Interview

Goeyvaerts String Trio: niet de weg van de minste weerstand

 

© Aart van der Wal, maart 2012

www.stringtrio.net
www.challenge.nl

 

Het Goeyvaerts String Trio, genoemd naar Karel Goeyvaerts (1923-1993), de Belgische voorvechter van de seriële muziek, werd al in 1997 opgericht, maar is in de afgelopen paar jaar werkelijk als een komeet omhoog geschoten. De leden, violiste Kristien Roels, altviolist Kris Matthynssens en cellist Pieter Stas wonen en werken allen in Sint-Niklaas, een stadje tussen Antwerpen en Gent, maar als ze geen les geven, repeteren of andere muzikale bezigheden hebben (zo zingt Stas de baspartij in Cappella Pratensis - klik hier voor de recensie) zijn ze, als het gezinsleven dat tenminste toelaat, op tournee.

Het Goeyvaerts String Trio: v.l.n.r. Kristien Roels, Kris Matthynssens en Pieter Stas

Wat het trio zo bijzonder maakt is de doelbewuste keuze voor uitsluitend het repertoire dat pas in de afgelopen eeuw is ontstaan: vanaf 1900 dus. Een strijktrio van Beethoven of Mozart zullen we dus niet op de programma’s vinden, maar daarentegen wel dat van Schönberg, Webern en Schnittke. Hun eerste cd, toen nog op het Pavane-label, was gewijd aan strijktrio’s van drie twintigste-eeuwse Belgische componisten: Joseph Jongen, Louis de Meester en Eugène Ysaÿe.
De samenwerking met Challenge Classics heeft intussen twee cd’s opgeleverd: een met strijktrio’s van Schönberg, Webern en Schnittke (klik hier voor de recensie) en de nieuwste loot aan de stam, met Sofia Goebaidoelina’s in 1988 gecomponeerde Strijktrio, Oleg Paiberdins Organum A-nn-A, Gija Kantsjeli’s Time… and again en Rag-gidon-time, en van Alexander Knaifel ‘E.F. and three visiting cards of the poet’ met de componist die zelf gedichten en een gebed van Fjodor Ivanovitsj Tijoetsjev voordraagt. Het zeer interessante programma, de vele lovende kritieken en de aandacht van de media bracht hen vandaag ook in het Bimhuis (die typische zwarte ‘doos’ die uit het Muziekgebouw aan ’t IJ steekt)  , waar ze te gast waren in het tv-programma Vrije Geluiden van de VPRO. Daar had ik een gesprek met hen en zouden we het ongetwijfeld onder meer hebben over wat zij zelf noemen het ‘authentieke’ karakter van hun uitvoeringen: als het ook maar enigszins mogelijk is gaan ze bij de componist zélf op bezoek om van hem het kleinste naadje van de kous te weten te komen en met hem aan zijn stuk te werken, in het hol van de leeuw. Dan zijn er de contacten met andere musici waarvan ze vinden dat die over een bepaald werk of over een specifieke uitvoeringsstijl hen zo het een en ander te vertellen hebben. Geen wonder dus dat componisten speciaal voor het Goeyvaerts Trio muziek schrijven, wat het unieke karakter van zowel het ensemble als die muziek nog eens dubbel en dwars onderstreept.

