Opera en operette

Van de vlieg van Kounellis

naar een dramaturgische gatenkaas

 

© Paul Korenhof, september 2019

 

Leoncavallo: Pagliacci
Ailyn Pérez (Nedda), Brandon Jovanovich (Canio), Roman Burdenko (Tonio), Marco Ciaponi (Peppe), Mattia Olivieri (Silvio)
Mascagni: Cavalleria rusticana
Anita Rachvelishvili (Santuzza), Rihab Chaieb (Lola), Brian Jagde (Turiddu), Roman Burdenko (Alfio), Elena Zilio (Mamma Lucia)
Nieuw Amsterdams kinderkoor
Koor van De Nationale Opera
Nederlands Philharmonisch Orkest
Dirigent: Lorenzo Viotti
Regie: Robert Carsen
Decors: Radu Boruzescu
Kostuums: Annemarie Woods
Gezien: 5 september 2019
Meer informatie: www.operaballet.nl

Zie ook: Nogmaals Pagliacci en Cavalleria rusticana bij DNO

Deze zomer ontmoette ik in de Fondazione Prada in Venetië een vlieg die ik al bijna dertig jaar niet meer gezien had. Dat laatste was overigens niet verwonderlijk, want tegenwoordig maakt het beestje deel uit van een privécollectie in Moskou, en dat is niet naast de deur. Deze zomer was het echter overgevlogen naar de Lagunenstad, waar het op zijn watten bedje pontificaal te kijk lag als onderdeel van een expositie met zeventig andere werken van de in 2017 overleden Griekse-Italiaanse kunstenaar Jannis Kounellis.

Dat ik die vlieg herkende, dank ik aan mijn dochter die zich ooit als jeugdig operabezoekster nogal over het diertje had opgewonden. Het was in 1991 namelijk onderdeel van het door Kounellis ontworpen toneelbeeld voor de double bill Die glückliche Hand van Arnold Schoenberg en Neither van Morton Feldman, die Pierre Audi toen bij DNO presenteerde. Zelf had ik de vlieg vanuit de zaal niet eens opgemerkt, maar na afloop stapte mijn dochter frank en vrij op de sopraan Reri Grist af om te vragen waar deze op het toneel zo aandachtig naar had gekeken. De mededeling dat het om een dode vlieg ging, leidde tot spontane verbazing: 'Een echte?' 'Inderdaad!' 'Maar dat kan toch niemand in de zaal zien?' Waarop Reri Grist haar uitlegde dat dit ook niet hoefde. Als zíj het maar zag en door haar concentratie de emoties die dat opriep op het publiek kon overbrengen.

De vlieg van Jannis Kounellis in de Fondazione Prada

Als één enkele dode vlieg al zoveel losmaakte, hoe moet het dan niet zijn met twee korte operaatjes waarin overspel en jaloezie tot moord en doodslag leiden? Dat viel afgelopen donderdag bij De Nationale Opera een beetje tegen. De emoties stegen de pan uit, zeker tijdens Pagliacci , maar zonder de concentratie op details die maakt dat emoties kippevel oproepen. En daarbij werd Leoncavallo's opera orkestraal dermate stevig aangezet. dat de zangers weinig kans kregen voor de intiemere nuances die bij het publiek een neiging tot identificatie oproepen.

Vocaal vuurwerk
Binnen het door regie en directie gestelde kader voelde vooral de tenor Brandon Jovanovich zich daardoor geroepen tot een vocaal vuurwerk dat muziekdramatisch het andere uiterste was van wat Pierre Audi en Reri Grist ooit op datzelfde toneel hadden neergezet. Natuurlijk, dat betrof een ander werk, maar waarom zou een opera van Leoncavallo niet met gevoel voor details benaderd mogen worden? Ondanks een niet altijd even fraaie afwerking die regelmatig gepaard ging met een fiks vibrato deed zijn zang soms overigens denken aan de ondergewaardeerde Nederlandse tenor Jan Blinkhof. Diens kracht lag eveneens meer n het Slavische repertoire en bij Wagner, maar hij toonde toch iets meer affiniteit voor het lyrischer getinte Italiaanse repertoire.

Een deel van het publiek leek de gespierde benadering van Jovanovich prachtig te vinden, maar smaken verschillen. Waarschijnlijk beschikken jongere generaties ook niet meer over het vergelijkingsmateriaal waarmee oudere operaliefhebbers een uitvoering kunnen benaderen. Daarbij speelt mee dat in de loop van de vorige eeuw de zogenaamd veristische opera's steeds sterker gekoppeld werden aan een grovere 'veristische' stijl die weinig plaats bood voor nuances en verfijning.

Pagliacci: Brandon Jovanovich (Canio) (foto DNO)

Dat laatste is natuurlijk een historische fout. Leoncavallo schreef zijn opera in 1891-1892 voor zangers die waren opgeleid door belcanto-specialisten van wie sommige Bellini en Donizetti nog zelf hadden meegemaakt. Bovendien schreef hij zijn opera voor een middelgroot Italiaans theater met een orkestbak waaruit heel wat minder decibels opstegen dan waaraan wij nu bij DNO onderworpen worden. We hoeven maar te luisteren naar een complete opname uit 1907 onder leiding van de componist zelf, om te weten hoe Leoncavallo zelf zijn muziek uitgevoerd wilde hebben.

