium cello. Na zijn studie werd hij orkestlid van de Wiener Philharmoniker - op 21-jarige leeftijd - waar hij vijftien jaar werkzaam bleef, en dank zij een ruzie met Gustav Mahler de positie van solocellist op een haar na misliep.

De ontwikkeling van Schmidt als componist verliep voorspoedig, maar pas nadat hij twee symfonieën en twee opera's had voltooid, kwam het orgel weer in beeld. Hij verklaarde dat als volgt: 'Door mijn symfonieën en andere werken waarin ik mij uitsluitend heb bezig gehouden met grote orkestbezettingen, geloof ik dat ik [....] voldoende vooruitgang heb geboekt om mij te wagen aan een werk voor de Koningin der Instrumenten'. Het werk in kwestie was 'Fantasie und Fuge D-Dur', voltooid in 1924. Al in 1916 was Schmidt begonnen aan een groot orgelwerk dat de bouwstenen zou leveren voor zijn tweede opera, Fredegundis, de 'Variationen über ein eigenes Thema'. Die zijn te beluisteren op deel 1 in deze serie, op ARS 38.012 (klik hier).

Het is op zich al opmerkelijk dat een componist die zelf geen organist van professie is zich zo intensief met het instrument bezighoudt. Maar daarnaast is een opvallende eigenschap van het grote oeuvre dat Schmidt voor het orgel naliet ook nog eens de kolossale omvang van de individuele werken en zijn neiging om 'kleinere' werken - vaak tussen de tien en vijftien minuten in lengte! - te groeperen tot een grotere eenheid. Getuige de 'Vier kleine Choralvorspiele' en de 'Vier kleine Präludien und Fugen'. Een derde afwijkende karakteristiek is dat zijn orgelwerken vrijwel zonder uitzondering hun premières beleefden in concertzalen, niet in kerken. Ondanks de soms misleidende titel  'Choralvorspiel' zijn ze niet bedoeld voor de eredienst. Het zijn volbloed concertwerken.

De orgellessen die de jonge Franz volgde bij Pater Felizian vonden plaats in de kerk van het Franciscaner Klooster. Het orgel dat daar stond was gebouwd door een leerling van Silbermann, en de liefde die Schmidt voor dit instrument koesterde droeg hij een leven lang met zich mee. 'Haar geluid was zo onbeschrijflijk mooi en van zulk een unieke zilverglans, dat ik mij er nauwelijks van kon losmaken en hele dagen op dit orgel doorbracht. Ik heb nergens en nooit een vergelijkbaar instrument gevonden. Felizian had zeker gelijk toen hij twintig jaar later opmerkte dat hij deze orgelklank in mijn orkestwerken terughoorde'.

Schmidt had niets op met de moderne 'symfonische' orgels die door de Duitse bouwers Sauer en Walcker werden gebouwd, en voorzien waren van hulpmiddelen die orkestrale effecten bewerkstelligden: zwelkasten, rolzwellers om een generaal crescendo te kunnen maken en wat dies meer zij. Hij hield onomstotelijk vast aan het traditionele instrument met zijn terassendynamiek en zijn doorzichtige klank. Als een werk van hem dan toch op zo'n modern monster gespeeld moest worden, dan 'moet de organist om te beginnen al die belachelijke en smakeloze voorzieningen uitschakelen, die het orgel tot een Orchestrion hebben verlaagd, als daar zijn: jalouziezwellers, Fernwerk, klokkenspel en dergelijke. Tongwerken mogen alleen op de daartoe aangegeven plekken ingeschakeld worden en alleen dan als ze niet ordinair klinken'. Terzijde: een Fernwerk is een deel van het orgel dat op flinke afstand van het hoofdinstrument (verdekt en klinkend via een buisverbinding) opgesteld staat, en zo een 'hemels' effect geacht wordt voort te brengen. Het Walcker-orgel dat nu in Doesburg staat had in zijn oorspronkelijke opstelling in Rotterdam zo'n Fernwerk; in Doesburg staat het helaas gewoon in de hoofdkas.

In zijn componeren voor het orgel baseert Schmidt zich vierkant op de oude meesters uit de Noord-Duitse barok, zoals Buxtehude en Pachelbel. Grote werken als de Fantasie und Fuge in D volgen de Noord-Duitse vijfdelige toccata-opbouw, waarbij twee fuga's ingeklemd zitten tussen drie toccata-blokken. Op die manier ziet Schmidt kans om een kolossaal werk van bijna een half uur onder te brengen in een overzichtelijke structuur.

Met het begrip 'Choralvorspiel' springt Schmidt in het geval van 'Der Heiland ist erstanden' erg vrij om. Dit is geen koraalvoorspel, maar eerder een koraalfantasie of zelfs een koraalpartita, duidelijk gestructureerd in vijf variaties. De première klonk via de Oostenrijkse Omroep op Stille Zaterdag 1934, vanuit de Musikverein in Wenen. Het Choralvorspiel over Joseph Haydn's 'Gott erhalte' - het Oostenrijkse vokslied en later het infame 'Deutschland über alles' - is alweer geen koraalvoorspel, maar een koraalfantasie in variatievorm die begint met een nauwelijks herkenbare vorm van het thema om tenslotte te eindigen in een stralend koraal. Ook dit werk was een opdracht van de Oostenrijkse Omroep.