De eerste tekenen waren niet gunstig: het trio was door de VPRO ingepland rond 11.00 uur, maar door sneeuwval in Frankrijk had de Thalys aanzienlijke vertraging opgelopen en die niet meer goed kunnen maken. Het was maar de vraag of het drietal nog op tijd zou verschijnen. “In Zwitserland rijden de treinen het hele jaar door, sneeuw of geen sneeuw, maar misschien is de sneeuw hier wel anders,” hoorde ik iemand mompelen.
In een van de vele nauwe gangen liep ik Arthur Jussen tegen het lijf. Nee, hij was er niet om uitgebreid over zijn toekomst te praten, maar om voor de muzikale omlijsting te zorgen van het interview tussen Marco Riaskoff (voor Arthur zijn ‘tweede vader’) en de vaste presentator van Vrije Geluiden, Melchior Huurdeman. Riaskoff had maar liefst een kwarteeuw lang de bekende serie Meesterpianisten in het Amsterdamse Concertgebouw georganiseerd en talloze toppianisten daarvoor geëngageerd. Bovendien zou er zondagavond in ‘het Gebouw’ een bijzonder concert plaatsvinden met optredens van een groot aantal van hen, waaronder zelfs een ‘mystery guest’ (dat bleek later Alfred Brendel te zijn). Er viel dus veel over te vertellen en dat deed Riaskoff ook. Een boeiende man met heel veel liefde voor de muziek, ‘zijn’ pianisten en ‘zijn’ publiek. Een man ook die risico’s niet uit de weg ging (“een zaal vol krijgen gaat niet vanzelf en zekerheid heb je nooit”).

 
  Vlak voor het optreden in Vrije Geluiden

Ondertussen werd veel op de horloges gekeken. Waar bleven de drie Vlamingen? Valentine Laout van Challenge is niet zo gauw nerveus te krijgen, maar toch begon het wel een beetje te knagen. Toch nog ruim voor het afgesproken tijdstip arriveerde de Vlaamse dame met haar twee Vlaamse heren, monter en energiek. Ja, het was enigszins uit de hand gelopen, maar nu waren ze er en wat haar betreft konden ze meteen aan de slag. Pieter Stas kwam als laatste over de drempel, een platte houten stellage op wieltjes achter zich aan slepend. Na het uitpakken bleek dat zijn ‘podium’ te zijn, een voortbrengsel van pure huisvlijt, waarvan Stas de onderdelen op de studiovloer uitspreidde: met een viltstift keurig genummerde plankjes met bijbehorende schroeven en moeren, waaruit in een oogwenk een soort zeepkist, een verhoging werd opgebouwd waarop de cellist kon plaatsnemen. Stas gaf met zijn indrukwekkende diepe basstem zelf de erbij horende verklaring: “Efficiënt hè? Kristien staat rechts en Kris links van mij. Let wel, ze stáán, waardoor ik zonder dit plateau ten opzichte van hen veel te laag zou zitten.” Een glimlach: “Nu spelen we dat dit betreft tenminste op dezelfde hoogte!” Zo te zien zeer stevig multiplex, want anders gaat de boel resoneren.
Maar eerst naar de schminkkamer, waar Riaskoff zich na zijn vraaggesprek met Melchior intussen had omgekleed. Ook het Goeyvaerts Trio had in een paar minuten een metamorfose ondergaan: van vrijetijdskledij naar stemmig zwart, klaar om in de spreekwoordelijke handomdraai gepoederd te worden.

Het is altijd fascinerend om te zien hoe snel musici in staat zijn om af te dalen van de gewone wereld naar de muziek (opstijgen lijkt hier beter op zijn plaats). Even stemmen onder de felle studiolampen, een gespannen korte blik naar elkaar en dan klinken de eerste breekbare maar loepzuivere noten van Gija Kantsjeli’s Rag-gidon-time, dat na vier minuten helaas alweer voorbij is.

