|
|
|
Als Marschallin in Der Rosenkavalier, Salzburg 1969 |
Ter nagedachtenis van Christa Ludwig die 24 april op 93-jarige leeftijd is overleden, volgt hieronder het tweede deel van een interview dat ik in 1993 met haar had ter gelegenheid van haar afscheid van het podium. Voor het eerste deel klik hier.
Fidelio
In de jaren zestig ging het gerucht dat Christa Ludwig wilde overstappen naar het hoogdramatische sopraanvak, maar het bleef bij Leonore in Fidelio en de Färberin in Die Frau ohne Schatten. Wel zong zij ook enkele lyrische sopraanrollen, waaronder de Marschallin in Der Rosenkavalier, een opera waarin zij geschitterd had - en nog steeds schtterde - als Octavian. Van de aangekondigde vertolkingen van Brünnhilde en Isolde zag zij echter af, al zong zij wel enkele fragmenten op concerten en voor de grammofoonplaat.
|
Als Octavian in Der Rosenkavalier, met links Anneliese Rothenberger als Sophie, Salzburg |
"Mijn moeder begon als alt, is daarna in het hoogdramatische vak terechtgekomen en heeft Elektra en Fidelio gezongen, meestal onder Karajan in Aken. Ik was acht jaar toen mijn moeder Fidelio zong, en sindsdien is het mijn lievelingsopera. Ik was bij iedere voorstelling, maakte druk aantekeningen in haar klavieruittreksel."
"De gedachte 'Fidelio zingen en dan sterven' liet mij gewoon nooit meer los, dus toen Walter Legge op een zekere dag vroeg of ik dat met Klemperer wilde doen, was ik in de zevende hemel. Het is inderdaad een zware rol, maar als die grote aria eenmaal voorbij is, is er geen vuiltje meer aan de lucht. Een feit blijft echter dat die aria - en daarmee de rol in feite toch buiten mijn stemvak lag."
"Na een voorstelling van Fidelio in Salzburg schreef een criticus: 'We wensen haar en ons minder enerverende avonden'. Toen dacht ik: 'die man heeft gelijk' en ik heb die rol niet meer gezongen - afgezien van één avond in New York onder Böhm. Door een val van Birgit Nilsson moest een Elektra uitvallen en dat was voor het eerst in de geschiedenis van de Met dat een voorstelling niet kon doorgaan, dus er moest iets bijzonders voor in de plaats komen. Ik had in allerlei interviews laten weten dat ik geen Fidelio meer zou zingen, maar ik had toen net mijn tweede man leren kennen en liep een beetje met mijn hoofd in de wolken. Daarom deed ik het, zonder repetitie of wat dan ook, en het ging fantastisch! Maar daarna ben ik er definitief mee gestopt."
|
Als Fidelio met James King als Florestan, Deutsche Oper, Berlijn 1963
|
Coupures
"Een heel ander verhaal is de Färberin. Böhm wilde bij zijn 70ste verjaardag de Frau ohne Schatten in Salzburg doen en vroeg mij voor de Amme. Ik kende die opera niet, maar mijn moeder had die rol met Karajan vaak gezongen, dus ik dacht dat ik dat ook wel zou kunnen."
"De dag erna kwam Karajan met de mededeling dat hij de Frau zou gaan doen en of ik de Färberin wilde zingen. 'O,' zei ik, 'ik dacht dat Böhm de Frau zou doen?' 'Nee,' zei hij, 'dat doe ik.' Dus ik naar Böhm met de mededeling dat Karajan de Frau wilde dirigeren met mij als Färberin. 'Wat?' zei Böhm, 'de Färberin? Dan kun je net zo goed de Kaiserin zingen!' Hij was woedend en zei dat hij nooit meer naar Salzburg zou komen. Het hele project werd geschrapt."
