Wagner: Parsifal
Evgeny Nikitin (Amfortas), Dimitri Ivashchenko (Titurel), Franz-Josef Selig (Gurnemanz), Christian Elsner (Parsifal), Eike-Wilm Schulte (Klingsor), Michelle DeYoung (Kundry, Stimme aus der Höhe), Clemens Bieber, Tuomas Pursio (Gralsritter), Olivia Vermeulen, Ulrike Schneider, Michael Smallwood, Timothy Fallon (Knappen), Julia Borchert, Martina Rüping, Lani Poulson, Sophia Kluβmann, Olivia Vermeulen, Ulrike Schneider (Blumenmädchen), Rundfunkchor Berlin, Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin o.l.v. Marek Janowski
Pentatone PTC 5186 401 (4 sacd's)
Opname: Berlijn, 8 april 2011
Het eerste wat opvalt bij deze nieuwe Parsifal, is de frisse,
moderne aanpak van Marek Janowski. Zeker na de ietwat conservatieve,
breed uitwaaierende verklankingen van Der fliegende Holländer
(recensie) en Die Meistersinger
von Nürnberg (recensie)
verrast hij nu met vlotte tempi en grote stuwkracht met daarbij een
opvallend levendige accentuering. Nog voordat ik me daarover aangenaam
begon te verbazen, was ik echter al getroffen door de verzadigde, volle
orkestklank. Het voorspel kwam meteen al zo overweldigend zinderend
uit de luidsprekers, dat ik meteen teruggreep op zowel de technisch
superieure DG-opname onder Karajan als op de recente NTR-opname uit
het Concertgebouw onder Jaap van Zweden, een akoestische omgeving die
misschien nog net iets gunstiger werkt dan de Berliner Philharmonie.
Natuurlijk, de Karajan-opname dateert uit 1980 en heeft dus een respectabele leeftijd, maar dat zegt mij niet zoveel. Menige opname uit de jaren zestig en zeventig sla ik hoger aan dan wat nu met een veelheid aan microfoons en computerprogramma's aan elkaar wordt gemonteerd, en diverse opnamen van Karajan uit de jaren die voorafgingen aan de introductie van de cd, bevinden zich in dat segment. In dit geval komt daarbij dat Karajan zijn opname maakte in dezelfde Philharmonie waar PentaTone in samenwerking met Deutschlandradio Kultur deze nieuwe registratie maakte.
Niet alleen in klank kan deze nieuwe opname zich echter met alle illustere voorgangers meten. Het spel van het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin is technisch en in intensiteit eveneens van het hoogst denkbare niveau, terwijl het door Simon Halsey geleide Rundfunkchor Berlin het sublieme Nederlands Operakoor en zelfs het Bayreuther Festspielchor naar de kroon steekt. Tegenover de traditioneel statische benadering van dirigenten als Knappertsbusch, Karajan, Kubelík en Van Zweden plaatst Janowski echter een Parsifal vol dramatiek en met een opmerkelijke dosis theatrale beweeglijkheid, die alleen al daardoor deze uitvoering een geheel eigen plaats in de catalogus gunnen.
De vlotte tempi van Janowski resulteren voor de drie bedrijven in respectievelijk 97, 62 en 68 minuten. Dat is langzamer dan Boulez in zijn Bayreuther opname uit 1970, maar het komt dicht bij diens tempi in 2004-2005 bij de productie van Schlingensief. Anders dan Boulez en andere 'snellere' dirigenten zoekt Janowski het echter niet alleen in het tempo zelf (ik vraag me altijd af in hoeverre een dirigent zich bewust is van zijn tempi), maar ook in de accentueringen. Dat laatste is altijd een heikel punt bij deze partituur kwetsbare partituur en Barenboim liep er zelfs op stuk, zeker in de eerste jaren waarin hij het werk dirigeerde.
Toen ik Janowski al vrij snel de woorden van Gurnemanz door accentueringen en lichte versnellingen kracht hoorde bijzetten, sloeg de schrik mij dan ook om het hart. Voor veel dirigenten is het 'technische' geheim van de eerste en derde akte van Parsifal (vergelijkbaar met de eerste akte van Lohengrin), dat een eenmaal gekozen tempo consequent moet worden volgehouden. Janowski houdt zich daar niet aan en veroorlooft bovendien zijn Gurnemanz, een vocaal overtuigende Franz-Josef Selig, om sterker met zijn stem te 'acteren', ook als daardoor de door Wagner nagestreefde 'oneindige melodieën' automatisch minder 'belliniaans' klinken.
Het effect is niet altijd ideaal. Zo hoor ik die befaamde overlange zin in III die begint met 'Den Gral noch einmal uns da zu enthüllen', toch liever met de gelijkmatig doorgetrokken legatoboog die een belcantist als Kurt Moll daarvoor bij Karajan (DG) en Kubelík (Arts Archives) meebracht. Het niet doortrekken van bogen en in combinatie daarmee het net iets eerder afbreken van een noot is overigens over de gehele linie een van de kenmerken van deze uitvoering, waarschijnlijk tot vreugde van degenen die Parsifal graag van het eeuwige gewijde aureool ontdaan zien.