Een halfuur later, aan de lunchtafel, was er even tijd voor een gesprek met het trio. Het begon met een vergelijking met het Kronos Quartet dat zich eveneens concentreert op moderne en eigentijdse muziek, componisten raadpleegt en hen vraagt nieuw werk voor het ensemble te schrijven.
Pieter Stas: “Misschien is het goed om te zeggen dat wij bewust niet voor de kwartetvorm hebben gekozen. Een vierde speler zouden we, denk ik, zonder al te veel moeite kunnen aantrekken, maar dat willen we nu juist niet. Er zijn al zoveel strijkkwartetten, als compositie én als ensemble. Dat is niet zo verwonderlijk, want in de negentiende eeuw heeft het strijkkwartet een enorme vlucht genomen: denk maar aan de (ruim 80) kwartetten van Haydn. Het strijktrio daarentegen vonden componisten misschien minder interessant (strijkkwartet/strijktrio: Haydn 83/21, Mozart 25/1 en Beethoven 16/4 - AvdW). Bovendien, musici en publiek vroegen er niet om. Het harmonisch model van een strijkkwartet is heel anders, dat kun je niet met een trio vergelijken. Ik zou zelfs willen zeggen dat het trio qua stemvoering nog kwetsbaarder, fijnzinniger is dan het kwartet; en er is geen moment is dat iemand van ons zich achter de ander kan verbergen. Elke noot, elke frase, elke dynamische nuancering wéégt.”
Kris Matthynssens valt bij: “We hebben zeker niet de weg van de minste weerstand gekozen door voor het strijktrio te kiezen, waar nog bijkomt dat we ons toeleggen op repertoire dat voor het merendeel van het publiek bepaald geen ‘gefundenes Fressen’ is. Voor de concertdirecties trouwens evenmin, want we hebben vroeger heel wat concerten gemist omdat we principieel kozen uitsluitend werken vanaf 1900; en daar blijven we voor staan. Ik geloof ook dat dit onze sterkte is: onze specialisatie, en om dat heel goed te doen, in plaats van half Haydn of half Beethoven, hoe mooi die muziek op zich ook is.”
Kristien Roels: “Wij hebben natuurlijk niets tegen de klassieken en de romantiek. Het is gewoon heel andere muziek, vaak ook – zij het zeer goed geschreven - gelegenheidsmuziek, zoals bijvoorbeeld Mozarts divertimenti.”

In Nederland hadden we het Schönberg Kwartet dat de componisten van de Tweede Weense School als basis voor zijn repertoire had genomen. Dat viel in het begin evenmin mee, om publiek te trekken met onbekende muziek, of muziek waarvan iedereen beweerde dat die zo ‘moeilijk’ was. Vechten dus. Ook dit ensemble ging op zoek naar authenticiteit, naar de ‘waarheid achter de componist’, zelfs met een eigen onderzoek in Los Angeles, waar het Schoenberg-instituut is gevestigd (klik hier).
Pieter: “Misschien had het kwartet toen wel hetzelfde gevoel als wij: dat het twintigste-eeuwse en eigentijdse repertoire van het grootste belang is voor de toekomst van de serieuze muziek. Als we dan naar de trio’s kijken zien we dat die – muziekhistorisch gezien - geschreven zijn op de meest cruciale momenten. Schönberg ging terug in de tijd, hij maakte eigenlijk een synthese, terwijl Webern een atonale periode afsloot. Dan was er het begin van het minimalisme, met La Monte Young die als eerste een strijktrio in dit idioom schreef. Pas achteraf kun je zeggen wat belangrijk is geweest en wat niet.”

Het heeft een poos geduurd, maar uiteindelijk trok het Schönberg met die ‘moeilijke’ muziek wel volle zalen.
Pieter: “Sinds onze samenwerking met Challenge lukt ons dat ook. Dat heeft toch wel enorm geholpen. Naam sbekendheid is een factor die behoorlijk meetelt. Het publiek kent ons van onze cd’s en het muziekbedrijf speelt daar goed op in.”

Misschien drukt een strijkkwartet, omdat er al zoveel geschreven zijn, zwaarder op de schouders van een componist dan een strijktrio.
Pieter: “Ja, maar er is nog meer: men componeert gewaagder voor een trio dan voor een kwartet. Componisten durven meer.”
Kris: “Misschien juist ook omdat er minder verleden is.”

Een trio schrijven is misschien nog veeleisender dan een kwartet: men kijkt dwars door de stemmen heen, er is een nog grotere doorzichtigheid, wat mogelijk nog hogere eisen stelt aan de stemvoering.
Pieter: “Absoluut. We zijn ons daar voortdurend van bewust: dat álles letterlijk gehoord wordt. Ik wil niet spreken van volmaakte beheersing, maar wel voelen we gedrieën de noodzaak om de partituren van binnen en van buiten uit het hoofd te kennen. Maar ook dat we elkanders partijen goed kennen: het is niet genoeg dat we alleen maar naar ons eigen aandeel in die partituur kijken. Dan zie je maar een klein deel van het hele concept en door die beperking kun je nooit helemaal onder de huid van het hele stuk kruipen. Je mist bovendien de kruisverbanden die er altijd zijn.”

