![]() DVD-recensie Wolfgangs laatste Meistersinger
© Paul Korenhof, augustus 2008
|
||
Wagner: Die Meistersinger von Nürnberg. Robert Holl (Hans Sachs), Matthias Hölle (Veit Pogner), Andreas Schmidt
(Sixtus Beckmesser), Hans-Joachim Ketelsen (Fritz Kothner), Peter Seiffert
(Walther von Stolzing), Endrik Wottrich (David), Emily Magee (Eva),
Birgitta Svendén (Magdalene), Kwangchoul Youn (Nightwatchman) e.a., koor en orkest van de Bayreuther Festspiele Unitel Classica 2072358 (2 dvd's) Opname: 21-30 juni 1999 In 1996 presenteerde Wolfgang Wagner zijn derde Bayreuther Meistersinger, gedirigeerd door Daniel Barenboim en met naast Peter Seiffert als een geroutineerde en vocaal stralende Stolzing vier debutanten: Robert Holl (Sachs), Renée Fleming (Eva), Andreas Schmidt (Beckmesser) en Eric Halfvarson (Pogner). Een nieuwe enscenering van zo'n omvangrijk werk met vier belangrijke roldebutanten brengt automatisch met zich mee, dat de voorstellingen in de loop van een paar festivalzomers moet gaan groeien, mogelijk met enkele wijzigingen in de bezetting. Ik hoopte toen echter ook vurig dat Wolfgang Wagner in de tussentijd zijn regie meer reliëf zou weten te geven. Alle solisten die met hem gewerkt hebben, houden bij hoog en bij laag vol dat niemand zoveel over de karakters in deze opera weet te vertellen als juist deze Wagner, maar het bleek soms een tweede om dat ook aan het publiek zichtbaar te maken. De personages waren in het eerste jaar beduidend minder gedetailleerd dan in de productie uit 1981 meteen al het geval was (klik hier voor de recensie), maar mogelijk had dat ook met de solisten zelf te maken. Het duo Weikl-Prey bestond uit twee doorknede theaterdieren en dat is een kwalificatie die - bij alle waardering voor hun vocale kwaliteiten - veel minder van toepassing was op de combinatie Holl-Schmidt. Sterker nog: Weikl en Prey vormden vanaf het eerste moment een hecht duo dat als spil van de voorstelling optrad, en dat was in 1996 zeker niet het geval. Tegen de decors, soms wat erg kneuterig, soms iets te bont, had ik indertijd minder bezwaar dan sommige collega's. Ze toonden na de eerdere productie een soort gestileerde schaalvergroting en via het (breed)beeldscherm ogen ze nu ook totaal anders. Waar de oudere voorstelling overkomt als een uitloper van de oude Duitse Spieloper, benadert de latere veel meer het karakter van het muziekdrama, waaraan het beeldverschil (4:3 en 16:9) niet weinig bijdraagt, en ik kan me voorstellen dat dvd-kopers zich meer thuis voelen bij de nieuwere productie. Tot zij natuurlijk de solisten met elkaar gaan vergelijken... Dirigent Daniel Barenboim begon zich in de jaren negentig van een gemaniëreerd, soms wel erg nadrukkelijk 'interpretator' (vooral in zijn Bayreuther Ring) steeds meer te ontwikkelen tot een Wagner-dirigent van formaat. Wat nog ontbrak was het zich dienstbaar tegenover de solisten zoals Stein dat deed. De partituur van de Meistersinger nodigt nu eenmaal uit tot een orkestrale aanpak die niet altijd in overeenstemming is met het luchtige karakter van het werk als geheel, en dat kan voor de solisten de nodige problemen opleveren. Dat 'ademen' met de zangers ontbrak bij Barenboim en ik kan me zo voorstellen dat op de bühne hier en daar een kleine zucht van opluchting werd geslaakt toen Thielemann enkele jaren later het stokje overnam. Barenboim werk met het orkest werd echter gekenmerkt door helderheid en doorzichtigheid, en