DVD-recensie Eva-Maria Westbroek op topniveau
© Paul Korenhof, maart 2017
|
In het veristische repertoire is Eva-Maria Westbroek helemaal thuis, en dat 'veristisch' zou ik dan willen uitbreiden tot het realisme van Lady Macbeth van Mtsensk, haar Amsterdamse doorbraak naar internationale roem, en Marie in Berg's Wozzeck waarin zij momenteel bij DNO te zien is. Na een periode waarin ik bang was dat een combinatie en vooral een snelle opeenvolging van zware partijen met grote zalen als de Met te veel van haar stem gevraagd had, bleek zij in de Cavalleria die zij in december 2015 in Londen zong, weer helemaal de oude. Haar timbre had aan breedte gewonnen, wat ook bleek uit de niet meer zo meisjesachtige Manon Lescaut die zij vorig jaar in Amsterdam zong, maar de warmte, de straling en de strakke toonvorming waren weer helemaal terug. Westbroek zeilt hier glorieus en met een enorme intensiteit door haar partij heen zonder ook maar het minste spoor van effectbejag of goedkope sentimenten, en zij wordt daarin bijgestaan door de breed uitdijende, verzorgde directie van Antonio Pappano, die zowel hier als in Pagliacci demonstreert dat veristische muziek wel degelijk muziek op niveau is, verre van goedkoop of sentimenteel. Het enige wat muzikaal eigenlijk aan de voorstelling als geheel ontbreekt, is italianità en dat komt vooral doordat in de andere hoofdrollen wel uitstekende prestaties worden geleverd, maar zonder specifiek Italiaanse klank. De Russische tenor Aleksandrs Antonenko brak in het westen door als Otello en zowel Turuddu als Canio liggen hem blijkbaar goed, maar ik mis het tenorale waar deze typisch Italiaanse rollen om vragen. Het timbre van Antonenko is daarvoor te kelig zoals enkele decennia geleden dat van zijn Otello-collega James McCracken, terwijl ik voor deze rollen de voorkeur geef aan de helderheid van Aureliano Pertile, Jussi Björling of Franco Corelli. Iets dergelijks geldt ook voor de Griek Dimitri Platanias, een goede zanger met een bariton die een zaal goed weet te vullen, maar zonder de kern van een echt Italiaanse bariton - al moet ik daaraan toevoegen dat ik momenteel op internationaal niveau niemand weet die zo'n klank wel heeft, zelfs niet in het aan baritons altijd zo rijke Amerika. Niet voor niets geldt de vocaal eigenlijk iets te lichte Leo Nucci nog steeds als de beste Verdi-bariton die momenteel op de hele wereld te vinden is. (In juli zingt hij, 74 jaar oud, zelfs nog Rigoletto in de arena van Orange, een evenement dat menige operaliefhebber zich niet wil laten ontgaan.) In deze CavPag overtuigt Platanias mij overigens meer als de gluiperige Tonio dan als de uitbundige Alfio, een rol die ook om iets van jeugdig vuur vraagt. Verder horen en zien we in deze productie Carmen Giannattasio als een mooi lyrische maar wat vlakke Nedda. Ik mis hier zowel de sprankeling die ons in haar 'Stridono lassù' de vogels in de zomerlucht ook doet hóren, als het komedianteske spel van Colombina, eerst in haar scènes met Tadeo en Arlecchino, later als zij vergeefs tracht Canio weer in zijn rol van Pagliaccio te krijgen. In de slotfase van haar carrière maakt de Italiaanse mezzosopraan een fraai karakterrolletje van Mamma Lucia, maar de Lola van Martina Belli overtuigt meer door haar spel dan door haar zang, terwijl de rollen van Silvio en Beppe met Dionysios Sourbis en Benjamin Hulett een beetje onderbezet zijn. * * * * * Een 'paar woorden' over de regie . . . Een bijverschijnsel van de moderne operaregie is de voorkeur voor overdadige, kostbare en complexe toneelbeelden, en vóór al die bijvoeglijke naamwoorden kan het woord 'onnodig' worden geplaatst. Het moderne theater moet vooral visueel imponeren en fascineren, en al het andere lijkt daaraan ondergeschikt. Regisseurs en ontwerpers vormen de dure hobby van de hedendaagse operadirecties, die liever schrappen in het aantal voorstellingen dan dat zij de toneelbeelden wat versoberen. Dat daarbij de personenregie soms afzakt tot het niveau van een stoffig provincietheater, zoals onlangs in de productie van Il trovatore die Alex Olé bij DNO op het toneel zette, is onbelangrijk. Als het totaalbeeld maar spektakel oplevert. Extra wrang voor de operaliefhebber (o.a. in Nederland) is dat hij niet alleen op minder voorstellingen wordt onthaald, maar dat veel van die peperdure producties al na één serie voorstellingen worden afgevoerd. Kapitaalvernietiging op flinke schaal dus. Een regisseur die blijkbaar geniet van de geldzak waarin hij mag graaien, is Damiano Michieletto die wij hier hebben leren kennen in Rossini's Il viaggio a Reims. Niet alleen liet hij daarvoor overdadige decors en buitensporig veel kostuums ontwerpen, maar hij greep ook zodanig in muziek en verhaal in, dat er op het toneel ridicule situaties ontstonden die niet alleen conflicteerden met de tekst, maar ook met de rollen die de personages speelden. In vergelijking daarmee heeft de productie van CavPag die Michieletto in 2015 in Covent Garden regisseerde, in ieder geval het voordeel dat die daar een aantal jaren op het repertoire zal blijven en dus meerdere malen hernomen kan worden. Aan toegevoegde complexiteit en bijverzonnen overbodigheden heerst ook hier echter geen