Opera en operette Twee opera's binnen één etmaal
© Paul Korenhof, september 2018
|
||
Mozart: Die Zauberflöte * * * Moesorgski: Boris Godoenov (versie 1872) Boris Godoenov In dit geval duidt de term ouderwets niet alleen op het muzikale feest, maar ook op het feit dat de Matinee weer eens een opera liet horen die buiten de gebaande paden viel. La Bohème, Rigoletto en Madama Butterfly horen op zo'n Matinee niet thuis, maar wel Boris Godoenov in een ongebruikelijke versie. Saillant is daarbij dat Edo de Waart in een Matinee van 1982 een lans brak voor de toen zelden uitgevoerde eerste versie (zonder 'Poolse akte' en 'Kromy-scène'), terwijl nu, in een tijd waarin iedereen de eerste versie speelt, de Matinee terecht de momenteel verwaarloosde en veel langere tweede versie had geprogrammeerd. Behalve het werk zelf was een belangrijke reden om het evenement mee te maken de bezetting van de hoofdrol met Alexander Tsymbalyuk, een bas van wie ik nog maar kort geleden schreef dat ik hoopte hem snel bij DNO te kunnen horen (klik hier). Enkele jaren geleden was hij mij al opgevallen in een Boris Godoenov uit München en ook 'live' bleek hij een uitmuntend zanger met een donker 'gepolijst' timbre en ook in concertvorm een sterke persoonlijkheid. Wel staat hij interpretatief nog een beetje in de beginfase van zijn 'Boris-carrière': zijn vertolking was vooral fraai gezongen maar leek nog niet echt doorleefd. Op dat punt moest hij zijn meerdere erkennen in de heerlijk vileine en zelfs op het concertpodium scherp geacteerde Sjoejski van Frank van Aken. (Sophie de Lint zat in de zaal, dus laten we hopen . . .). Tijdens de Poolse akte bedacht ik enkele malen dat ik Van Aken misschien zelfs nog liever had gehoord als Grigori in plaats van de asequate maar niet bepaald opvallende Dmitriy Golovnin. Voor andere vertolkingen op het oude matinee-niveau zorgden met name de mezzosopraan Alisa Kolosova als een nu eens hautain-arrogante, dan weer doortrapt-sensuele Marina, de bariton Vladislav Sulimsky als een geslepen Rangoni en de bassen Ante Jerkunica als een nobele Pimen en Alexander Krasnov als een misschien iets te jonge maar bijzonder welluidende Varlaam. De door Martin Wright ingestudeerde koren klonken zo levendig en indrukwekkend als voor deze fameuze partituur wenselijk is en het RPhO bewees wederom dat het nog steeds het beste operaorkest van Nederland is. Wel een kanttekening bij de directie van Pablo Heras-Casado, zonder
meer een van de meest getalenteerde onder de jongere dirigenten. Iedere
keer als ik hem in een opera hoor, vind ik het resultaat 'mooi' en dankzij
het RPhO zelfs bij vlagen bloedmooi, maar ik mis de dramatische accenten
en in dit geval ook iets van de Slavische accenten. Met andere woorden:
muzikaal een prachtige uitvoering, vooral door de koren en het schitterende
orkestspel, maar ik werd er niet opgewonden van en op de grote emotionele
momenten, de drie monologen van Boris, ontbrak de ontroering.
Die Zauberflöte Dat de andere solisten minder leden onder de volumineuze aanpak leden dan De Barbeyrac, had vooral te maken met het feit dat Mozart hun zang vaak een andere, meer ingehouden instrumentale begeleiding gaf. Daarvan profiteerden vooral de sopraan Mari Eriksmoen als een leuk zelfbewuste Pamina en de bas Dmitry Ivaschenko als een verre van autoritair-hogepriesterlijke Sarastro, ondanks de wat plichtsgetrouwe begeleiding van hun voor Manacorda misschien wat minder spectaculaire aria's. Na haar Antonia in Les Contes d'Hoffmann keerde Nina Minasyan terug voor de Koningin van de Nacht, het enige personage in de regie van McBurney waarmee ik moeite blijf houden, zeker doordat Minasyan onvoldoende in staat bleek om het karakterverschil tussen haar beide aria's in haar zang te laten doorklinken. Het applaus voor haar coloraturen is haar gegund, maar evenals bij haar Antonia had ik ook hier weer het gevoel dat zij daarbij soms niet eens aan maar zelfs op de grens van haar mogelijkheden zat - en soms even met één been aan de verkeerde kant. Het succes van de avond was weer weggelegd voor Thomas Oliemans. Zijn gezellig boertige Papageno, ontdaan van alle clichés, vol eigentijdse humor met af en toe een gezond vleugje sentiment kwam in zijn rondborstige vertolking onweerstaanbaar over het voetlicht. Samen met drie dames in een luxe-bezetting met Judith van Wanroij, Rosanne van Sandwijk en Helena Rasker en de heerlijk afgemeten Sprecher van Maarten Koningsberger zorgde hij voor een hoogwaardig Nederlands aandeel in de bezetting. Beslist het vermelden waard zijn bovendien drie solisten van de Chorakademie Dortmund als drie prominent aanwezige en waarlijk professioneel zingende knapen. Het sterke punt van de voorstelling is nog altijd de regie van Simon
McBurney, ingestudeerd door Josie Daxter en kennelijk niet zomaar een
slaafse kopie van wat wij eerder te zien kregen. Sinds de première
in 2012 heeft McBurney de voorstelling ook neergezet bij het Festival
van Aix-en-Provence en de English National Opera en het vorige week
in Amsterdam getoonde resultaat profiteerde daar zichtbaar van. In opzet
en effecten was de voorstelling even speels en briljant als voorheen,
zelfs nog even verrassend voor wie haar al gezien had, maar er was een
duidelijk toename van de vaart en de precisie waardoor de totaalindruk
strakker en homogener overkwam. Ik kreeg zelfs de indruk dat ik diverse
details voor het eerst zag. In ieder geval blijft deze Zauberflöte
een bezoek ten volle waard! index |
||