DVD-recensie

 

© Paul Korenhof, augustus 2023

 

Verdi: Rigoletto

Javier Camarena (Duca), Luca Salsi (Rigoletto), Enkeleda Kamani (Gilda), Alessio Cacciamani (Sparafucile), Caterina Piva (Maddalena), Valentina Coro (Giovanna), Roman Lyulkin (Monterone), Francesco Samuele Venuti (Marullo), Antonio Garés (Borsa), Davide Piva (Ceprano), Rosalia Cid (Contessa di Ceprano), Amin Ahangaran (Usciere), Greta Doveri (Paggio)
Maggio Musicale Fiorentino
Dirigent: Riccardo Frizza
Regie: Davide Livermore
Decors: Giò Forma
Kostuums: Gianluca Falaschi
Dynamic 57921 (BD)
Opname: 23 febr. 2021
(Delen in Opera Actueel van 17 en 24 sept. 2023)

 

De verrassingen zijn de wereld nog niet uit. Een voorstelling uit het midden van de covidcrisis met zo veel mogelijk mondkapjes op het toneel en zo min mogelijk publiek in de zaal, blijkt een Rigoletto op een ouderwets hoog niveau. Dat danken we niet alleen aan drie uitstekende hoofdrollen, maar vooral ook aan een dirigent die gevoel voor drama combineert met grote zorg voor details en afwerking, en aan een enscenering die niet altijd overtuigt, maar die wel keurig het verhaal volgt. Beeld en geluid van de Blu-ray Disc maken het genot compleet, maar de voortreffelijke toelichting in het dvd-boekje verdient eveneens vermeld te worden.

De Rigoletto van Luca Salsi kennen wij al sinds een serie voorstellingen door DNO in 2017 (klik hier), toen wij hem leerden kennen als een ideale Verdi-bariton met een breed, warm timbre en - voorzover dat in een ridicule enscenering te beoordelen viel - een groot acteertalent. Vier jaar en waarschijnlijk de nodige voorstellingen later was zijn interpretatie duidelijk gegroeid en bleek hij met iedere noot en met ieder woord van de tekst te kunnen spelen. Die formulering lijkt overdreven, maar is het beslist niet. Wie Salsi's vertolking aandachtig volgt, hoort hoe hij in een doorleefde en tekstgerichte frasering door kleuring, accentuering en dynamiek de betekenis van letterlijk iedere noot en ieder woord hoorbaar weet te maken. Dat begint al bij zijn opkomst en de spelletjes die hij speelt met Ceprano en Monterone, maar in zijn scène met Sparafucile, zijn 'Pari siamo' en de eerste duetten met Gilda groeit hij uit tot een hoogte die hem op één lijn plaatst met legendarische voorgangers.

Bij dat alles laat hij niet alleen een fraaie stem horen, maar ook een uitmuntende techniek die extra opvalt door strakke tonen en het feit dat hij als geen ander zijn woorden laat uitklinken. Te vaak horen we dat zangers een toonloze laatste lettergreep ook letterlijk toonloos, soms zelfs geluidloos maken. Niets daarvan bij Salsi en in het kwartet horen we bijvoorbeeld in zijn herhaalde 'Taci, il piangere non vale' - ondanks de samenzang - de laatste lettergreep van 'vale' steeds volledig uitklinken! Daarbij blijft hij voortdurend trouw aan de partituur en horen we aan het slot van 'Pari siamo' niet de bekende 'hoge g', maar de 'e' die in de partituur staat, en bij het herhaalde 'All'onda' in de slotscène zingt hij keurig de door Verdi voorgeschreven 'd'. Niet dat ik bezwaar heb tegen ingevoegde topnoten, maar zij passen toch meer bij een vertolking waarbij de nadruk ligt op de zang(er) dan bij een vertolking die duidelijk gericht is op dramatische details en psychologische subtiliteiten.

Dramaturgisch en als karakter is de rol van de hertog van Mantua minder interessant, maar met 'Questa o quella', het liefdesduet, 'Parmi veder', 'La donna è mobile' en de inzet van 'Bella figlia dell' amore' is het muzikaal wel een partij waarbij een zanger zijn vingers kan aflikken. Te veel tenoren stellen zich echter tevreden met het zo fraai mogelijk zingen van al die onvergetelijke melodieën en te weinig horen we zangers die met een uitgekiend bel canto en een subtiele tekstfrasering de rol aanzienlijk interessanter maken. Tot die zangers behoort ook Javier Camarena, belcantospecialist bij uitstek met grote aandacht voor tekst en frasering. Zelden hoorde ik de introductie tot 'Questa o quella' en het recitatief vóór het liefdesduet zo knap geïnterpreteerd, terwijl het duet zelf een juweeltje van verleidingskunst laat horen. Logisch dat Gilda zich voor deze losbol opoffert!