Voorspelbaar
In onze tijd zijn oorspronkelijke bedoelingen verre van maatgevend, zeker bij muziek van na 1850, en vaak speelt de regisseur een rol waaraan ook de dirigent ondergeschikt is. Al bij de presentatie van het nieuwe seizoen bleek dit ten aanzien van het bekende operatweeluik CavPag , waarover met nadruk werd meegedeeld dat regisseur Robert Carsen die niet in de gebruikelijke volgorde zou opvoeren. Het is immers niet meer de dirigent of de operadirectie die zoiets beslist, maar de regisseur! (We spreken tegenwoordig ook niet meer over 'Rigoletto van Verdi' of 'Tosca van Puccini', maar over 'de Rigoletto van regisseur x' of 'de Tosca van regisseur y'.)

Pagliacci: Roman Burdenko (Tonio) en Ailyn Pérez (Nedda) (foto DNO)

Het was voorspelbaar dat nu de proloog van Pagliacci op beide stukken betrokken zou worden, maar gelukkig weerstond Carsen de verleiding om beide opera's tot één verhaal te maken. Wel verplaatste hij beide naar een operatheater, een aanpak die hij eerder toepaste bij o.a. Les Contes d'Hoffmann in Parijs, en ook varieerde hij op een eerdere poging in Carmen voor DNO om het koor als publiek te gebruiken. Dat laatste leidde overigens wel tot enkele kunstgrepen. De plaatsing van het koor op de eerste rijen in de zaal leverde overigens wel een boeiend effect op doordat het 'echte' publiek zich nu een verlengstuk kon voelen van dit 'koorpubliek'. Het was even wennen, maar het beoogde Pirandello-effect werkte zonder meer (al had ik toch meer associaties met Prokofjev's Liefde van de drie sinaasappelen).

Vervroegd debuut
Het koor van DNO genoot duidelijk van deze hoofdrol en de inzet van de solisten zorgde voor een flinke dosis dramatiek, al werd het rauwe element in de stijl van zingen onnodig versterkt. Ook de bevlogen acterende maar met weinig brons getimbreerde bariton Roman Burdenko bleek op dit punt geen toppunt van vocale verfijning. Daartegenover stelde de sopraan Aylin Pérez een temperamentvolle, gezonde Nedda met als aanbidder in het tweede bedrijf de tenor Marco Ciaponi als een mooi idiomatische Arlecchino. Een beetje jammer dat Silvio, haar 'echte' minnaar, door de jonge bariton Mattia Olivieri wel professioneel werd neergezet, maar zonder in zijn timbre het fluweel voor 'E allor perchè, di', tu m'hai stregato', op afstand de mooiste melodie in deze muzikaal toch al rijke partituur.

Pagliacci: (slotscène) (foto DNO)

Grote belangstelling ging uit naar het vervroegde debuut van Lorenzo Viotti, de toekomstige chefdirigent van DNO, die in een laat stadium het stokje had overgenomen van de om gezondheidsredenen verhinderde Marl Elder. Het werd een spectaculaire kennismaking met een getalenteerde maar nog jonge dirigent die zijn enthousiasme nauwelijks kan beteugelen. In tempi en dynamiek neigt hij nog naar uitersten en mede door zijn gebrek aan ervaring met de open orkestbak verleidde hij in Pagliacci niet alleen het orkest maar ook de zangers tot een geluidsniveau dat meer dan eens ten koste ging van frasering en nuances.

Een ander verhaal
Ook in Cavalleria rusticana meed Viotti de uitersten niet, maar met zijn grotere vaktechnische beheersing en zijn aanleg voor vloeiende melodieën zocht Mascagni het meer in de breedte dan Leoncavallo. De lyriek van voorspel, koren en intermezzo kon daardoor uitgroeien tot breed uitgesponnen muzikale golven die door de strijkers van het NedPhO werden omgezet in een zinderende klankrijkdom. Ook leek Viotti hier meer met de zang mee te ademen en dat resulteerde in enkele momenten van intens muziektheater. Geen wonder met op het toneel een vocale grootheid als Anita Rachvelishvili, die met haar warme mezzosopraan het brede scala van Santuzza's emoties wist om te zetten in operazang die zelfs op de meest 'veristische' momenten haar vocale grandeur behield.

Cavalleria Rusticana: Anita Rachvelishvili (Santuzza) en Elena Zilio (Mamma Lucia) (foto DNO)

Niet minder indrukwekkend was de mezzosopraan Elena Zilio, ooit een vermaarde belcantospecialiste, nu op hoge leeftijd (richting 80!) een markant vertolkster van kleine karakterrollen. Veel heeft zij als Mamma Lucia niet te zingen, maar wat wij van haar hoorden was een masterclass van toonvorming, frasering en verstaanbaarheid - en nog altijd met een stemklank waar menige jongere zangeres jaloers op kan zijn. De derde mezzo, de jonge Rihab Chaieb, rondde het vrouwentrio gedisciplineerd af als een Lola die in zang en spel sterker en minder oppervlakkig-flirterig overkwam dan meestal het geval is.