De 'Vier kleine Präludien und Fugen' vormen een cyclische compositie die in zijn geheel een suite of zelfs een symfonie genoemd zou kunnen worden. Het Preludium in Es opent als een statige gepuncteerde Franse ouverture, gevolgd door een nobele fuga. Het nostalgische Preludium in c mineur laat de bitterzoete Magyaarse klanken horen die in zoveel van Schmidt's werk doorklinken - denk aan het tussenspel uit de opera Notre Dame. Het speelse Preludium in G en de dartele bijbehorende Fuga vormen het 'Scherzo'. Het opstormende Preludium in D en de machtige Fuga werden door Schmidt opnieuw verwerkt in het Hallelujah-koor van zijn 'Buch mit sieben Siegeln'.  

Präludium und Fuge A-dur wordt ook wel het Weihnachts Präludium genoemd, vanwege de toegevoegde titel Pastorale. Preludium en Fuga zijn op één en hetzelfde thema gebouwd, een schitterende melodie die je nog lang blijft achtervolgen. Waarom dit werk geen vast bestanddeel is van het orgelconcertrepertoire is raadselachtig. Aan de lengte kan het niet liggen: voor deze keer heeft Schmidt zich ingehouden, bij Schmeding stopt de teller net onder de dertien minuten.

Schmidt's oeuvre voor orgel valt in twee groepen uiteen. Toppunt van de eerste groep is de monumentale Chaconne in cis mineur (opgenomen in deel 1). De tweede groep, geschreven na 1934, bestaat uit drie werken: Choralvorspiel 'Der Heiland ist erstanden', Weihnachtspastorale en Toccata und Fuge As-Dur, zijn laatste orgelwerk. Dat is naast de Chaconne een tweede hoogtepunt, weer gemodelleerd naar de Noord-Duitse barok, maar nu met een tot het uiterste doorgevoerde chromatiek. Nog één stapje en een fuga op twaalf tonen is een feit. Fascinerend.

De twee tussenspelen uit 'Das Buch mit sieben Siegeln' (klik hier) zijn geen zelfstandige orgelwerken, maar ze mogen uiteraard niet ontbreken in een complete opname. Wat ons in het volgende deel nog te wachten staat? Präludium und Fuge Es-Dur, met meer dan een half uur de Olympus onder Schmidt's orgelwerken.

Martin Schmeding heeft met deze integrale gekozen voor een instrument dat in geen enkel opzicht voldoet aan Schmidt's ideale orgel. Een uitstapje naar het Müller orgel in Haarlem of het Silbermann orgel in Freiberg zou voor de hand hebben gelegen. Toch is de keuze voor het Sauer orgel in de Dom van Bremen zo gek nog niet. Schmeding heeft - indachtig aan de instructies van de meester - alle toeters en bellen uitgeschakeld, en komt zo tot een interpretatie die in alle opzichten volledig overtuigt. De Dom van Bremen heeft uiteraard een nagalm waar je u tegen zegt. Dat betekent dat het klankbeeld in de snellere passages - bijvoorbeeld het openingsdeel van de 'Vier kleine Präludien und Fugen' - de neiging vertoont om dicht te lopen. Schmidt was zich daarvan terdege bewust: in een brief aan zijn vriend Franz Schütz, die bijna al zijn orgelwerken ten doop hield, schreef hij naar aanleiding van een concert in de Dom van Linz: 'Das Nachhallen macht, mir wenigstens, gar nichts. Es ist ja begreiflich, das man eine Musik verzweifelt, die anstatt der sauber vorgestellte und gut durchdachten chromatischen Durchgänge sich als unverständliche, übelklingender Brei offenbart. Für mich ist es ein grosser Unterschied, ob eine undeutlichkeit durch Überschneidungen als Folge der akustischen Summationen im leeren Raum entsteht oder vor allem Anfange an durch schlechte Artikulation da ist....... Der zweite Fall ist ein unheilbahrer Geburtsfehler des Instrumentes, während man sich auf dem ersten 'einhöhren' kann.

Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat er van een oeuvre van deze importantie meerdere opnamen voorhanden zijn. Niets is minder waar. De enige integrale werd tot op heden in 1988 gemaakt door Andreas Juffinger op het Klais-orgel van de Jesus-Christus-Kirche te Berlijn, een neo-barokke affaire compleet met spugende labialen. Op het eerste gezicht een prima keuze, maar bij beluistering een vergissing. Orgel, organist en componist hebben niets met elkaar gemeen. Over details wordt heengespeeld en van enige romantische - en dat is deze muziek toch echt wel - diepte is geen sprake.

Voorlopig heeft Martin Schmeding het veld alleen en het is dan ook te hopen dat deel vier niet al te lang op zich zal laten wachten.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links