Dat laatste speelt ook de titelrol parten. Christian Elsner lijkt mij de Parsifal, de Erik en de Siegmund waarop Bayreuth de afgelopen jaren gewacht heeft, een heldere tenor met zowel de kracht als de lyriek voor dit deel van het Wagner-repertoire. Op dat punt is zijn vertolking voor mij de vocale ontdekking van deze opname, maar eerlijk is eerlijk: bij sommige frasen in de derde akte, zowel tijdens de Karfreitagszauber als in een frase als 'Nur eine Waffe taugt' past in het timbre ook een vleugje mystiek, zoals Peter Hofmann en Siegfried Jerusalem dat konden suggereren.
Een duidelijke eerste aanzet van Janowski's heel individuele benadering horen we al in de 35ste maat na het voorspel, bij 'Jetzt auf, ihr Knaben!', waar hij meer dan de meeste dirigenten reageert op het 'Mässig bewegt' van Wagner, maar zich tevens bewust toont van het feit dat daaronder - door Wagner zelf of door de trouwe Mottl - 'gestossen/staccato' genoteerd staat. Geen vloeiende overgang dus en het werkt! En vanaf dat moment ontstaat de paradox dat een dirigent die bewust kiest voor een Wagner-cyclus buiten het theater, Wagner's minst theatrale opera theatraler laat klinken dan menige in deze partituur gepokt en gemazelde voorganger. Pas in de aanloop naar de eerste Verwandlungsmusik kreeg ik de indruk dat het tempo iets te veel werd opgeschroefd, een gevoel dat overigens iets minder werd na de eerste daarop volgende orkestrale climax. Bij Gurnemanz' 'Nun achtet wohl' voelde ik mij weer meer thuis, maar toch bleef ik hier verlangen naar iets van een gewijde sfeer aan het begin van deze 'tempelscène'.
In Bayreuth heb ik mij altijd onprettig gevoeld bij dat onnatuurlijke onderdrukken van applaus na het eerste bedrijf, een overtrokken publieksreactie die inmiddels (eindelijk!) tot het verleden lijkt te behoren, maar Janowski slaat wellicht iets te ver naar het andere uiterste door. De graalridders zijn nu eenmaal geen enthousiast binnenmarcherende jeugdbeweging, maar tot de inzet van het vrouwenkoor heeft de sfeer daar wel iets te veel van weg. Wellicht dat ook daardoor de Amfortas van Evgeny Nikitin hier nog minder lijdend overkomt dan in diens opname onder Gergjev. Deze priester-koning klinkt bijna militaristisch, ver verwijderd van de tragiek van George London, Dietrich Fischer-Dieskau of Bernd Weikl, en is daarmee ondanks - of misschien dankzij - zijn gezonde vocalistiek de enige onder de solisten die mij niet kon overtuigen.
De op alle punten meest geslaagde akte is de tweede, die zich van nature ook het beste voegt naar Janowski's aanpak en daarbij de meest 'theatrale' wordt. Meteen in de opening horen we een scherp geciseleerde Klingsor van Eike Wilm Schulte, niet alleen een zanger met een heldere en nog altijd voluit resonerende basbariton, maar bovendien een vertolker die de rol weet vervult met de juiste combinatie van frustraties en sarcasme.
Zijn Kundry, de Amerikaanse Michelle DeYoung, is de vocale ster van deze uitvoering. In dictie en tekstbehandeling moet zij in de nog altijd onovertroffen Waltraud Meier haar meerdere erkennen, maar vocaal benadert zij haar Duitse collega in haar beste jaren, sonoor, vloeiend, verleidelijk, stralend in haar hoogte en ijzingwekkend in haar wanhoop. Gesteund door een eersteklas ensemble bloemenmeisjes (onder wie de jonge Nederlandse mezzosopraan Olivia Vermeulen, een naam om te onthouden!) en een hier in alle opzichten uitmuntende Christian Elsner bouwt zij 'haar' akte uit tot een enerverende vrouwenportret, waarbij Janowski wederom voor een onstuitbare motoriek zorgt.
Zet ik de feiten op een rijtje, dan kom ik tot de slotsom dat we hier
te maken hebben met een niet alleen heel fraaie maar ook verrassende
verklanking, met als sterren Marek Janowski, Michelle DeYoung en koor
en orkest van de Berlijnse radio. Afgezien van de niet helemaal overtuigende
Amfortas van Evgeny Nikitin, sluiten de overige solisten daar prima
bij aan, terwijl het opnameteam het geheel weer op hoog niveau heeft
vastgelegd. In de Wagner-cyclus die PentaTone in de aanloop naar het
jubileumjaar 2013 hoopt uit te brengen, is deze Parsifal voor
mij op dit moment een onbetwiste winnaar!