CD-recensie

 

© Maarten Brandt, april 2009

 

 

Bach: Mis in b, BWV 232 (Hohe Messe).

La Petite Bande o.l.v. Sigiswald Kuijken.

Challenge Classics CC72316 • 1.42' • (2 sacd's)

www.challenge.nl

 

 


Zo heb je niets en zo heb je opeens maar liefst twee Hohe Messe-vertolkingen in de kleine bezetting, waarbij het koor bestaat uit de solisten en de solisten het koor vormen, conform de uitgangspunten van de Amerikaanse Bach interpreet Joshua Rifkin, die met zijn Nonesuch-opnamen van Bach’s Hoogmis destijds veel opzien baarde, maar ook – en niet onterecht, zie het interview van collega Aart van der Wal met Ton Koopman elders op deze site (klik hier) – kritiek uitlokte. Daar staat tegenover dat de omvang van de bezetting op zich niets hoeft te zeggen over de kwaliteit van de uitvoering als zodanig. Dat blijkt onomstotelijk uit de recentelijk door mij besproken verklanking onder Marc Minkowski (Naïve) op deze site (klik hier voor de recensie, die in weerwil van de solistische bezetting in de beste zin des woords recht doet aan de barokke pracht, praal en dramatiek waar Bach’s onvolprezen mis het hoe dan ook van moet hebben.

Want zoveel is (althans voor mij) zeker, de Hohe Messe is een werk dat wordt geschraagd door grootse gebaren en trajecten, waarbij men niet alleen moet denken aan bijvoorbeeld het eerste ‘Kyrie’, maar evengoed het ‘Confiteor’ en het ‘Dona Nobis Pacem’. Met andere woorden, de Hohe Messe is geen aaneenschakeling van miniaturen maar een geheel van een grote en lange adem, een stuk – om voor de afwisseling eens een nestor uit het niet barokke kamp aan te halen, de bij zijn leven al legendarische dirigent Sergiu Celibidache – waarin het begin dient te klinken in het besef van het einde en vice versa. Om dat voelbaar te kunnen maken heb je, om ons nu weer tot het barokke domein te beperken, dirigenten als Gustav Leonhardt (Deutsche Harmonia Mundi), Masaaki Suzuki (Bis), Ton Koopman (Erato) en ook Marc Minkowski nodig, hoe onderling verschillend hun benaderingen ook mogen zijn. En, om nog een voorstander van de kleine bezetting te noemen, Jos van Veldhoven (Channel Classics: ook vanwege de grandioze superaudio-opname). Interessant genoeg nam eerstgenoemde zijn Hohe Messe ook met La Petite Bande op, hetzelfde gezelschap waarmee hij tevens een van de meest fraaie registraties van de Matthäus Passion vastlegde. Hetzelfde gezelschap trouwens waarmee Sigiswald Kuijken ooit een buitengewoon imponerende Johannes Passion vereeuwigde, toen met een gewoon koor.

Wie met die oude Johannes-opname, met zeer brede (maar wel degelijk overtuigende) tempi in de grote koren en koralen, in het achterhoofd naar de nieuw verschenen superaudio-opname van de Hohe Messe gaat luisteren, hoort een Kuijken die 360 graden is gedraaid. En dat niet alleen vanwege de kleinschalige bezetting zonder dirigent (want Kuijken leidt zijn troepen als violist van het ensemble), maar bovenal omwille van meestal erg rechtlijnige tempi, zeker in het ‘Symbolum Nicenum’, het ‘Sanctus’, ‘Osanna’, en het afsluitende ‘Dona Nobis Pacem’-koor. Met andere woorden, de eerste helft van de uitvoering beviel me relatief beter - met imponerende resultaten in het eerste ‘Kyrie’ - dan de tweede, terwijl daar juist de dramatische diepte- en hoogtepunten aan de orde komen. Een enorme deceptie is onder meer het ‘Et incarnatus est’ waarvan de ontnuchterende koel- en kaalheid een bijna komisch effect sorteert en de mystieke geladenheid (juist in de barok had men immers veel met tekstverbeelding) van de woorden ten enen male ontbreekt. Verder hanteren bijna alle dirigenten in het ‘Gratias’ een gaander tempo dan in het ‘Dona Nobis Pacem’, dat door Kuijken en de zijnen echter zo terloops wordt verklankt dat het monumentale karakter van deze grootse smeekbede volledig ontbreekt, laat staan dat de eschatologische inslag van Bach’s geniale muziek ook maar een millimeter wordt benaderd. En waar is de vervoerende euforie van het ‘Sanctus’ dat gebukt gaat onder een kortademige articulatie? De solistische bijdragen zijn doorgaans heel mooi – met een schitterend ‘Agnus Dei’ van Petra Noskaiová en een fraai ‘Benedictus’ van Christoph Genz -, maar in ensemblematig opzicht soms minder hecht dan het als totale ‘cast’ veel overtuigender uit de bus komende gezelschap van Minkowski. Verder lijdt de opname aan duidelijke bloedarmoede, speciaal wat de klank van de strijkers betreft die ronduit iel is. Bovendien is tijdens het begin van de tweede cd een storende edit hoorbaar (om precies te zijn bij 00:05).


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links