"Prompt daarop, in 1964, deed Karajan de Frau ohne Schatten in Wenen. Ik bekeek de partituur en ontdekte dat ik de Amme niet aan kon, maar de Färberin ook niet. Karajan heeft toen een paar coupures gemaakt en later in New York heeft Böhm nog veel betere coupures gemaakt, wat het voor mij een stuk makkelijker maakte."
|
Als Marie in Wozzeck met echtgenoot Walter Berry in de titelrol |
De crisis
"Misschien was het fout die sopraanpartijen te zingen, misschien ook niet. In ieder geval belandde ik erdoor in een crisis, maar dat was tegelijk de crisis in mijn hele leven, met mijn scheiding en de menopauze en alles wat erbij kwam. Aan de andere kant ben ik dankbaar voor die crisis. Anders was ik waarschijnlijk nog een tijdje blijven doorzingen zonder na te denken waar ik eigenlijk mee bezig was."
"Het dieptepunt kwam in 1975 in Salzburg, met de Eboli in Don Carlos onder Karajan. Op de première lukten mijn hoge tonen niet en meteen daarna ben ik hals over kop vertrokken. Ik ben niet iemand die doorbijt. Als iets me gemakkelijk afgaat, doe ik het, en anders niet"
"De kranten reageerden alleen heel agressief en hebben me met koppen als 'Een ster stort ter aarde' flink te grazen genomen. Misschien had ik moeten blijven, maar in ieder geval heb ik me daarna nog twee jaar lang onzeker gevoeld. Ik durfde mijn stem niet goed te laten horen en op het toneel bleef ik het liefste een beetje op de achtergrond."
|
Tijdens een concertante uitvoering van Candide o.l.v. de componist |
Verrukkelijk slechte vrouw
De carrière van Christa Ludwig bestreek het hele mezzo-repertoire, maar internationaal bleef haar faam min of meer beperkt tot Mozart, Wagner en Strauss. Wel viel zij op door haar optreden in eigentijdse muziek waaronder de wereldpremières van (o.a.) Der Sturm van Frank Martin (1956), Die Schule der Frauen van Rolf Liebermann (1957) en Der Besuch der alten Dame van Gottfried von Einem (1973).
Daarnaast zong zij echter ook ook regelmatig rollen als Carmen (een Duitse EMI-opname van die opera onder Horst Stein geldt als een van de beste die ooit gemaakt werden), Eboli en Amneris. Afgezien van een enkele uitzondering (Don Carlos in Milaan, Carmen in Londen) bleven die vertolkingen merkwaardig genoeg echter beperkt tot Duitsland en Oostenrijk:
"Het klinkt vreemd, ja, maar maar ach, waarom zou ik me daar druk over maken? Ik heb alles gezongen wat ik zingen kan, van Cherubino tot Lady Macbeth. Daarnaast heb ik van het begin af aan liederen gezongen, ook omdat mijn moeder mij altijd voorhield, dat je daar niet opeens op je veertigste mee kunt beginnen. Als je dat doet, ben je iemand die liederen zingt, maar geen 'liedzanger'. Een echte liedvertolker ontwikkelt zich heel langzaam en kweekt gaandeweg het juiste begrip voor het lied."
"Opera is leuk, maar geeft mij toch minder bevrediging. Je verkleedt je, je stapt in een andere rol en je beleeft er plezier aan even een ander mens, een ander karakter te zijn. Dat is soms dolle pret. Neem Ortrud in Lohengrin: het is toch heerlijk een paar uur lang zo'n verrukkelijk slechte vrouw te spelen!
Visie op het leven
"In het lied moet je jezelf zijn. Ik ben altijd Christa Ludwig die een lied zingt, en vanuit die positie duurt het heel lang eer je begrijpt hoe je met je stem een zon naar 'zon' moet kleuren, en een bloem naar 'bloem'. Niet dat liedteksten altijd op zo'n hoog intellectueel niveau staan, maar je moet wel vanuit een bepaald gevoel zingen, en het laten doorwerken daarvan in je zang kost erg veel tijd."
"Om met je stem een bloem als 'bloem' te kleuren, moet je van bloemen houden, en die liefde op een bepaalde manier in de klank verweven. Een lied zingen betekent dat je een bepaalde visie op het leven vertolkt, en om die visie niet alleen te hebben, maar ook te laten doorklinken, moet je een rijping hebben doorgemaakt."
