Opera en operette Opera van Claus Guth met muziek van Händel
© Paul Korenhof, januari 2020
|
|||
Händel: Rodelinda De Rodelinda met Joan Sutherland uit het Holland Festival 1973 was musicologisch nog ver verwijderd van de manier waarop opera's van Händel nu worden benaderd. Voor wie het heeft meegemaakt, blijft die voorstelling echter onvergetelijk. De oogverblindende enscenering van Tito Capobianco evenaarde de kleurenrijkdom en de ornamentering van deze barokopera, terwijl de aria's het volle pond kregen. De stralende vocalistiek van Joan Sutherland met in haar kielzog de hier nog onbekende alt Huguette Tourangeau bracht het publiek tot een enthousiasme dat de theatermuren deed trillen. Natuurlijk staat de Rodelinda die Audi ons voorzet in het laatste door hem samengestelde seizoen, musicologisch dichter bij Händel. Geen grote coupures, een 'authentiek' instrumentarium en bij de solisten een zangstijl met nog meer begrip voor de muzikale conventies in de tijd van de componist. Dat wil alleen niet zeggen dat de uitvoering in karakter meer overeenkomt met wat Händel voor ogen stond. Integendeel. De authenticiteit is vooral gericht op de omgang met de partituur, niet op de manier waarop de opera aan het publiek gepresenteerd wordt. Natuurlijk klinkt het Concerto Köln schitterend en onder leiding van Richard Minasi levert het weer een schitterende prestatie, maar zelfs het beste orkestspel met een welluidend, en technisch competent solistenteam maakt nog geen barokopera! Affekten In de barokopera draaide alles om de Affekten, de emoties: hoe zijn die door de componist getoonzet, met wat voor soort aria's (er waren tientallen duidelijk omschreven soorten) en welke vocale nuances werden die door de zangers gerealiseerd? De vocale expressie moet daarbij geheel berusten op vocale virtuositeit in de talloze versieringen, een veelheid aan kleuren en daarbij perfecte realisering van uitgesponnen crescendi en diminuendi, messa di voce, mezza voce, fil di voce en alle andere vocale middelen die de solisten tijdens hun lange en intensieve opleiding waren bijgebracht. Audi zelf besefte dat heel goed en al beschikte hij niet altijd over zangers van het niveau dat Händel voor ogen stond, hij wist ze met zijn regie wel te inspireren tot een intensiteit die vocale tekortkomingen redelijk compenseerde. Zijn ensceneringen van Italiaanse barokopera's waren daarbij meesterstukjes van geësthetiseerde dramatiek waarin de aria's met de daarin uitgedrukte emoties - en dus ook de zang - het volle pond konden krijgen. Psychologisch drama Dat procédé levert hem een rijkdom aan mogelijkheden op, want natuurlijk raakt een kind geëmotioneerd en gefrustreerd bij het aanhoren van veel wat niet voor zijn oren bestemd is. Daaronder vallen niet alleen de problemen en gedwongen scheiding van zijn ouders waarbij zijn vader zelfs enige tijd dood gewaand wordt, maar ook de manier waarop zijn moeder belaagd en hijzelf met de dood bedreigd wordt, schijnbaar zelfs door zijn eigen moeder. Begeleidingsmuziek De essentie van muziektheater is immers dat de opera emoties en reacties oproept bij de meelevende en 'meelijdende' toeschouwer, maar hier wordt de toeschouwer geconfronteerd met de emoties die worden opgeroepen bij een figurant op het toneel. En als hij 'meelijdt', lijdt hij mee met die figurant, niet met een van de personages uit het muziekdrama! Barokstructuur Het begint er al mee dat hij de barokstructuur ondergraaft door de drie bedrijven te uit te spreiden over vier delen, daarmee voorbijgaand aan de zorgvuldig uitgedachte opbouw. Het het eerste bedrijf eindigt daarin met de wanhoop van Bertarido over de vermeende ontrouw van Rodelinda, het tweede met hun hereniging en het derde met hun vreugde over de goede afloop, maar bij Guth wordt alles ondergeschikt aan zijn obsessieve fixatie op Flavio. Alleen Bertarido mag iets van zichzelf tonen zonder dat zijn irritante zoontje onze aandacht opeist. (Onbegrijpelijk trouwens dat geen van de overige personages de neiging vertoont het knaapje in het kolenhok op te sluiten!) Aria's Andere aria's worden visueel ingevuld met beelden die iedere logica tarten, vaak met nachtmerrieachtige hallucinaties van Flavio die geen enkele relatie hebben met de tekst of het zingende personage. Dieptepunt: de aria van Unulfo waarmee Guth het deel voor de pauze afsluit. Daarin zingt Bertarido's vriend rechts vooraan een loflied op de trouw, terwijl centraal op het toneel het publiek onthaald wordt op een beelden die niet zouden misstaan in het spookhuis van de Efteling. Maar ja, volgens Guth zijn belcanto-aria's kennelijk slaapverwekkend en moet het moderne operapubliek dus visueel worden beziggehouden! Hartverscheurend In haar emoties komt de sopraan Lucy Crowe (Rodelinda) even sterk over, maar bij de tweede voorstelling mistte haar zang net dat kleine beetje extra dat nodig is dat nodig was om er superieur bel canto van te maken. Een verrassing is de welluidende zang van de jonge tenor Bernard Richter, hier als Grimoaldo merkbaar beter op zijn plaats dan als Erik in Der fliegende Holländer. (klik hier) De countertenor Lawrence Zazzo in de minder dankbare castraatrol van Unulfo levert een fraaie bijdrage, ondanks het feit dat Guth met zijn rol, raadgever van Grimoaldo maar vriend van diens vijand Bertarido, kennelijk niet zo goed uit de weg kon. Minder enthousiast ben ik over de in zang en spel wat grove Garibaldo van de bas Luca Tittoto en over de Eduige van Katarina Bradic, een alt met een kleine, niet op bel canto gerichte stem (de in het programmaboekje voor Eduige vermelde stemsoort 'mezzosopraan' bestond toen overigens nog niet). De kleine acteur die de kleine Flavio speelde, doet waarvoor hij betaald wordt en leidt enthousiast de aandacht af van Händel's muziek en van alle anderen op het toneel die hun best doen om van de feitelijke voorstelling zo goed en overtuigend mogelijk gespeelde rollen neer te zetten. Ondertussen speelt de handeling zich af in en rond een witte villa met moderne personages die meer in avondkleding dan 'casual' gekleed zijn. De door Guth opgeroepen acteerstijl varieert van modern (Rodelinda en Beretarido) via licht overtrokken (Grimoaldo en Eduige) tot zwaar gechargeerd voor Garibaldo, die meer weg heeft van een boze tovenaar met cape en hoge hoed dan van een prominente hoveling. Conclusie index |
|||