Roman Burdenko keerde terug als een krachtige Alfio en Brian Jagde bracht voor Turiddu een fraai tenoraal timbre mee, maar was zich in zijn zang onvoldoende bewust dat de kleuring onvermijdelijk aan kwaliteit inboet naarmate het volume wordt opgestuwd. Wellicht had Viotti hierin ook enigszins de hand, onder meer doordat hij in de twee grote duetten de beheerste spanning liet plaatsmaken voor een meer extraverte dramatiek. Merkwaardig was daarbij zijn voorkeur voor een soort accelererend stretta dat op het publiek blijkbaar wel effect had, maar dat stilistisch niet bepaald sterk overkwam en dat de zangers ook leek weg te drukken.

Cavalleria Rusticana: Anita Rachvelishvili (Santuzza) (foto DNO)

Kunstgrepen
Ondertussen is Mascagni's opera op het toneel met niet altijd even logische kunstgrepen in het keurslijf van een nieuw verhaal gedrongen. Liefde, jaloezie en doodslag zijn overgebracht van een Siciliaans dorpsplein op Eerste Paasdag naar de kleedkamers en repetitielokalen van een theater met de dorpsbevolking als een operakoor. Daarbij fungeert de herbergierster Lucia als een koorlid met een organisatorische nevenfunctie en de ongehuwd zwangere Santuzza blijkt niet vanwege haar 'doodzonde' door de kerk geëxcommuniceerd, maar heeft kennelijk van de operadirectie een ontslagbrief gekregen (omdat zij zwanger was?).

Tijdens de openingsscène zien we hoe het koor dat zich schminkt en verkleedt terwijl het een rustieke tekst zingt over sinaasappelbomen, leeuweriken en weefspoelen (de opera heet tenslotte Cavalleria rusticana). De ontslagen Santuzza komt bij haar vroegere collegae langs in de hoop iets aan haar lot te veranderen, alle verwijzingen naar het paasfeest ontbreken, ook in de boventiteling, en het zogenaamde 'paaskoor' zien we als fragment zonder dramatische functie dat onder leiding van de koordirigente gerepeteerd wordt.

Cavalleria Rusticana: Brian Jagde (Turiddu) en Rihab Chaieb (Lola) (foto DNO)

Gatenkaas
Dat dit tweede deel dankzij koor, orkest en solisten bijzonder sterk overkomt, neemt niet weg dat het een dramaturgische gatenkaas is. Waarom is Santuzza ontslagen? Wat is de functie van Turiddu en Alfio, want 'koorleden' zijn zij duidelijk niet? Waarom vraag Alfio Mamma Lucia om wijn en waarom staat Turiddu zelfs flessen wijn uit te delen? Vreemd was ook het stuntelige gedoe met een fotoposter die Lola in een rugzakje stopt zodat Santuzza die als 'bewijs' voor Alfio uit kan halen. En tot overmaat van ramp zag Carsen zich genoodzaakt om enkele malen het brandscherm te laten zakken, regietechnisch zonder meer een zwaktebod.

Van enige relatie met de titel ('Rustieke ridderlijkheid') is al met al niets te merken, een zinnetje van Mamma Lucia waar de regisseur niets mee kon, is gewoon geschrapt en de boventiteling wijkt op diverse momenten af van wat er feitelijk gezongen wordt. Concrete aanduidingen als 'piazza' (dorpsplein) en 'morso a buono' (een flinke beet) zijn vervangen door vage en nietszeggende algemeenheden en Santuzza's vervloeking 'Jij krijgt een heel slecht paasfeest, dat zweer ik!' is gereduceerd tot 'Ik wens je een ellendige dag, bedrieger!' (Zelfs bij middelbare-schooltoneel bedenken ze in zo'n geval betere alternatieven!)

Pikant detail: het programmaboek wekt de indruk dat DNO's huisdramaturg het niet helemaal eens is met de door Robert Carsen zelf geschreven synopsis. In ieder geval heeft hij er een eigen, uitgebreidere versie aan toegevoegd. Zowel in het grote programmaboek als in de gratis programmafolder.

------------------------

Hoe het ook kan: in Opera Actueel van 29 september (Concertzender, 13.00 uur) aandacht voor Carlo Bergonzi, Enrico Caruso, Jussi Björling en Jon Vickers als Canio, Giuseppe Taddei en Tito Gobbi als Tonio en Rolando Panerai als Silvio. De uitzending van 6 oktober zal gewijd zijn aan 'dramatische' Lina Bruna Rasa, de favoriete vertolkster van Mascagni zelf, en de lyrische Victoria de los Angeles als Santuzza, en aan de Turiddu van Beniamino Gigli en Franco Corelli.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links