Opera en Operette Bayreuther Festspiele 2009 (3) Aanval op conservatieve Wagner-verering
© Paul Korenhof, augustus 2009
|
||||||
De stormen van boe-geroep waarop Katharina Wagner ook deze zomer na iedere voorstelling van Die Meistersinger von Nürnberg onthaald werd, wezen erop dat haar eerste eigen regie voor de Festspiele voor velen nog steeds een steen des aanstoots is. Dat is niet helemaal vreemd. Om te beginnen is menige 'wagneriaan' nog altijd meer een 'Cosima-aanhanger' dan een 'Richard-navolger', wat erop neerkomt dat afwijkingen van 'zoals het vroeger was' bij voorbaat worden gezien als een miskenning van het werk van de grote meester zelf. Gelukkig wordt die groep steeds kleiner en verschuift bovendien het patroon van normen en waarden, want je moet er toch niet aan denken dat de werken van Wagner nog zouden worden opgevoerd zoals een eeuw geleden. Het zou interessant zijn nu nog eens een enscenering van Wieland Wagner te zien, maar ik ben er zeker van dat ook menige enscenering van een minder grote meester uit de tweede helft van de vorige eeuw nu niet meer acceptabel zou zijn. |
||||||
Bayreuther Festspiele 2009: »Die Meistersinger von Nùrnberg«, derde akte, eerste tafereel - Klaus Florian Vogt (Walther von Stolzing) met in zijn handen het begin van zijn 'Preislied' © Bayreuther Festspiele GmbH/Enrico Nawrath | ||||||
Eer het publiek zich daarvan bewust wordt - als het zich al dat bewust wordt - heeft zich echter een voorstelling afgespeeld die ook op andere punten iedere conventionele benadering van de Meistersinger op losse schroeven zet. Niet alleen pakt Katharina Wagner het middeleeuwse gegeven eigentijds aan, maar er is in haar benadering ook geen sprake meer van dichters, althans niet in de traditionele zin van het woord. Stolzing en Beckmesser profileren zich als 'performance artists', die gebruik maken van bepaalde vormen van 'visual arts', waarbij beeldende kunsten worden gecombineerd met het gebruik van levende beelden. Over de artistieke prestaties van Hans Sachs blijven wij in het ongewisse en van de overige meesters weten wij in feite alleen maar dat zij ook 'tot het gilde behoren'.
Haar tweede ingreep is dat zijn de ontwikkeling van Stolzing en Beckmesser diametraal tegenover elkaar stelt: Stolzing begint als een 'angry young man' die bewust en uitdagend alle conventies met voeten treedt, maar in het derde bedrijf verschijnt hij opeens in een donker kostuum met stropdas. Hij gaat zelfs nog verder en de eerder door hem beschilderde jurk van Evchen bekleedt hij voor het kwintet met een mantelpakje van het burgerlijkste soort, waarmee hij zijn geliefde transformeert tot de burgerlijkste truttebel die men zich maar kan indenken. (Moderne Bayreuther regisseurs zijn kennelijk geobsedeerd door de burgerlijkheid van de Duitse middenklasse...) Beckmesser beweegt zich in tegenovergestelde richting. Dit keurige, letterlijk en figuurlijk kleurloze ambtenaartje met zijn brillantinescheiding heeft kennelijk tijdens de Prügelszene het licht gezien en verschijnt in het derde bedrijf in een Amerikaans-modern kleurig geruit kostuum met op zijn zwarte T-shirt de tekst 'Beck In Town'. Alleen de juiste schoenen daarbij heeft hij nog niet, maar gelukkig vindt hij bij Sachs thuis de oude schoenen van Stolzing en zijn enige 'diefstal' in deze enscenering betreft het feit dat hij zich daarvan meester maakt. Het 'gedicht' waarover het libretto spreekt, is meer Stolzings idee van het kunstenaarschap, waarbij Beckmesser niet weet dat zijn concurrent inmiddels tot het inzicht is gekomen dat hij, wil hij succes hebben, zich juist 'begrijpelijk' moet uitdrukken. De apotheose volgt dan op de 'Festwiese', die het publiek letterlijk een spiegel voorhoudt. Het koor, dat op een beweegbaar amfitheater uit de grond rijst, doet zich - zoals ieder weldenkend publiek - in eerste instantie geïnteresseerd en 'modern' voor. Na het optreden van Beckmesser werpen zij die schijn echter van zich af en presenteren zich als keurige Bayreuth-bezoekers in smoking en avondjurk. Gechoqueerd nemen zij kennis van de 'moderne kunst' van Beckmesser en luid bejubelen zij de romantische beelden die Stolzing hen voorhoudt. De door Hans Sachs nadrukkelijk bezongen 'Duitse kunst', eerder geridiculiseerd in een ballet van 'Duitse meesters' en scherp bekritiseerd in een verwijzing naar de hitleriaanse boekverbranding, rijst aan het slot levensgroot uit de grond in de vorm van gigantische beelden van Goethe en Schiller. Sachs heeft zich inmiddels laten kennen als verdediger van tradities en conventies, en alleen Beckmesser protesteert tegen deze regressieve benadering van kunsten, normen en waarden.
