CD-recensie

 

© Maarten Brandt, juli 2016

 

Badings: Symfonie nr. 4 - Symfonie nr. 5

Bochumer Symphoniker o.l.v. David Porcelijn

CPO 777 669-2

Opname: augustus 2012, Bochum, RuhrCongress

   

Dit is de derde aflevering in de reeks cd's die moet resulteren in de integrale vastlegging van alle symfonieën - vijftien in getal - van de Nederlandse componist en muzikale omnivoor Henk Badings (1907-1987) onder supervisie van onze landgenoot, de dirigent David Porcelijn. In de beide voorgaande afleveringen betrof het achtereenvolgens compilaties van de symfonieën 2, 7 en 12 alsmede de nummers 3, 10 en 14 die in respectievelijk 2008 en 2010 verschenen met het Janácek Philharmonic Orchestra en door mij voor deze site zijn besproken (klik hier en hier ). Voor deze uitgave zocht het CPO-team zijn toevlucht tot de Bochumer Symphoniker. Het is al lang geen nieuws meer dat in het buitenland aanzienlijk meer belangstelling voor de muziek, en meer in het bijzonder symfonische muziek, van onze bodem bestaat dan bij ons. Of, om Porcelijn aan te halen tijdens een feestje bij een bevriende componist: "Ik kan overal Nederlandse muziek dirigeren. Overal, behalve in Nederland." Dat klopt als een bus, want niet alleen in Duitsland, ook in bijvoorbeeld Australië en Tasmanië ontfermde Porcelijn zich - en dit met verve - over Nederlandse toonkunst.

Dat de klinkende nalatenschap van bijvoorbeeld Henk Badings elders goed in de smaak valt, ook in Amerika bijvoorbeeld, is niet zo vreemd. Zijn stijl is zeer internationaal georiënteerd, en verenigt evengoed neoklassieke als neoromantische invalshoeken, dit alles geschraagd door een uiterst degelijk en op traditionele leest geschoeid stramien. Dat geldt in het bijzonder voor de op deze derde cd in de Badings-reeks te horen Vierde en Vijfde symfonie (de Vijfde is geschreven voor het zestig-jarig bestaan van het Koninklijk Concertgebouworkest), waarin een lichtere toets dan in de symfonieën 2 en 3 manifest is. Niet alleen zijn er echo's bespeurbaar van Hindemith en Honegger en doen sommige sequensachtige passages wel eens aan Bruckner denken (wel te verstaan een 'Bruckner-light'), ook zijn er secties waarin Badings op subtiele wijze aan Brahms refereert, zonder overigens ook maar bij benadering uit diens werk te citeren.

Allure
Met andere woorden, hier is een - in de meest positieve betekenis - traditionalist aan het woord. Een vakman 'pur sang' ook, wat maakt dat diens klanktaal, hoe weinig vernieuwend in de zin van 'ontginnend' ook, van A tot Z boeit. Want wat kon die man perfect instrumenteren! Alles klinkt doorleefd en doorhoord, waarbij het stemmenweefsel voor de volle honderd procent doorzichtig is en ook gedurende de vehemente passages in de hoekdelen van de symfonieën in kwestie blijft. Inhoudelijk komen desondanks de langzame delen het meest sterk over, waarin lyriek en een lichte weemoed om het voorste gelid strijden. Vooral het Largo e mesto uit de Vierde symfonie is een juweel en doet Badings als een voorbeeldige melodicus kennen. En wel van een allure die hij ook al in een van zijn vroegste orkestwerken, zijn imposante Symfonische variaties uit 1936, ten toon spreidt. Boeiend aan de Vijfde symfonie - met opnieuw een sterk tot de verbeelding sprekend langzaam deel, trouwens - is dat het materiaal voor het hele werk op een geraffineerde wijze is afgeleid van de langzame introductie tot het openingsdeel. De uitvoeringen door de Bochumer Symphoniker, een ensemble dat al sedert jaar en dag uiterst doorkneed is in onbekend en eigentijds repertoire, zijn uitstekend, en Porcelijn wekt deze muziek vol liefde en met grote inzet tot leven alsof zij al heel lang tot het ijzeren repertoire behoort, terwijl vanzelfsprekend niets minder waar is. Rest nog te melden dat de (uitstekende) toelichtingen bij deze uitgave zijn geschreven door Mengelberg-biograaf, directeur van het Nederlands Muziek Instituut en bestuurslid van de Henk Badings-Stichting Frits Zwart.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links