"Mijn moeder zei altijd: 'Ik hoop dat je je stem houdt totdat je weet waar het allemaal over gaat'. Daarom is het jammer dat veel jonge zangers van nu zo snel carrière maken, en liefst ook een hele reeks platen. De resultaten zijn ernaar: vaak vind ik het zonde van mijn tijd ernaar te luisteren."
"Geef mij dan maar opnamen van vroeger, ook op instrumentaal gebied. Als ik luister naar een plaat van Furtwängler of Gieseking, zal de klankkwaliteit mij een zorg zijn. Het gaat om de denkwereld die erachter schuil gaat, om de 'geest' van de muziek. Dat heb ik vooral van Legge geleerd en het is niet toevallig dat zowel Callas als Karajan hun mooiste opnamen juist met hem gemaakt hebben. Behalve een enorme perfectionist was hij iemand met een ongelooflijk oor en een erotisch gevoel voor schoonheid."
Drie dirigenten
"Voor mij is het het grootste geluk in het leven, als je met mensen kunt samenwerken die op dezelfde golflengte zitten. Bij mij waren dat naast Legge vooral de drie dirigenten in mijn leven. Ik heb in de tuin drie cypressen geplant: Böhm, Karajan en Bernstein. Met hen heb ik het meeste gezongen, en alles, iedere repetitie, iedere uitvoering was een féést! Dat waren niet zomaar voorstellingen of concerten, maar ware evenementen."
"Van die drie lag Bernstein mij het meest na aan het hart, omdat hij het diepste in de muziek is binnengedrongen. Karajan was heerlijk, een technicus van ongeëvenaard niveau die een onvoorstelbaar heerlijke klank kon voortbrengen - soms misschien te veel, maar altijd een klank om volledig in onder te gaan."
|
Met Leonard Bernstein in de opnamestudio
|
"Zoals Karajan repeteerde, doet niemand het meer, met een perfectionisme dat minstens even groot was als dat van Legge. Böhm was de meester van de accuratesse met een minutieus gevoel voor tempo, maat- en notenwaarde. Hij was ook geestig en inteligent, al verschool hij dat graag achter detectiveromannetjes."
"Ik heb met ze gewerkt in de goede volgorde, elk van de drie in een bepaalde fase van mijn leven. Böhm in mijn jeugd, toen ik het vak nog moest leren, en daarna, tussen mijn dertigste en veertigste, in de fase waarin schoonheid en esthetiek belangrijker werden, de klanktovenaar Karajan. Daarna, in de periode van de echte verdieping, kwam Bernstein. Böhm en Bernstein waren de intelligentste, waarbij Bernstein het voordeel had van zijn allesoverweldigende creativiteit."
"Böhm - Karajan - Bernstein: drie grote dirigenten die precies op het juiste moment en in de juiste volgorde een essentiële rol in mijn leven gespeeld hebben. Kan een mens nog meer geluk hebben?"
|
Met tweede echtgenoot Paul-Émile Deiber
|
Biografie
- 16 maart 1928: Christa Ludwig in Berlijn geboren als dochter van de tenor Anton Ludwig, later Generalintendant van het Stadttheater te Aken, en de alt - later sopraan - Eugenie Besalla die haar al vroeg de eerste beginselen van het zingen bijbracht
- studeerde o.a. piano, cello en fluit aan het conservatorium van Aken
- verhuisde in 1944 met haar moeder naar Hanau en vervolgde haar zangstudie bij haar moeder en aan de Musikhochschule te Frankfurt
- debuut:1945; eerste engagement: Frankfurt 1946-52; vervolgens tot 1954 in Darmstadt en tot 1955 in Hannover
- vanaf 1955 ensemblelid bij de Weense Staatsopera; debuutrol: Cherubino in Le noze di Figaro
- 1955: debuut tijdens de Salzburger Festspiele als Zweite Dame in Die Zauberflöte
- 1959: debuut aan de Metropolitan Opera New York
- 1966-67: Bayreuther Festspiele (Brangäne en Kundry)
- 1993-94: afscheidstournee
- 14 december 1994: laatste optreden (Klytämnestra in Elektra, Wenen)
- 24 April 2021: overleden in Klosterneuburg, Oostenrijk