In het tweede bedrijf klinken 'Parmi veder' en meer nog het stretta 'Possente amor' eerder uitbundig dan lyrisch (ik had het graag andersom gehoord), maar dat hangt waarschijnlijk samen met de manier waarop de regisseur deze scène interpreteerde - of beter: door de zanger liet interpreteren. Want dat is toch het grootste probleem met veel moderne regisseurs: zij dwingen zangers tot vertolkingen die niet altijd overeenstemmen met de partituur met soms onvermijdelijke gevolgen voor de zang!

Als vertolkster past de jonge Enkeleda Kamani uitstekend in dit gezelschap. Haar lyriek suggereert zowel het meisjesachtige als de tragiek en de opofferende liefde van Gilda, maar technisch haalt zij toch net niet het niveau van Lisette Oropesa in 2017 in Amsterdam. Haar toonvorming en hoogte zijn prima in orde, met de korte trillers is zij heel secuur, maar haar timbre heeft íets minder kern en met de lange triller aan het eind van 'Caro nome' komt zij niet verder dan een licht tremolo. Als geheel is haar vertolking echter van dien aard, dat ik haar graag vaker tegenkom, liefst ook in het theater.

De kleinere rollen zijn idiomatisch bezet met een gepolijste en zelfs elegante Sparafucile van Alessandro Cacciamani en een betrouwbare Maddalena van Caterina Pina. Speciale aandacht verdient de jonge Francesco Samuele Venuti als Marullo. Indertijd weigerde Giulini bijna de DG-opname te dirigeren omdat de aanvankelijk voor die rol geëngageerde zanger niet het door hem gewenste niveau had. Dat kan ik mij voorstellen. Marullo lijkt 'zomaar een bijrol', maar moet wel degelijk karakter uitstralen. Enerzijds moet hij zich als 'niet-adellijk' personage tussen de andere hovelingen handhaven, anderzijds wordt hij duidelijk door Rigoletto als 'medemens' gezien en op een cruciaal moment in 'Cortigiani' ook als zodanig aangesproken!

Ongetwijfeld was het een probleem om een uitvoering zonder publiek in coronatijd spannend te houden, maar dirigent Riccardo Frizza lijkt daar totaal geen probleem mee te hebben. Niet alleen ademt hij als een echte operadirigent met de zangers mee, maar hij blijkt ook helemaal thuis in het Verdi-idioom. Zoals regisseurs tegenwoordig hun eigen gang gaan, zo hebben huidige dirigenten regelmatig de neiging met het tempo op de loop te gaan. Die neiging tot fluctuerende tempi horen wij ook bij Frizza, maar zij zijn nooit gericht op het effect en staan altijd in dienst van het drama. In combinatie met de helderheid en de precisie waarmee hij het Florentijnse orkest laat klinken, is het resultaat een uitvoering vol dramatiek en spanning die erom vraagt vaker te worden beluisterd.

Over de enscenering van Davide Livermore zal ik kort zijn. Hij volgt het verhaal zoals wij dat kennen, maar plaatst het in onze tijd en voegt er nog het een en ander aan toe, vooral in een overdaad aan figuranten en extra elementen in het toneelbeeld. Daarbij is de eigentijdse setting, in op zich fraaie en bruikbare decors van Giò Forma soms zo concreet, dat het problemen oproept. Dat Rigoletto en Gilda een onderkomen gevonden hebben in een modern souterrain, is heel acceptabel, maar dat dit souterrain tevens een stomerij annex kledingatelier is, vraagt om onlogische situaties en het slot van het eerste bedrijf tart zelfs iedere logica.

Dat later de 'hut' van Sparafucile en Maddalena een nachtclub blijkt te zijn, werkt op zich uitstekend, maar het ontgaat mij waarom de slotscène zich vervolgens moet afspelen in een metrostation waar kennelijk vier treinen per minuut over hetzelfde spoor binnenkomen. Meer soberheid en een concentratie op de handeling zouden mogelijk tot een visueel sterkere en geloofwaardiger voorstelling hebben geleid. Vooral de slotscène levert meerdere vraagtekens op, maar daarover kan ik mij niet druk maken. Mijn advies: niet op het beeld letten en alleen maar luisteren. Dat loont!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links