op dat punt was het een genoegen het fameuze Festspielorchester aan het werk te horen. Toen in juni 1999 de opnamen werden gemaakt die nu op dvd zijn uitgebracht, was de voorstelling niet spectaculair veranderd. De puntjes stonden iets beter op de i, maar de belangrijkste wijziging was toch de Eva van Emily Magee, die zowel in haar rol als in het Festspielhaus meer op haar plaats was. Zij blijkt hier bovendien beter opgewassen tegen de tenorale pracht van Peter Seiffert, want die heb ik toen niet gehoord in Bayreuth, waar hij de voorstellingen overliet aan Robert Dean Smith. Van meet af aan ontplooide Robert Holl met zijn sonore, flexibele en ook tamelijk lichte bas als Hans Sachs het volledige scala aan nuances dat zijn jarenlange ervaring met de liedkunst hem ter beschikking stelde. Wellicht miste hij iets van het volume om deze gigantische partij ook in grote theaters met een open orkestbak te kunnen zingen, maar hij groeide uit tot een memorabele vertolking op Bayreuther niveau, al blijf ik bij hem de humor missen. Dat deelt hij met José van Dam. Beiden waren uitmuntend als dichter en als morele leider van de meesterzangers, maar beiden misten het gemoedelijke aspect. Aan de andere kant is de Beckmesser van Andreas Schmidt al die jaren net iets te karikaturaal gebleven. Waar Prey hem een element van beschaving en eruditie meegaf, blijft Schmidt pedant, geborneerd en bekrompen, terwijl de camera bovendien registreert dat zijn mogelijkheden op het punt van gelaatsexpressie uiterst beperkt zijn. Een vooruitgang is de bezetting van Veit Pogner. In 1981 was dat een knauwende, blaffende, van ieder legato gespeende Eric Halfvarson en hoewel Matthias Hölle (de Nachtwächter in de eerste opname) mij Franz Crass en Kurt Moll niet doet vergeten, zet hij wel een goudsmid die aan het Bayreuther niveau voldoet. Overtuigend ook zijn Endrik Wottrich als een bijzonder uit de kluiten geschoten David en Birgitta Svendén als een jeugdig klinkende, maar scenisch moederlijke Magdalene. Onvergetelijk waren weer in Bayreuth de koren en hoewel die via de dvd uitstekend overkomen, is het effect toch niet helemaal vergelijkbaar met wat je in het Festspielhaus meemaakt. Wie er indertijd zelf bij is geweest en nu beide voorstellingen op dvd bekijkt, wordt onvermijdelijk gegrepen door een zekere nostalgie. Logisch! Tegelijk blijkt ondanks hetzelfde theater en dezelfde regisseur een verschil in intimiteit en opmerkelijker: een verschil in balans en verstaanbaarheid. In hoeverre dat laatste beïnvloed is door de opname, is moeilijk vast te stellen. Een feit is wel dat de opname uit 1984 meer overeenkomt met de akoestiek die ik in Bayreuth gewend ben, terwijl die uit 1999 een ruimtelijk effect bezit dat op mij niet natuurlijk overkomt. In verhouding daarmee is de verstaanbaarheid. De zangers uit de jaren tachtig stonden op het punt van uitspraak en articulatie steviger in hun schoenen, dat is een feit, maar ik constateerde ook dat de solisten uit de generatie erna geconfronteerd worden met een balans die een grotere rol toebedeelt aan het orkest met alle gevolgen van dien. En dan rijst toch de vraag in hoeverre een live-registratie getrouw is aan de werkelijkheid. De oudere opname is wat al te helder in de hoogte, op het scherpe af, maar met een lichte correctie waan ik me wel in het Festspielhaus, terwijl dat met de nieuwere opname geluidstechnisch geen moment het geval is. index | ||