DVD-recensie © Paul Korenhof, augustus 2018
|
Toen deze voorstelling vorig jaar in Madrid werd opgenomen, was de productie al ruim tien jaar oud. De première vond plaats in 2006 in het Theater an der Wien onder leiding van Nikolaus Harnoncourt en reisde toen via Barcelona naar de Spaanse hoofdstad. In sfeer doet de visie van Claus Guth op de opera seria die Mozart op 16-jarige leeftijd schreef, mij overigens regelmatig denken aan de productie die Patrice Chéreau in 1985-1986 in Brussel regisseerde. Mede dankzij een lp-uitgave met een overdadig geïllustreerd tekstboek staat die zelfs nog bijna haarscherp op mijn netvlies. In de decors van Richard Peduzzi en de kostuums van Jacques Schmidt speelden zwart een blauw een sfeerbepalende rol die hier lijkt overgomen door het blauw in de wereld van het liefdespaar Giunia en Cecilio. In contrast daarmee staat nu de wit betegelde wereld van de dictator Lucio Silla die Giunia gevangen houdt en haar heeft wijsgemaakt dat haar geliefde is gestorven. En daarmee zijn we dan beland in de wereld van intriges en verwarring die in deze opera seria het decor vormt voor een reeks met emoties beladen aria's, de onmisbare 'Affekten' die dramaturgische logica in een barok-opera op een tweede plaats stelden. Voor veel moderne regisseurs vormen die losse dramaturgie en de overvloed aan emoties een luilekkerland waarin zij ongebreideld hun fantasie kunnen uitleven, maar evenals Chéreau heeft Claus Guth op dit punt grote soberheid betracht. Wel zien we in zijn 'eigentijdse' enscenering meer kleuren en meer beweging, maar evenals in La clemenza di Tito (klik hier) bleef hij in Lucio Silla trouw aan het drama dat het libretto vertelde. Alleen in zijn oplossing voor de slotscène kon ik mij niet goed vinden, maar daar is voor een publiek van nu de geloofwaardigheid van het libretto ook wel erg ver te zoeken. Voor deze voorstelling had ontwerper Christian Schmidt een draaitoneel ontworpen, groot in opzet maatr strak in vormgeving en zonder de dikwijls in zijn decors aanwezige referenties aan de natuur. Het resultaat werkt sterk en doeltreffend, al moet ik daarbij toch een slag om de arm houden. Bij een tv-productie zien wij slechts wat de beeldregisseur ons wil tonen, en in dit geval zijn dat meer dan eens close-ups waar ik liever een grotere uitsnede had gezien. Van de oorspronkelijke bezetting was in Madrid alleen de sopraan Patricia Petibon nog over, bewonderenswaardig in haar uitbeelding van de nobele Giunia die trouw blijft aan haar geliefde. Petibon behoort tot de artiesten die in een opera seria een compleet karakter neerzetten waarin je ook tijdens recitatieven en dialogen onvoorwaardelijk blijft geloven, maar haar hoogtepunt bereikt zij toch waneer zij op zichzelf wordt terugeworpen, zoals in haar aria 'Ah, se il crudle periglio' in het tweede bedrijf. (Foutje in het boekje: bij deze bijna tien minuten durende aria ontbreekt de tijdsaanduiding.) Een grootse vertolking, al begint haar zang zowel in de klank als in de afwerking de sporen te tonen van een intensieve carrière waarin zij grote uitdagingen niet uit de weg ging. Net iets evenwichter is de zang van Inga Kalna in de travestirol van Cinna, hoewel ik haar vertolking nog overtuigender vond in de vorig jaar verschenen Scala-productie (met Lenneke Ruiten als Giunia). Daarin zong Marianna Crebassa trouwens de sterren van de hemel als de verbannen senator Cecilio, een ander slachtoffer van Silla's willekeur. In Madrid horen we in die rol de mezzosopraan Silvia Tro Santafé in een over het geheel verzorgde en geloofwaardige vertolking die echter net dat extraatje miste dat Crebassa erin wist te leggen. Als de harteloze, aan het slot plotseling tot inkeer komende Lucio Silla zien en horen we de stilistisch en vocaal nog altijd overtuigende Kurt Streit, al mist hij in zijn timbre de fluwelen handschoen waarmee Anthony Rolfe Johnson in Brussel zijn macht wist te verpakken. De sopraan Maria José Moreno zingt een weinig uitgesproken maar heel sympathieke Celia, de lieftallige zuster van Silla, en de tenor Kenneth Carver verrast op alle fronten door met een prachtige slanke tenor een messcherpe portrettering van Silla's handlanger Aufidio neer te zetten. Wel heb ik een beetje het gevoel dat ik misschien een enthousiastere bespreking had geschreven, als de akoestiek van het Teatro Real beter had meegewerkt. Bij bezoeken aan Madrid kreeg ik in die zaal regelmatig het gevoel dat ik keek naar een voorstelling in een andere ruimte, een suggesie die vooral werd gewekt door de akoestiek. Kennelijk weten de technici met de zaal ook niet goed raad en meteen bij de ouverture van Lucio Silla had ik weer problemen met de droge, benepen klank waarmee het orkest uit de luidsprekers kwam. Aan de musici lag dat niet. Ivor Bolton weet met Mozart's muziek uitstekend raad en het Madrileense orkest bewees overtuigend dat het ook op authentieke instrumenten prima met deze partituur overweg kan. Over het algemeen ben ik erg gesteld op live-opnamen, maar dit is niet de eerste keer dat een uitvoering uit Madrid mij maar matig kan boeien, en dat ik sterk de indruk krijg dat de klank van de zaal daaraan medeschuldig is. index |
|