CD-recensie
© Paul Korenhof, januari 2023 |
Sommige muziekcritici die vanwege hun baan bij een dagblad ook opera's moeten recenseren (om deskundigheid wordt niet gevraagd), beschouwen Bellini als een tweederangs componist en Jan van Vlijmen, zelf componist en ooit anderhalf jaar intendant van De Nederlandse Opera, noemde zijn muziek 'ronduit belachelijk'. Maar zij staan niet alleen. In zijn boek Ring Resounding vraagt John Culshaw, producer van Decca's legendarische 'Solti-Ring', zich af: ' [ .] can you think of any real conductor who has shown an atom of passion for Bellini?' (Ring Resounding, p. 34) Kennelijk was Tullio Serafin, altijd in de schaduw van Toscanini maar wel Italië's grootste operadirigent van de vorige eeuw, dus geen 'real conductor' en zou hetzelfde gelden voor Kent Nagano, die mij nog onlangs verklaarde dat Bellini voor hem een van de echt grote Italiaanse operacomponisten is geweest. Aan dat alles moest ik denken bij het beluisteren van deze nieuwe opname van Bianca e Fernanco, een bewerking van Bellini's tweede opera, Bianca e Gernando (libretto: Domenico Gilardoni), die in 1826 in Napels in première was gegaan. Toen de 27 jaar oude componist een jaar later na het Milanese succes van Il pirata de uitnodiging kreeg een opera te schrijven voor de opening van het Teatro Carlo Felice in Genua, besloot hij tot een grondige herziening van dat eerdere werk. Ook die première op 7 april 1828, met enkele nieuwe delen op teksten van Felice Romani, was een succes, ondanks de overlange avond als gevolg van een groot ballet in de pauze van Bellini's opera. Toen daarna op aandringen van de koning van Savoie, waar Genua toen onder viel, dat ballet ertussenuit werd gehaald, haalde het werk zelfs een eerste reeks van 21 voorstellingen. Een sterk werk is dit jeugdwerk niet, maar dat hangt samen met een libretto van het soort waarmee jonge componisten toen genoegen moest nemen. De beide hoofdpersonen vormen daarin geen liefdespaar, maar zijn broer en zus. Nadat hun vader door de machtbeluste Filippo gevangen was genomen, werd de jeugdige Fernando verbannen, en als hij jaren later incognito terugkeert, staat zijn zuster Bianca, inmiddels weduwe, juist op het punt om met Filippo te trouwen. Als haar broer haar zijn identiteit bekend maakt, weet zij hem ervan te overtuigen dat zij niet uit liefde met Filippo trouwt, maar om de toekomst van haar zoontje veilig te stellen. Samen bevrijden zij vervolgens hun vader, de boze Filippo wordt ten val gebracht en de opera eindigt daarna met een 'eind goed, al goed'. Inhoudelijk verschillen beide versies nauwelijks, maar muzikaal verraadt de tweede versie nog sterker een componist die wellicht was uitgegroeid tot Verdi's grootste concurrent, als hij niet door een inschattingsfouten van zijn omgeving op 34-jarige leeftijd was overleden. De nieuwe delen, waaronder een uitbreiding van de ouverture en twee sopraanaria's in het tweede bedrijf behoren zelfs met het duet van de beide hoofdpersonen in datzelfde bedrijf tot de sterkste muziek die de componist geschreven heeft vóór La sonnabula en Norma . Belangrijk voor dit resultaat was ongetwijfeld het niveau van de zangers die voor deze feestelijke première geëngageerd waren. De toelichting maakt vooral gewag van de sopraan Adelaide Tosi die bij de componist aandrong op het flink herzien van haar aria in het eerste bedrijf, waarvoor Bellini ook de cabaletta schreef die hij (evenals een van de koorscènes) later opnieuw zou gebruiken voor Norma. Voor Tosi schreef hij eveneens een nieuwe slotscène, terwijl ook de tenor Giacomo David in dat tweede bedrijf een nieuwe aria kreeg. David, die latere overvleugeld werd door Rubini, moet overigens ene uitzonderlijke virtuoze tenor zijn geweest. Als na een ouverture in de beste vroeg-19de-eeuwse tradities het doek opgaat voor de eerste woorden van Fernando, horen we namelijk dat Bellini de tenor daar in het eerste kwartier meteen een duivels moeilijke partij met een stratosferische hoogte voor zijn kiezen geeft. Niet onverwacht voor wie de recente opname van Il pirata met Javier Camarena gehoord heeft (klik hier) en al is de op deze cd hoorbare Giorgio Misseri geen Camarena, en al zal niet iedereen zijn helle timbre echt mooi vinden, hij slaat zich er uitstekend doorheen! Als Bianca horen we de Georgische Salome Jicia, onlangs in de ZaterdagMatinee te horen als Adalgisa waarna ik haar als kwalificeerde als een Norma-in-de-dop (klik hier). Dat dit niet ten onrechte was, blijkt uit het feit dat zij die rol nog deze maand concertant in Hamburg zal zingen, en haar Bianca is daarvan een voorspel. Technisch en in stemklank klinkt haar aandeel in deze jeugdopera al veelbelovend, maar nog niet helemaal met de persoonlijkheid die zij een jaar later in Amsterdam in haar zang zou leggen (en die hopelijk nog toegenomen zal zijn bij haar komende Norma). De overige solisten zijn capabel en dat geldt eveneens voor het door Donato Renzetti wat routineus geleide ensemble van het Teatro Carlo Felice. De live-opname uit dit theater, hetzelfde waarin het werk bijna twee eeuwen geleden in première ging, munt niet uit door helderheid, zeker niet in de klank van koor en orkest, maar de solisten komen goed door. In het begeleidende cd-boekje vinden we het complete libretto in het Italiaans en het Engels, maar ook een track-indeling die niet helemaal logisch is. Vermelding verdient bovendien dat dezelfde opname ook als dvd verkrijgbaar is. index |
|