Vergelijk het in zekere zin met de linkerhandpartij van de pianist: melodie en harmonie gaan bij hem letterlijk hand in hand.
Kris: “Ik vind dat zelfs een plicht: de gehele partituur kennen, meedenken over álles wat erin staat, daarover met elkaar discussiëren. Bovendien, een oplossing zoeken voor de andere partij heeft ook positieve gevolgen voor je eigen partij. Die of die noot in de cello korter? Wat gebeurt er dan met die en die harmonie, daar en daar? En met dat akkoord?Wat voor consequenties heeft dit dan voor mijn partij? En voor de viool? Zo met de muziek bezig zijn leidt tot de vrijheid zoals wij die voelen en die voor ons muziek maken zo essentieel is.”

Spelen jullie echt alles consequent uit het hoofd?
Pieter: “Echt alles. Volgens mij is dat de logische consequentie van het je volstrekt eigen maken van een werk. In zekere zin is het tevens de beloning voor diepgaand instuderen en intensief met elkaar samenwerken. Het is wel vrijheid die echt verworven moet worden, het resultaat van al het werk dat eraan is voorafgegaan.”
Kristien: “De muziek op de lessenaar wordt echt als een muur ervaren tussen ons en de muziek, maar ook tussen het publiek en de muziek.”
Pieter: “Als je de papieren barrière weglaat krijg je een expressie die veel dichter bij het publiek komt. Het pleit, vind ik, voor iedere musicus als hij zijn partij uit het hoofd kent, terwijl het zijn geloofwaardigheid naar het publiek toe ten goede komt. Zo van die kent zijn zaakje.
Kris: “Nog een andere belangrijke factor is de spanning tussen ons: gaan we het wel redden? Is onze concentratie hoog genoeg? Dat is eveneens deel van de expressie en zo voelt het publiek dat ook. “
Pieter: “Iemand zei me na een concert dat hij nog nooit eerder zo geëmotioneerd was geraakt door Webern. Voor mij was dat een bewijs dat je als ensemble op een punt kunt geraken dat je dit echt bereikt. Dat is heel waardevol.”

Is er een specifieke reden waarom alleen de cellist zit? Hij kan trouwens niet anders.
Kris: “Ik heb altijd staande gespeeld. Kristien is dat later gaan doen. Voor de een maakt het misschien niets uit, staan of zitten, maar ik vind dat het mijn spel qua expressie toegevoegde waarde geeft.”
Pieter: “Het is een weloverdachte keuze geweest die we na een aantal jaren gemaakt hebben omdat we voelen dat een strijktrio, zeker vanaf de twintigste eeuw tot nu, een broze balans zoekt tussen enerzijds solistisch ingesteld spelen en anderzijds de drang naar de fysieke compactheid van het kwartet.
Maar afgezien daarvan, vanuit mijn positie zie en hoor ik veel meer beweging, wat ik als volkomen natuurlijk beschouw. Acteurs gaan normaal gesproken ook niet zitten op het toneel. Jammer dat de cellist niet staande kan spelen, in tegenstelling tot de bassist!”

Jullie kennen de lastigste stukken van binnen en van buiten, hebben er maand in, maand uit mee geleefd. Met die stukken confronteer je een publiek dat die kennis- en ervaringsbagage niet heeft. Er gaapt een kloof, iets zegt me dat die onoverbrugbaar is.
Kris: “Inderdaad, uren en uren, dagen en dagen, weken en weken zijn we met deze muziek bezig geweest, iedere denkbare nuance hebben we van alle kanten bekeken en beproefd. Zoals Goebaidoelina dat bij de eerste noot van haar Strijktrio heeft gedaan. Naarmate de tijd vordert gaan we er steeds bewuster mee om. Maar hoe vaak we het ook hebben gerepeteerd en uitgevoerd, toch blijft ons het een en ander verborgen waar we niet áchter kunnen kijken.”
Pieter: “Als een kenner een stuk van Webern beluistert met de partituur erbij kan het best zijn dat hij de muziek toch niet kan volgen, terwijl wij het uit het hoofd spelen. Het klinkt misschien heel pretentieus maar wij kennen veel meer details omdat wij die lange weg hebben afgelegd. Misschien zijn er maar een paar mensen in de zaal die precies zo horen zoals wij het horen, of ondergaan. Ik weet het niet; en erachter komen kunnen we niet.”

