DVD-recensie © Paul Korenhof, augustus 2024
|
Dertien jaar geleden verwelkomde ik een cd-uitgave van de opname die Melodiya in de jaren zeventig in Moskou maakte (klik hier), en die tot voor kort de enige officiële opname bleef van deze opera uit 1887, drie jaar ouder dan Schoppenvrouw en een werk uit Tsjaikovski's rijpste periode. Desondanks behoort het nog steeds tot de minst uitgevoerde opera's van de componist en ten dele is dat wellicht te danken aan het semi-historische verhaal dat zich afspeelt in en rond het 15de-eeuwse Nizhny Novgorod. Ook in Rusland werd het werk nooit echt populaire, waarschijnlijk vooral door het libretto, de lengte (bijna drie en een half uur) en een structuur waardoor de toeschouwer zich pas in het derde bedrijf bij het drama betrokken gaat voelen. Dat ligt niet helemaal aan het verhaal. Zowel het toneelstuk van Ippoliet Sjpazjinski uit 1884 als de opera van Tsjaikovski behoort tot het soort melodrama dat nu hooguit nog populair is in de vorm van een sprookje. Verhalen over vorsten die verliefd worden op een herbergierster waarna die herbergierster vervolgens door de echtgenote van hun minnaar vermoord worden, bezitten nog een zeker realisme, en zelfs nog de toevoeging van een vorstenzoon die eveneens op het meisje verliefd wordt en daarom door zijn vader vermoord wordt. Een heuse tovenaar in het vierde bedrijf buigt het verhaal echter om in de richting van een melodramatisch sprookje met weinig dramatische geloofwaardigheid. Een extra probleem is dat de opera de geschiedenis is ingegaan als De tovenares of gelijkwaardige titels in andere talen. Het suggereert dat ook de titelhelden toverkrachten bezit en dat is pertinent onjuist. In dit verband kan ik alleen maar billijken dat Naxos de gebruikelijke Engelse titel The Sorceress (De tovenares) verving door The Enchantress (De betoverende). De hoofdpersoon tovert immers niet in letterlijke zin, maar heeft door haar persoonlijkheid zo'n grote invloed op haar omgeving, dat de manipulerende en intrigerende pope Mamirov haar op grond daarvan als heks verdacht probeert te maken. Met de verplaatsing van het verhaal naar een burgerlijk Rusland van nu waar Natasja, bijgenaamd Koema, geen herberg aan de oever van de rivier de Oka exploiteert, maar een galerie, heb ik geen moeite, al is die galerie wel erg druk 'bevolkt' (en niet bepaald met het publiek dat je daar zou verwachten). Het lijkt ook of regisseur Vasily Barkhatov met de door hem gecreëerde tegenstelling tussen dat progressieve en vrijheidslievende milieu en het religieus-conservatieve wereldjes van haar opponenten eigenlijk niet zoveel raad wist. In feite wordt de tegenstelling in mentaliteit tussen beide werelden meer weergegeven door de decors van Christian Schmidt dan door de dramatis personae zelf. Meer problemen heb ik met allerlei overbodige details, ook in de soms toch al knullige personenregie (op een dramatisch moment, als prins Joeri zweert dat hij de minnares van zijn vader zal doden, zit de gezelschapsdame van de vorstin doodgemoedereerd een glaasje wijn te drinken) en met diverse onbegrijpelijke beelden. Functioneel is misschien nog dat projecties tijdens de ouverture ons iets vertellen over de jeugd van Natasja, haar huwelijk, de dood van haar echtgenoot en het feit dat zij met de erfenis een galerie kan opzetten. Andere beelden tijdens de voorspelen tot de volgende drie bedrijven roepen echter de nodige vraagtekens op en maken er weer zo'n typisch moderne regie van, vol diepere gedachten die meer toelichting behoeven dan het werk zelf. De grote kracht van de voorstelling ligt in de uitvoering, en dan op de eerste plaats in de fenomenale titelrol van Asmik Grigorian, die in dit repertoire duidelijk meer in haar element is dan in opera's van Puccini en Richard Strauss. Haar subtiele frasering maakt haar aria in het eerste bedrijf tot een waar juweeltje en de meisjesachtige tederheid die doorklinkt in haar grote scène mat prins Joeri maakt het slot van het derde bedrijf een aangrijpend moment dat doet verlangen naar een opname van Jevgeni Onegin. Als actrice ontplooit zij bovendien een uitzonderlijke natuurlijkheid met een ander hoogtepunt in haar confrontatie met vorst Nikita, eerder in het derde bedrijf. Al die elementen komen op grootste wijze samen in het muziekdramatisch toch wat onevenwichtige laatste bedrijf dat eindigt met een waanzinscène van vorst Nikita nadat deze als reactie op Natasja's dood eerst zijn eigen zoon en zijn vrouw gedood heeft. Dat dit bepaald geen anticlimax oplevert, zorgt - ondanks de merkwaardige enscenering - de sterke vertolking door de bariton Iain MacNeil, die zich in eerdere scènes een krachtige tegenspeler van Grigorian toonde. Zijn sociaal boven haar niveau levende echtgenote, opgefokt in haar moederliefde en wraakzuchtig in haar jaloezie, is in voortreffelijke handen bij de mezzosopraan Claudia Mahnke, terwijl de bas Fredereic Jost uitstekend voldoet in de dubbelrol van de sluwe Mamirov en de in deze enscenering ongeloofwaardige tovenaar Koedma. Een probleem is de Joeri van Alexander Mikhailov. Zijn slanke tenorstem klinkt fraai maar zijn zang lijkt gespeend van iedere emotie, en dat laatste geldt nog meer voor zijn onbeholpen acteren. Terwijl Natasja in het derde bedrijf de door haar aanbeden prins van haar liefde en oprechtheid tracht te overtuigen, komt deze weinig verder dan onbeholpen pasjes naar links en naar rechts. Om zijn aria in het vierde bedrijf scenisch acceptabel te maken, bedacht regisseur Barkhatov daarom kennelijk een truc. Tijdens het voorafgaande dialoogje zien we de jonge prins, die duidelijk meer tijd in de sportschool doorbrengt dan in de bibliotheek, druk doende met een soort boksbal, zodat hij de hele duur van zijn aria kan vullen met het afwikkelen van de beschermende windsels om zijn handen en polsen! Technisch is de door mij bekeken Blu-ray Disc is voortreffelijk waar het de cameraregie en de beeldkwaliteit betreft, maar de scènes bij Natasja komen op het scherm erg donker over. Is haar galerie dan toch een kroeg en drugshol zoals Mamirov suggereert? Onder leiding van Valentin Uryupin, die in 2017 in Frankfurt het Internationale Dirigentenwettbewerb Sir Georg Solti won, komt het orkest tot een verklanking die de partituur van Tsjaikovski alle eer aandoet. Jammer hooguit dat de akoestiek van de Frankfurter Oper aan de droge kant is. De Engelse ondertiteling is overigens niet altijd exact, alsof die gebaseerd is op een zingbare versie voor het theater; mijn advies is daarom het gebruik van de Duitse ondertiteling. Conclusie: een muzikaal sterk maar als muziekdrama niet altijd overtuigende opera in een evenmin altijd overtuigende enscenering, maar in een vrijwel over de gehele linie uitstekende uitvoering. Daarbij steekt de vertolking van de Armeens-Litouwse sopraan Asmik Grigorian in de titelrol met kop en schouders boven alles uit. Absoluut een opname om meerdere malen te beluisteren en haar vertolking is zelfs waard om er ook nog eens naar te kijken. index |
|