CD-recensie
© Aart van der Wal, januari 2021 |
Laat ik de treurigheid nog maar eens benoemen waaronder ons collectieve cultuurbesef zozeer lijdt: het volslagen gebrek aan hartstocht voor de culturele geschiedenis van ons land. Auteurs als Willem Frederik Hermans (ik zag het weer gebeuren in De slimste mens), Gerard Reve, Lodewijk van Deyssel, Louis Couperus en zoveel anderen zijn weggezakt in het moeras dat ons collectief geheugen moet voorstellen. En als het om de vaderlandse componisten gaat die niet (meer) met huid en haar op het podium van Paul Witteman kunnen worden gepresenteerd? Nauwelijks nog iemand die hun werk kent.Alleen straatnaambordjes herinneren soms nog aan hun bestaan (waar ze ooit hebben gewoond, geleefd en gewerkt wordt alleen bij uitzondering nog een gevelplaat gegund). Al zijn er wel de biografieën, hoewel ik mij over hun oplagen niet de minste illusie koester. Ik behoor niet tot degenen die alles buiten onze landsgrenzen al per definitie beter vinden, maar toch moet mij van het hart dat in bijvoorbeeld Frankrijk, de Bondsrepubliek, Oostenrijk en Engeland - ja, vooral Engeland! - het beeld wat betreft de appreciatie van dat zo rijke culturele verleden veel positiever is. Die culturele armoede die ons land zozeer heeft getroffen strekt zich - helaas, helaas, maar het ligt natuurlijk voor de hand - ook uit tot het concertpodium waar het werk van de Nederlandse componisten van weleer niet of nauwelijks een kans van slagen wordt geboden. Een goed voorbeeld daarvan is Alphons Diepenbrock (1862-1921), een van de belangrijkste componisten die ons land heeft voortgebracht, een toondichter die onverbiddelijk tot de canon behoort maar die - collega Maarten Brandt heeft het in zijn boekbespreking Alphons Diepenbrock - Componist van het vocale al verwoord - 'op papier beroemder is dan in levende klank'. Zelfs het Diepenbrock-jaar 2012, zijn 150ste geboortejaar, ging vrijwel ongemerkt voorbij, met als enig lichtpuntje de uitvoering van de Missa in die Festo in het kader van de NTR Zaterdagmatinee.
En dat dan ondanks de lijvige biografie van Wouter Paap en de indrukwekkende uitgave van alle nagelaten geschriften van Diepenbrock, bezorgd door de eminente musicoloog Eduard Reeser, met daarin tevens een belangrijk aandeel van de jongste dochter van Diepenbrock, Thea. Tien kloeke delen, waarin alle geschriften en documenten zijn samengebracht die leven en werken van Diepenbrock hebben getekend. En alsof dat nog niet genoeg was kwam de niet minder eminente musicoloog en componist Leo Samama in 2012 met zijn speciaal aan het vocale oeuvre van Diepenbrock gewijde en door Maarten Brandt besproken, reeds genoemde standaardwerk (want dat mag het zeker worden genoemd). Als hommage aan de componist door de generaties na hem vrijwel werd verwaarloosd en dat tot op de huidige dag. Terwijl zijn belang als vaderlandse componist niet onderdoet voor dat van Jan Pietersz. Sweelinck. Zonder iets te willen afdoen aan het veldwerk van Wouter Paap was er zeker behoefte aan een nieuwe biografie. En wie had dit beter gekund dan het duo Eduard Reeser-Thea Diepenbrock? Het voornemen was er ook, maar het kwam er niet van. Thea overleed in 1995, Reeser in 2002. We mogen Leo Samama dus intens dankbaar zijn dat hij de handschoen alsnog heeft opgepakt en een - ik citeer Maarten Brandt - 'perfecte synthese van een biografie en monografie' heeft afgeleverd. Dat dit doorwrochte maar ook inspirerende werkstuk het aantal uitvoeringen van Diepenbrocks muziek niet echt positief heeft beïnvloed vermeld ik nog maar eens ten overvloede in de kantlijn. Je kunt je blauw schrijven, maar het marginaliseren wordt er niet door opgehouden, laat staan ongedaan gemaakt. De waardering kan evenmin groot genoeg zijn voor het Nederlandse muzieklabel Brilliant Classics dat onlangs deze drie cd's uitbracht met het volledige liedoeuvre van Diepenbrock. En dan bovendien uitgevoerd door bepaald niet de minsten in dit repertoire. Zeer passend in dit Diepenbrock-jaar (hij overleed precies een eeuw geleden). Dat het heruitgaven betreft (de opnamen dateren uit de periode 1994-95) doet daaraan niets af. Interessant is ook dat in het boekje een uitvoerige toelichting is opgenomen van de hand van Eduard Reeser. Daarin werpt hij een ronduit fascinerend licht op betekenis en achtergrond van dit zo belangwekkende liedoeuvre. Wat die betekenis betreft: het lied (voor zangstem en piano/orgel) vormt zelfs de basis van Diepenbrocks gehele oeuvre en het belang daarvan kan alleen al daarom niet voldoende worden onderstreept. Een oeuvre overigens dat voornamelijk uit vocale muziek bestaat. Wie de in muziek gegoten ontstaansgeschiedenis ervan volgt, wordt zich allengs bewust van de transformatie die zich in Diepenbrocks componeren geleidelijk aan heeft voltrokken: eerst sterk beïnvloed door de muziek van Richard Wagner, van het 'Duitse' (zoals trouwens de meeste van zijn componerende tijdgenoten) en vervolgens in de ban geraakt van Claude Debussy. Invloeden die Diepenbrock (als componist was hij autodidact) er overigens niet van weerhielden een eigen dus persoonlijke stijl te ontwikkelen. Deze schitterende set zal voor menigeen een ontdekkingstocht betekenen. In de exploratie ervan rijgt zich het ene juweel aan het andere in deze sublieme productie die alweer een kwarteeuw geleden in handen was van Lodewijk Collette, Joan Berkhemer en Myrthe van Dijk, met Rob Heerschop als opnametechnicus. De vleugel is een Fazioli 278. Helaas bevat het boekje niet de liedteksten. Daarvoor moet u terecht op de website van Brilliantclassics.com. Het is wat mij betreft het enige echte minpuntje. ______________ index |
|