Concertprogramma’s vragen veel voorbereidingstijd.
Pieter: “Ja, ik denk dat menigeen jaloers is op de theatermensen die een productie bijvoorbeeld zes weken kunnen voorbereiden, dag na dag. Dat is een productieproces dat een symfonieorkest zich sowieso niet kan veroorloven. Een orkestmusicus komt wat dat betreft minder gemakkelijk toe aan verinnerlijking. Wij kunnen evenmin iedere dag aan een nieuw programma werken, want we doen nog veel meer dan alleen dat, maar vergeleken met een orkestlid komen wij wel veel dichter bij het stuk. Trouwens, het is voor een trio gemakkelijker om het hele stuk te overzien dan voor een orkestlid.”
Kris: “ Fysieke gezien hebben we het makkelijker dan menig ander klein ensemble. We wonen en werken in hetzelfde stadje, kunnen elkaar altijd gemakkelijk bereiken en soepel plannen.”
Kristien: “We repeteren kort maar wel heel geconcentreerd. Liever veel korte repetities dan lange sessies, waarin de aandacht verslapt. Dat is een ander voordeel van dicht bij elkaar wonen: we kunnen veel korte repetities houden.”

 
  Met Sofia Goebaidoelina

Het Goeyvaerts Trio werkt nauw samen met componisten. Ik heb daarvan meerdere filmpjes gezien en me afgevraagd of dit nu wel een goede methode is.
Kristien: “Iedere componist reageert anders. Sofia Goebaidoelina bijvoorbeeld had heel duidelijk een klankvoorstelling in haar hoofd, welke klankkleuren ze wilde en hoe ze dat wilde, ze zong ons voor en praatte er met ons diepgaand over. Gija Kantsjeli daarentegen is veel introverter, een zwijgzame en niet zo bar toegankelijke man. Het duurt lang alvorens je met zo iemand een band hebt opgebouwd.”
Kris: “Goebaidoelina heeft een zeldzaam gevoel voor klank en klankvoorstelling. Dan is het heerlijk om met zo iemand samen te werken. Daar leren alle partijen van. Na dergelijke sessies ga je met een goed gevoel weg.”

Is dit wat jullie onder authenticiteit verstaan?
Pieter: “Ja. In de Oude-Muziekbeweging heeft men het over ‘terug naar de bron’, en in ons geval is dat eigenlijk ook zo, met dat verschil dat wij ons kunnen wenden tot degene die het stuk heeft geschreven – of hij tot ons. Musicologie op praatafstand, zogezegd.”
Kris: “En dan, drie stappen verder, heb je Knaifel…
Voor de noot is gespeeld komt zijn commentaar. Elke noot is voor hem een wonder.”
Pieter: “De mentale instelling van de uitvoerder, die vindt Knaifel ook heel belangrijk. Dat die in een – om het zo maar uit te drukken – ‘toestand’ komt die hij als componist kan herkennen, waarmee hij verder kan.”
Kristien: “Het klinkt misschien wat zweverig, maar alleen al die sfeer die er dan hangt. De componist en de dichter, heel bijzonder.”

Met Alexander Knaifel (r.)

