CD-recensie

 

© Maarten Brandt, februari 2010

 

 

Bach: Matthäus-Passion BWV 244.

Gerlinde Sämann (sopraan I), Marie Kuijken (sopraan II), Petra Noskaiová (alt I), Patrizia Hart (alt II), Christoph Genz (tenor I & evangelist), Bernhard Hunziker (tenor II), Jan van der Crabben (bas I & Jezus), Marcus Niedermeyr (bas II), Emilie De Voght (soprano in ripieno, Ancilla I & II, Uxur Pilati), Olivier Berten (Petrus, Pilatus, Pontifex II), Nicolas Achten (Judas, Caiphas, Pontifex I) en La Petite Bande o.l.v. Sigiswald Kuijken.

Challenge Classics CC72357 • 2.38' • (3 sacd's)

www.challenge.nl


Met deze gloednieuwe uitgave van Bachs Matthäus-Passion treedt artistiek leider en violist van La Petite Bande, Sigiswald Kuijken, in het voetspoor van zijn recentelijk en eveneens op het Challenge-label verschenen opname van de Hohe Messe (klik hier voor de recensie). Evenals Joshua Rifkin en Andrew Parrot, die zich sterk maken voor een op en top solistische bezetting van Bach's koorwerken, doet Kuijken dit. Bovenstaande vertolking van de Matthäus-Passion is in deze traditie de derde op rij na de registraties door het Gabrieli Consort & Players onder Paul McCreesh (DG) en het Dunedin Consort onder John Butt (Linn Records). Van het kleinschalige blijft in de benadering door McCreesh en de zijnen tengevolge van de opgeblazen dynamiek van de opname niet bijster veel over, ook al beschikt hij met Magdalena Kožená, Peter Harvey, Susan Bickley en James Gilchrist over enkele imposante vocale coryfeeën. Dat ligt bij Butt, over wiens verklanking om mij volstrekt onbegrijpelijke redenen alom de loftrompet wordt gestoken, totaal anders (klik hier voor de bespreking), getuige een vocaal ensemble dat dermate heterogeen en wankel is dat er van de portee van de partituur weinig overeind blijft.

Verder is het wat betreft de voor- en de tegenstanders van deze benadering - althans dat is het gevoel dat mij steeds meer bekruipt - eerder een zaak van geloof dan genuanceerde wetenschap. Ook Kuijken behoort, - na aanvankelijk met (zij het kleine) koren te hebben gewerkt, zoals in zijn indrukwekkende vastlegging met La Petite Bande van de Johannes Passion voor Deutsche Harmonia Mundi en als leider van het orkest van LPB in de befaamde voor hetzelfde label vereeuwigde en nog steeds legendarische Matthäus onder Gustav Leonhardt - nu tot de gelovigen; daar maakt hij in zijn in het begeleidende boekje van de nieuwe Matthäus-uitgave bepaald geen geheim van. Dat men er ook heel anders tegen aan kan kijken, blijkt ten volle uit het uitvoerige interview dat collega Aart van der Wal destijds met Ton Koopman had (klik hier) en waaruit naadloos valt te destilleren dat Bach weliswaar met kleine groepen werkte, maar zeker niet voor de volle honderd procent solistisch.

Dramaturgisch aspect

Een element dat ik bij de voorstanders van het werken met louter solisten overigens node mis is het dramaturgische aspect. Het geval wil immers dat het in Bach's passies mede en vooral ook draait om hevige confrontaties tussen individu en massa. De opzwepende koren in de toonzetting van het evangelieverhaal zijn toch mede bedoeld om de woede van die massa extra kracht bij te zetten. Het zijn dan ook speciaal die contrasten welke aan het klankbeeld van Bach's onvolprezen muziek hun bijzondere reliëf verlenen. Hoezeer men, een argument dat door Kuijken niet voor niets naar voren wordt gebracht, door louter van een solistische formatie uit te gaan ook de hoogst denkbare precisie in de talrijke ritmische en melodische hoogstandjes kan realiseren, alsmede niet in de laatste plaats een optimale transparantie; er zijn genoeg uitvoeringen te bedenken die met gebruikmaking van een klein- tot middelgroot koor ruimschoots aan dezelfde eisen voldoen. En dan noem ik slechts de prachtige opnamen van Herreweghe (Franse Harmonia Mundi, 2 maal, maar de eerste is bij mij nog steeds favoriet), Harmann Max (Capriccio) en niet te vergeten vanzelfsprekend de beide Koopman-registraties (Erato en Antoine Marchand/Challenge + idem op dvd). En wat die transparantie bij Kuijken betreft, die is doorgaans hoog tot zeer hoog, maar de fluitsolo in het koor "Wahrlich, du bist auch einer von denen" uit het tweede deel is hier nauwelijks hoorbaar.

Ruimtelijke definitie

Niettemin is deze derde cd-uitgave van de Matthäus in een solistische bezetting als geheel de beste van de drie. Daarbij, de opname - tussen 5 en 9 april 2009 vereeuwigd in de Predikherenkerk te Leuven - is opener, warmer en aanzienlijk minder schriel dan die van Kuijkens Hohe Messe (nog meer dan de Matthäus een werk dat het van een grootschalige en radiante klank moet hebben). Er is een mooie stereospreiding, hetgeen de ruimtelijke definitie van coro I en II zeer ten goede is gekomen. De grote koren zijn heel natuurlijk van tempo, in het bijzonder ook het slotkoor. Wel hadden de fermates aan het eind van de strofen der koralen iets meer nadruk mogen hebben. Men vergelijke op dit punt bijvoorbeeld de eerste Herreweghe-opname, maar ook die van Leonhardt die op een raadselachtig fraaie wijze de monumentaliteit van een Anthon van der Horst (Vanguard) wist te verbinden met de toenmalige nieuwste inzichten op het gebied van de barokke uitvoeringspraktijk. Waar ik wel moeite mee heb is het ontbreken van het jongenskoor in het openingskoor dat hier voor rekening komt van een sopraan (Emilie De Voght) en als gevolg waarvan de monumentaliteit van dat koor er toch bij inschiet, hoe fraai er verder ook wordt gezongen. Zelfs Jos van Veldhoven - die ook de solistische aanpak voorstaat en wiens Matthäus in die vorm dit jaar door De Nederlandse Bachvereniging zal worden vastgelegd - laat de ripienopartij door een, zij het weliswaar klein, jongenskoor zingen.

De solisten zijn over het algemeen zeer goed. Met speciaal fenomenale prestaties door evangelist Christoph Genz, alsmede de beide bassen Jan van der Crabben en Marcus Niedermayr. Enigszins teleurstellend is de tweede sopraan, Marie Kuijken, wier stemgeluid iets naar het kortademige en hese neigt in de 'Blute nur'-aria. Een van de hoogtepunten is zonder twijfel het optreden van de blinde sopraan Gerlinde Sämann in 'Aus Liebe will mein Heiland sterben'. Ook instrumentaal valt er veel te genieten, tevens van Kuijken zelf, die als primarius van orkest I de sterren van de hemel speelt in 'Erbarme dich', heel doorleefd gezongen door Petra Noskaiová. Resumerend, wie zoekt naar een mooie solistisch bezette Matthäus is met Kuijken voorlopig het beste uit, ook bezien vanuit opnametechnisch perspectief.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links