CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, september 2016

 

Bach: Toccata BWV 910 in fis - BWV 911 in c - BWV 912 in D - BWV 913 in d - BWV 914 in e - BWV 915 in g - BWV 916 in G

Alessandro Deljavan (piano)

Piano Classics PCL0099 • 74' •

Opname: augustus 2015, Saletta Acustica Eric James, Bassano del Grappa (I)

   

Toccata komt van het Italiaanse woord toccare, dat aanraken betekent in vele gradaties, van tasten tot slaan. De Toccata ontstond in de zestiende eeuw in Venetië, als improvisatie ter inleiding van genoteerde muziek om instrument en speler op te warmen. Uiteraard verschenen er allengs genoteerde Toccata's, met die van Gabrieli en Monteverdi voorop. Claudio Merulo (1533-1604) maakte als belangrijkste organist van zijn tijd van de Toccata een volwassen instrumentaal genre. Vanuit Venetië stak de Toccata over naar Zuid-Duitsland. Daar schreef Georg Muffat (1653-1704) zijn Apparatus musico-organisticus, een collectie van twaalf toccata's - ik heb ze hier besproken. In Noord-Duitsland waren het vooral Johann Jakob Froberger (1616-1667) en Dietrich Buxtehude (1637-1707) die de Toccata tot hun uiteindelijke volwassen vorm ontwikkelden. Een aaneenschakeling van virtuoze passages, afgewisseld met contemplatieve momenten en altijd afgesloten met een forse fuga. Er werd ook een noemer voor het genre bedacht: de stylus phantasticus.

In 1705 voelde de twintigjarige Johann Sebastian Bach de dwingende behoefte om zijn beroemde vakgenoot Buxtehude op te zoeken in Lübeck. Hij was al twee jaar bezoldigd organist en wilde zijn muzikale horizon verbreden. In de herfst van dat jaar kreeg hij vier weken verlof van het kerkbestuur en vertrok te voet - Lübeck ligt 200 kilometer verderop. Hij bleef tot grote consternatie van zijn werkgevers vier maanden weg, en in het Protokoll des Konsistoriums Arnstadt van 21 februari 1706 valt te lezen dat "Er sey zu Lübeck geweßen umb daselbst ein und anderes in seiner Kunst zu begreiffen." Het leverde hem een forse reprimande, en de muziekgeschiedenis een forse impuls op.

Wat de jonge Bach daar opgestoken heeft moet zijn weerslag gevonden hebben in de zeven Toccata's die hij in de daaropvolgende jaren schreef. Ze zijn in Schmieders Bach Werke Verzeichnis gebundeld onder de nummers BWV 910-916. Daaruit kan de indruk ontstaan dat we hier met een cyclus te maken hebben, maar dat is beslist niet het geval. Het zijn zeven losse werken waarvan geen enkel handschrift bewaard is gebeleven. Dat ze overgeleverd zijn is te danken aan de vele afschriften die door leerlingen van Bach vervaardigd zijn, en die dus onderling behoorlijk kunnen verschillen. Ze zijn geconcipiëerd voor een éénmanualig instrument, speelbaar op klavecimbel, orgel en met een beetje inschikken clavichord. Dat Bach deze jeugwerken tijdens zijn leven links heeft laten liggen is gezien zijn latere compositorische ontwikkeling niet zo verwonderlijk, maar waar we ons wel over mogen verbazen is dat de eerste gedrukte uitgaven pas verschenen in 1801 - bijna honderd jaar na ontstaan.

De discografische geschiedenis van de Toccata's kwam voorzichtig op gang met de herontdekking van het klavecimbel - met Wanda Landowsksa in de voorhoede. Maar vooral sinds de opkomst van de cd zijn er legio opnamen verkrijgbaar van de volledige serie. Pianisten hebben vooral de krenten uit de pap gehaald, met voorop de Toccata in c-klein, jarenlang een vast bestanddeel van het repertoire van Martha Argerich en Sviatoslav Richter. In mijn zoektocht naar grote pianisten in dit repertoire stuitte ik op een 'vergeten' naam. Samuil Feinberg (1890-1962) was een Russische componist en pianist met een grote liefde voor Bach, getuige zijn vele transcripties. Op youtube zijn twee opnamen te beluisteren, de Toccata's BWV 911 in c en BWV 912 in D; de opnamen dateren uit 1961. Iedereen die Bach op de piano een warm hart toedraagt moet hier een keer naar luisteren. Natuurlijk zijn er de bekende maniërismen, met het automatisch vernellen in rappe tempo's voorop. Maar van de poëzie en vooral het onwaarschijnlijk minutieuze gevoel voor timing in bijvoorbeeld het Adagio van BWV 912 krijg je vanzelf een brok in de keel.

Het lijkt niet eerlijk om van Feinberg en Argerich over te stappen naar de jonge Italiaanse pianist Alessandro Deljavan, maar dat valt reuze mee. Om te beginnen is het speelveld voor pianisten in dit repertoire veel beperkter. Maar weinigen hebben zich gewaagd aan een integrale opname, en degenen die wel durven zijn veelal net als Deljavan van een jongere generatie en nog niet in het bezit van een wereldreputatie. Wat we als luisteraar in dit repertoire nodig hebben is een betrouwbare weergave van deze boeiende werken. Daarbij speelt vooral inzicht èn fantasie van de speler een hoofdrol - technisch kunnen mag men tegenwoordig als vanzelfsprekend beschouwen. De luisteraar die kiest voor een uitvoering op klavecimbel kan heel goed terecht bij Bob van Asperen - de bespreking van Aart van der Wal vindt u hier. Alessandro Deljavan geeft een overtuigend beeld van deze partituren op de piano, waarbij vooral van belang is dat hij de muziek voor zichzelf laat spreken. Geen onnodige extra's die na de tweede keer luisteren gaan vervelen, wel smaakvolle omgang met die momenten waarop Bach duidelijk van de interpreet verwacht dat hij zijn fantasie gebruikt. Een van die momenten is het verstilde Adagio van BWV 916, waarin Deljavan in ragfijne versieringen blijk geeft van een diep begrip voor de poëzie die de jonge Johann Sebastian zocht in de stylus phantasticus.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links