Toen hier nog niet werd neergekeken op de operette, verzorgde DNO een kostelijke productie van Boccaccio van Franz von Suppé met overwegend Nederlandse solisten. Een debutant daarbij was in de premièreserie in maart 1970 de jonge bariton John Bröcheler met een belangrijk aandeel in de eerste akte als Leonetto. In de jaren daarna bleef Bröcheler de Nederlandse Opera trouw en drie decennia later besloot hij zijn DNO-carrière met hoogtepunten als Wotan in de eerste Nederlandse productie van Der Ring des Nibelungen (1999), de titelrol in Lear van Reimann (2001) en Dr. Schön in Lulu (2002). In de tussenliggende jaren zong hij vrijwel ieder seizoen bij Amsterdam en in totaal vertolkte hij daarbij dertig verschillende rollen met als koploper Jochanaan in Salome van Richard Strauss.
 |
John Bröcheler als Wotan in 'Die Walküre' (foto Jaap Pieper) |
De loopbaan van John Bröcheler, Zuid-Limburger in hart en nieren, vormde voor zijn naaste omgeving geen verrassing. Zingen zit de Limburgers in het bloed en in de familie Bröcheler, die meerdere operazangers heeft opgeleverd, hoorde het er gewoon bij. In een familie vol zangers kreeg hij thuis al vroeg zijn eerste training:
"Mijn vader had les op de Musikschule in Aken en als ik met Kerstmis om vijf uur 's ochtends met hem naar de nachtmis ging - dat was een heel stuk lopen en de sneeuw lag toen soms nog zó hoog - zei hij: 'weet je wat we doen: wij houden onze adem vast en dan tellen we hoeveel schreden we in de sneeuw kunnen maken.' Met zulke dingen train je je adem, maar je stimuleert ook de doorbloeding en als we daar dan aankwamen, klonk zijn stem als een klok."
Uithuilen
Zijn eerste rol kreeg de jonge John Bröcheler nog van Jaap den Daas en het werd meteen een ontgroening:
"Er was een Duitse regisseur, Kurt Pscherer, en die man was zo goed, dat je het bijna niet durfde nadoen als hij iets voordeed, maar hij was ook vreselijk cynisch. Af en toe hoopte je gewoon dat hij nooit meer zou opdagen, maar daar moet je doorheen en achteraf besefte ik dat het eigenlijk een heel goede leerschool was. Maar het begon wel al op de eerste repetitie met mijn eerste dialoog: 'Ich höre Sie nicht!' Daar sta je dan als beginneling. Hoe los je dat op? Harder spreken? Dan wordt het te hoog en misschien nog veel erger. Zoek het maar uit!"
"Het bleef natuurlijk niet bij die ene opmerking en na afloop stond ik in een telefooncel bijna uit te huilen. Ik wilde naar huis. Ik had een heerlijk leven met al die Passionen en oratoria, dus waarom zou ik het mezelf moeilijk maken met zulke regisseurs! Maar dan ga je zoeken en nu besef ik dat je zoiets ook moet meemaken. Het geeft je de basis die je nodig hebt. Opera is en blijft een hard vak, maar als je daarmee weet om te gaan, is het ook het mooiste vak dat er bestaat!"
Hans de Roo
Met Hans de Roo als intendant werd de band tussen John Bröcheler en DNO nog hechter:
"Na mijn eerste rolletjes was ik helemaal in de moderne muziek terechtgekomen, Kagel, Pousseur, noem maar op, maar dat levert toch een zekere bekendheid op. Het gevolg was dat ik in 1977 bij de opera werd teruggevraagd voor Talbot in Maria Stuarda van Donizetti, een mooie, zingbare partij. Daar ontmoette ik niet alleen Joan Sutherland, maar ook de regisseur Tito Capobianco die mij meenam naar Amerika waar hij mij Ford in Falstaff liet zingen en Sharpless in Madama Butterfly. "
"Vanaf dat moment kon ik bij De Roo mijn rollen ongeveer uitzoeken en dat leverde bijvoorbeeld die prachtige Don Giovanni onder regie van Götz Friedrich op. Ook kwam hij met rollen aandragen waaraan ik zelf nooit gedacht had, zoals Mandryka in Arabella, een van de mooiste baritonrollen van Richard Strauss. Ik had er nog nooit naar gekeken, maar toen ik eraan begon, voelde ik meteen dat dat weleens een partij voor mij zou kunnen zijn."
 |
Scènefoto 'Arabella': Ashley Putnum (Arabella), John Bröcheler (Mandryka)
foto Jaap Pieper |
Huisbariton
"De samenwerking met De Roo was echt ideaal en na mijn eerste periode met Capobianco nam hij mij een keer mee uit eten om te bespreken wat wij voor elkaar konden betekenen. Ik vond het toen bijzonder dat een intendant op die manier met mij in gesprek ging, maar bij De Roo had alles iets vanzelfsprekends, ook als hij mij vroeg hoe ik mij een rol voorstelde of hoe ik mijn carrière verder zag. Als zanger had je zijn volle aandacht en hij zorgde voor een vriendschappelijke omgang die helemaal gebaseerd was op wederzijds respect."
"Toen ik ooit in San Diego La traviata deed, zat ik daar in een festival waarin Deutekom en Be-rgonzi I Lombardi zongen. De kritieken waren laaiend, maar in Nederland kreeg zij toen nog altijd niet de waardering die zij verdiende. Gelukkig vormen mijn ervaringen daarmee een heerlijk contrapunt. Op een gegeven moment was ik echt een 'huisbariton' geworden en dat begon al bij de portier als ik binnenkwam: 'Ha, die Sjon!' Ik heb daar heerlijke tijden gehad!"
Wotan
"Die lijn werd doorgetrokken door Pierre Audi, die ik overigens als regisseur pas tegenkwam bij de Ring. Over Die Frau ohne Schatten, Wozzeck en Lulu en de manier waarop hij over mijn partijen dacht, hebben we altijd een heel goed contact gehad, maar Audi als regisseur werd even wennen. Ik vond tijdens de repetities mijn normale basale kracht niet en volgens mij kwam dat vooral doordat zijn regie een minutieuze choreografie was waardoor je als zanger moeilijk greep op het geheel kon krijgen."
"Voor mij begint een repetitie altijd pas goed als ik na afloop alles voor mezelf ga uitwerken, maar bij de Ring heb ik schriften vol geschreven en toch kreeg ik niet echt goed greep op Wotan, vooral niet in Das Rheingold. Pas toen we de hele Ring achter elkaar gingen doen, kwam ik op het punt waarop ik me helemaal 'thuis' voelde in die rol. Pas toen kon ik alles laten vallen om vrijuit te zingen en ik hoopte dus dat ik bij de herneming de kans zou krijgen op dat punt verder te gaan. Alleen is zingen net als voetballen, de ene keer word je wel opgesteld, de andere keer niet. Audi zei mij later nog dat hij het jammer vond dat ik de tweede keer er niet bij was, maar wat er precies meespeelde, weet ik natuurlijk niet. Gelukkig werd ik toen gevraagd om naar Australië te komen om daar nog eens de hele Ring te doen, zodat ik ook dat hoofdstuk voor mezelf goed heb kunnen afsluiten."
Terug naar Vijftig jaar DNO (8)