Zouden jullie terug willen in de tijd, praten met Webern bijvoorbeeld, zijn adviezen misschien wel als een spons opzuigen?
Pieter: “Dat zou iets ongelooflijks zijn, dat weet ik zeker. Ik hoef alleen maar naar zijn partituren te kijken om te zien hoezeer deze man met het detail bezig is geweest. Ze hebben hem in Wenen eens van het Vioolconcert van Alban Berg afgehaald omdat men tijdens de repetities bijna gék werd van die man, zo begroef hij zich in de details. Misschien was het toen wel onuitvoerbaar, zoals hij het wilde hebben. Er werd een andere dirigent aangezocht.”

Een topensemble, opgericht in 1997 maar na jullie Schönberg/Webern/Schnittke-cd pas volop in de internationale belangstelling.
Kris: “We zijn echt niet anders gaan spelen, hoor! Misschien heeft het er wel mee te maken dat onze eerste cd – tenminste vergeleken met Challenge - minder dynamisch werd gelanceerd. We hebben al die jaren zeker niet stilgezeten, maar juist heel veel gespeeld en intensief samengewerkt met jonge componisten, ook die van de conservatoria, maar ons repertoire leende zich toen misschien nog niet zo voor cd-opnamen. Er was geen label geïnteresseerd en er was niemand die zei: ‘Bij hen moet je wezen.’ Dat veranderde toen we in eigen beheer de opname van onze vorige cd hadden gemaakt en Challenge ons pad kruiste. Toen ging het heel snel.”
Pieter: “Challenge en wij zien de noodzaak dat als we een nieuwe cd uitbrengen daaraan een bepaald programma ten grondslag ligt. Niet zomaar wat stukken bij elkaar en dat is het dan, maar echt een project, hopelijk ook van documentaire waarde, zoals deze nieuwe cd hopelijk uitstraalt: ‘String Trios from the East’*, zoals we de vorige rond de Tweede Weense School hebben opgebouwd. Ook die cd had een documentair karakter, met de stem van Schönberg zelf, die een radiopraatje hield over zijn Strijktrio.”

Het documentaire karakter ervan kenmerkt ook voor het stuk van Knaifel op jullie laatste cd.
Pieter: “Precies. Knaifel die op onze cd de gedichten van Tijoetsjev zelf voordraagt. Teksten die nog niet eerder waren gepubliceerd en ook letterlijk zo in de partituur zijn geschreven (E.F. and three visiting cards of the poet).

Het helpt niet dat de media in Vlaanderen weinig aandacht schenken aan klassieke, laat staan aan moderne en eigentijdse muziek.
Kris: “Dat is echt een probleem. De schaarse muziekprogramma’s die er zijn neigen vaak naar het kinderlijke, het overdreven eenvoudige, alsof men de kijkers en luisteraars niet tegen het hoofd wil stoten, of niet wil vermoeien. Mooie muziekdocumentaires worden bij ons evenmin gemaakt. We zijn jaloers op zoiets als die VPRO-serie Toonmeesters, om zomaar een willekeurig programma uit jullie enorme aanbod door de jaren heen te noemen. Kom daar in België maar eens om! Ik vind dat de omroep een cultuurpedagogische taak heeft. We kunnen alleen maar jaloers zijn op de uitgebreide, actuele berichtgeving en informatieve programma’s in Nederland.

Gaan jullie nog een speciaal project doen?
Kris: “Een programma van ongeveer een uur met een verteller ditmaal, die ‘Het ontbijt’ van Jan Arends vertelt. Het wordt in drieën gedeeld en daartussen spelen we dan muziek van Goebaidoelina en Kantsjeli.
Dan zouden we graag een programma opstarten rond het strijktrio van Matthijs Vermeulen, waarbij we denken aan zijn brieven en dagboeken: om daarvan een interessante mix te maken. We weten nog niet hoe we het precies gaan aanpakken, met of zonder voordracht, projectie, enz. We zijn erover in gesprek met Ton Braas, die een biografie over Vermeulen heeft geschreven.”
Kristien: “Dat trio is geweldig, maar ook heel moeilijk door de complexe canontechniek (klik hier), doch fantastisch om te doen.”