gebrek. Dat het Siciliaanse dorpje uit de eerste opera werd samengevoegd met het Calabrische uit de tweede, is nog tot daar aan toe, maar het eveneens samenvoegen van de beide verhalen heeft vreemde gevolgen, en dat begint al als we in de Cavalleria affiches zien hangen waarop Pagliacci wordt aangekondigd. Pagliacci (het meervoud van 'Pagliaccio') is immers de titel van de opera waarmee Leoncavallo een algemene waarheid wilde aangeven (vergelijkbaar met Shakespeare's 'All world is a stage'), maar het kan nooit de titel zijn van de komedie die Canio's troep komt opvoeren. Iedereen die iets weet van de 'commedia dell'arte', weet ook dat daarin maar één Pagliaccio (= de bedrogen clown) kan voorkomen. Trouwens: de foto op die affiche verwijst niet bepaald naar een komedie en dat is toch echt wat Canio en zijn mensen willen opvoeren. Verwarrend en totaal overbodig vind ik Michieletto 's keuze om deze operatweeling vol grote emoties niet in twee decors te laten spelen, maar op een draaitoneel met minstens zes verschillende speelvlakken. Dat eenvoud emoties sterker doet overkomen dan allerlei theatrale toestanden, is sinds de Griekse tragedies een gouden theaterwet, maar daarin gelooft Michieletto blijkbaar niet. Dus laat hij zijn fantasie de vrije loop en runt Mamma Lucia bij hem geen dorpscafé maar een panificio (bakkerij), wat toch een paar vragen oproept. Waarom gaat Alfio bij de bakker wijn kopen? Waarom moet Turiddu naar Francofonte om voor zijn moeder een voorraad wijn te halen? En waarom onthaalt Turiddu na de hoogmis de dorpelingen niet op koffie met koekjes? Kennelijk hebben we hier te doen met een vreemde panificio! Nog vreemder is de door Michieletto uitgevonden 'zangscène' in Pagliacci . Wat het getoonde engelenkoortje te maken heeft met de doedelzakspelers waarover zij zingen, blijft onduidelijk en zelfs binnen het regieconcept is de deze scène een wel bijzonder vreemde eend in de bijt. De verbindende schakel is hooguit dat de koorzang aan het begin onderbroken wordt door Canio's aanmaning 'Ma ricordatevi, a ventitre ore!', maar die is hier minder op zijn plaats dan in een 'normale' enscenering. Een dieptepunt bereikt dit regiegetreutel tijdens het intermezzo van Pagliacci. Eerst zijn we Nedda's minnaar Silvio al tegengekomen als werknemer in Mamma Lucia's panificio en daarna hebben we tijdens het intermezzo van Cavalleria rusticana hun eerste flirt gezien (al zullen er dan nog maar weinig toeschouwers zijn die dat door hebben). Ook vreemd trouwens, want uit hun duet in Pagliacci blijkt dat zij elkaar echt langer kennen dan een halve dag. Voor het intermezzo in Paglaicci heeft Michielotti vervolgens iets bedacht dat juist met de Cavalleria te maken heeft. Nu zien we namelijk hoe een gebroken Santuzza steun zoekt bij de dorpspastoor, waarna zij (snik, snik!) als zwangere schoondochter geaccepteerd wordt door Mamma Lucia die liefdevol haar hand op haar buik legt. De Boeketreeks op het operatoneel met kitscherige, ook weer overbodige en soms onjuiste details die wederom afleiden van het drama zelf. Alsof de regisseur zelf niet gelooft in de dramatische kracht van de werken die hij op het toneel zet. Een ander vreemd punt is het feit dat Michielotti beide opera's op dezelfde dag laat spelen, terwijl de Cavalleria op Pasen speelt, terwijl het libretto van Pagliacci expliciet verwijst naar 'half augustus', het in Italië met een vrije dag gevierde feest van Maria Hemelvaart (15 augustus). Bovendien heb ik moeite met het feit dat Cavalleria rusticana als flashback gepresenteerd wordt. Flashback van wie? En wie ziet in zo'n flashback dat Nedda en Silvio elkaar ontmoeten? Waar later het openingskoor van Pagliacci op slaat als de komedianten al lang en breed in het dorp aanwezig zijn, begrijp ik trouwens ook niet. Het ene onlogische en soms ook onzinnige moment volgt in deze regie op het andere, en alsof dat nog niet genoeg is, verandert de komedie in het laatste bedrijf (tijdelijk) in een groen belichte (we mochten het eens niet snappen!) nachtmerrie van Canio, terwijl we op de achtergrond de vrolijke reacties van de onzichtbare toehoorders blijven horen. Je vraagt je al kijkend toch af wat een regisseur bezielt om een publiek met zulke quasi-diepzinnige driestuiverskitsch lastig te vallen. En dan rechtvaardigen moderne regisseurs hun ingrepen graag met het argument dat operalibretti zo zwak en onlogisch zijn! Dit alles zou nog verdedigd kunnen worden als het een doel diende, en als Michielotti met zijn regie iets te zeggen had. Evenals bij Il viaggio a Reims in Amsterdam komt hij hier echter niet verder dan het creëren en invullen van 'plaatjes'. Zijn uitgangspunt daarbij is daarbij wel realistischer en concreter dan dat van de hierboven genoemde Alex Olé en La Fura dels baus, die visueel meer overweldigen, zeker voor wie niet te veel van hun producties gezien heeft. Op één kunnen Michielotti en Olé elkaar echter een hand geven: beiden komen in hun personenregie niet verder dan standaardgebaren en emotionele clichés. Veel gedoe en veel beweging in complexe, dure decors die een gebrek aan dramatiek moeten verhullen. Dit is modern muziektheater, maar met muziekdrama heeft het niets meer te maken. index |
|