Dat zo'n visie niet door iedereen op prijs wordt gesteld, valt te begrijpen. Merkwaardig is echter dat zo weinig mensen in de gaten hebben dat de aanpak van Katharina Wagner getuigde van een enorm vakmanschap en een theatrale virtuositeit waar menige andere regisseur jaloers op kan zijn. Het grote probleem is vooral dat van jeugdige overmoed. In haar eerste Bayreuther regie heeft zij teveel tegelijk willen doen en verwerkte zij een hoeveelheid ideeën die voldoende zijn voor drie voorstellingen. Daardoor wringt het soms te veel, tussen tekst en beeld, maar ook in de beelden zelf. De metamorfose van Evchen in het derde bedrijf en het daarop volgende kwintet (Stolzing en David met hun vrouwen en kinderen in fotolijstjes) ging mij echt te ver, terwijl ondertussen Sachs verwordt tot een in verhouding kleurloze figuur, eerder een journalist dan een dichter, druk sigaretten rokend achter zijn tikmachine. Ook muzikaal werd de voorstelling gedragen door de twee opponenten. Klaus Florian Vogt, nu in zijn derde Bayreuther jaar, is uitgegroeid tot een welhaast ideale Walther von Stolzing, die met een zeer individueel timbre zowel de lyrische als de meer 'heldische' momenten van zijn rol superieur weet te realiseren. Als acteur beweegt hij zich op hetzelfde niveau en dat levert een sterke spanning op tussen hem en de al even overtuigend spelende bariton Adrian Eröd, die dit jaar de rol van Sixtus Beckmesser overnam. In zijn dictie moet hij nog zijn meerdere erkennen in zijn voorganger Michael Volle, maar zijn totale weergave van de rol weerspiegelt de opvattingen van de regie beter. De vraag is echter wel wat er overblijft van het centrale conflict tussen de personages als Beckmesser - in tegenstelling tot wat de tekst zegt - meer een leeftijdgenoot van Stolzing dan van Sachs is. De Sachs van Alan Titus komt daarnaast een beetje kleurloos over, hoewel hij zich vocaal in ieder geval beter door zijn partij heen weet te slaan dan zijn voorganger Franz Hawlata. Ook de Evchen van Michaela Kaune - vorig jaar al in de cast opgenomen - levert vooral een vocale verbetering op, maar blijft verder vlak en weinig interessant, maar zowel zij als de Magdalene van Carola Guber spelen binnen deze enscenering een ondergeschikte rol. Ook de Pogner van Arthur Korn komt niet verder dan een betrouwbare bijdrage en de enige die er - naast enkele 'kleine meesters' - verder uitspringen zijn de pedante Kothner van Markus Eiche en de bijzonder helder articulerende David van Norbert Ernst.
Dat de tekstweergave van enkele zangers zo opviel, is in feite een kwalijk teken. Anders gezegd: ik heb in Bayreuth nog nooit zo'n slecht verstaanbare uitvoering van Die Meistersinger von Nürnberg meegemaakt als dit jaar. Het lijkt of de aandacht voor de tekstweergave met het jaar minder wordt en een deel van die verantwoordelijkheid berust bij deze voorstelling zeker bij dirigent Sebastian Weigle. Na drie jaar heeft de Frankfurter GMD mij bovendien nog steeds niet overtuigd van zijn capaciteiten als Wagner-dirigent. De orkestpartij klinkt constant mat en vlak, en soms ook nog eens ongelijk. Het schijnt dat het de bedoeling is geweest om in overeenstemming met de regie ieder pathos te vermijden, maar het is een misvatting dat zoiets bereikt moet worden door de dynamische uitersten dichter bij elkaar te brengen. Zolang dynamiek gepaard gaat met een exacte muzikale articulatie, scherpe accenten en een weloverwogen frasering, zal ieder vals pathos ver te zoeken zijn. _________________________ index |
||||||