Met Gija Kantsjeli

Zijn jullie, om het wat ruw te zeggen, alleseters wat het moderne repertoire betreft?
Kris: “Zeker niet. We kijken eerst echt kritisch naar een compositie: is die inhoudelijk sterk, is het iets voor ons, of juist niet? Het strijktrio van Darius Milhaud bijvoorbeeld, hebben we niet op ons programma gezet omdat we het compositorisch niet goed genoeg vonden. Anderen misschien wel, maar wij niet. Dan spelen we veel liever Xenakis of Scelsi, of Pärt, waarvan we het Stabat Mater gaan doen, drie zangers en drie strijkers. Ook van Pärt vinden we echt niet alles goed, maar dat Stabat Mater vinden we wel een sterk en pakkend werk.”
Pärt en het Goeyvaerts Trio lijkt een ideale combinatie om nog meer publiek aan te trekken. En dan is er nog de synergie die voortvloeit uit de uitstekende recensies die overal opduiken.

Pieter: “Van die zeer lovende recensies zijn we best wel geschrokken (klik hier voor een overzicht). Eerlijk gezegd hadden we niet kunnen bevroeden dat het zo goed zou uitpakken. Natuurlijk hadden we een goed gevoel bij onze interpretaties, bij ons spel, maar dat wil nog niet zeggen dat dan vervolgens de halve wereld aan onze voeten ligt! Het stimuleert enorm. We kunnen goed naar onszelf luisteren en we zijn heel kritisch. Misschien verklaart dat een beetje ons succes. En dat we niet te vroeg met opnemen zijn begonnen, dat we eerst ons spel en onze programma’s hebben kunnen uitbouwen en uitkristalliseren. Bovendien konden we in de ‘discografische luwte’ ook heel veel repetitie- en podiumervaring opdoen. Zo bekeken was het misschien wel een voordeel dat de platenmaatschappijen niet stonden te dringen! Muziek moet kunnen rijpen, maar musici ook. Het moet niet te vroeg worden verbrand, zogezegd.”
Kris: “Werken aan klank en daarmee ervaring opdoen doet ons beseffen dat het altijd nog beter kan.”
Pieter: “De strijkkwartetliteratuur kent zoveel referentieopnamen dat een beginnend kwartet die al als basis kan nemen. De trioliteratuur is wat dat betreft veel dunner gezaaid, nog afgezien van stukken waarvan de inkt nog maar net droog is. Dan sta je als vertolker, net als een schrijver, voor een onbeschreven blad dat je zelf moet gaan invullen. De letters, de woorden staan wel in de partituur, maar ze komen niet vanzelf. We bouwen alles vanaf het nulpunt op. Het voordeel is dat er, met uitzondering van het trio van Goebaidoelina, geen enkele spiegeling was, het nadeel dat je de nieuwe muziek bijna letterlijk op het niets moet veroveren. Dat was met onze tweede cd uiteraard niet het geval. Alleen het stuk van Schnittke was relatief onbekend.”
Kristien: “Het is een fantastische ervaring om muziek bloot te leggen die niemand anders nog heeft gehoord. Of om ergens in de wereld Webern te spelen en dat we daarmee een volle zaal meekrijgen.”
Kris: “Zoals in Bangkok, of all places, maar toch bleek Webern daar een enorm succes, boven ieders verwachting.”
Pieter: “Met recensies die echt de diepte ingingen, terwijl de Thaise cultuur toch heel ver van de onze afstaat. Ook dergelijke ervaringen bevestigen alleen maar dat we op de goede weg zijn.”

_________________________________

 

* Goeyvaerts String Trio
String Trios from the East:

Sofia Goebaidoelina: Strijktrio (1988)
Gija Kantsjeli: Time…and again (1997/98) –
Rag-gidon-time (1995/99)
Oleg Paiberdin: Organum-A-nn-A (2000)
Alexander Knaifel reads Prayer of one going to Church
Alexander Knaifel reads poems by F. Tyutchev
Knaifel: E.F. and the three cards of a poet (2008)

Challenge Classics CC72503 (2 cd’s)

Opname: Groβer Lindensaal, Markkleeberg (D),
juni 2011


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links