Mozart: Le nozze di Figaro
Ludovic Tézier (Il conte di Almaviva), Barbara Frittoli (La contessa), Luca Pisaroni (Figaro), Isabel Rey (Susanna), Marina Camparato (Cherubino), Jeannette Fischer (Marzelline), Carlos Chausson (Bartolo), Raúl Giménez (Don Basilio), Enrique Viana (Don Curzio), Soledad Cardoso (Barbarina), Miguel Sola (Antonio), koor en orkest van het Teatro Real
Dirigent: Jesús López Cobos
Regie: Emilio Sagi
Teatro Real TR97002DVD (2 dvd's)
Opname: Madrid, 16 & 18 juli 2009
Het zijn goede tijden voor Le nozze di Figaro, voor velen misschien wel de beste opera aller tijden, al kan ik mij niet helemaal vinden in de vraag die de titel vormt van een korte documentaire aan het slot van deze nieuwe uitgave: A perfect opera? Zoals Joseph Kerman ruim een halve eeuw geleden al betoogde in het nog altijd toonaangevende Opera as drama, lijden zowel Le nozze di Figaro als Don Giovanni onder een zekere mate van inconsistentie, vermoedelijk als gevolg van de overvolle agenda van Lorenzo da Ponte, de meest gevraagde tekstdichter van Wenen in die periode.
De tijdsdruk die meespeelde bij de vervaardiging van het libretto leidde bij Le nozze di Figaro na de geniaal geconstrueerde eerste twee bedrijven om te beginnen tot een lichte terugval in de derde akte, waarin zelfs de volgorde van de fragmenten (sextet - aria van de gravin -briefduet) nog altijd een punt van discussie is. Daarna volgt een wel heel erg traditionele opeenvolging van aria's in het laatste bedrijf, vooral veroorzaakt door het feit dat met name Marzelline en Basilio (of liever: de zangeres van die rollen) nog niet met een eigen solo aan hun trekken waren gekomen.
Een goede Figaro blijft echter een feest, en dankzij de muziek van Mozart geldt dat onverminderd voor het derde en bedrijf, ook als de aria's van Marzelline er dramaturgisch een beetje bij hangen. Zij 'doen' immers niets binnen de handeling en zij vervullen evenmin een functie als karakterisering zoals de aria van Bartolo in I, die zich daar bij zijn eerste opkomst presenteert als iemand die van zelfingenomenheid in zijn eigen redenering verstrikt raakt.
De grote winst bij deze uitvoering is zonder meer het orkestspel, dat door Jesús López Cobos bezield is van dramatiek met talloze kleine details die door een accentuering of lichte tempowijziging opeens om aandacht vragen, maar ook met over de gehele linie uiterst verzorgd orkestspel waarin de diverse stemmen verrassend opkleuren.
In decors van Daniel Bianco die het grote toneel van het Teatro Real in Madrid decent inperken en soms ook van fraaie doorkijkjes voorzien, plaatst Emilio Sagi een regie die iets minder gestileerd is dan die van Giorgio Strehler in de fraaie Scala-opname die ik kort geleden besprak (klik hier), maar die in plaats daarvan een hoeveelheid levendigheid en een scala aan accentueringen biedt die prachtig aansluiten bij de directie van López Cobos. Daarbij veroorloofde Renata Schussheim zich in haar met smaak ontworpen kostuums weinig geen buitensporigheden, zodat over het geheel genomen deze uitvoering zich naast die van Strehler kan plaatsen als een fraaie visualisering zonder extravagante 'interpretatie' of 'actualisering'. Sterker nog: het verhaal, de plot is gewoon voor iedereen te begrijpen zonder dat er een synopsis aan te pas hoeft te komen en zonder dat de ondertiteling ook maar één moment 'wringt' met het toneelbeeld. Onlangs hoorde ik ook Nikolaus Harnoncourt nog klagen dat te veel hedendaagse regisseurs een ander verhaal vertellen dan in de muziek te horen is, maar daarvan is ook hier gelukkig totaal geen sprake.
Bij de belangrijkste solisten stuiten we op de curieuze situatie dat zij vrijwel alle met zichzelf vergeleken kunnen worden, drie van hen zelfs in dezelfde opname. Zo troffen we zowel het grafelijk echtpaar van Ludovic Tézier en Barbara Frittoli als de Figaro van Luca Pisaroni ook al aan in de opname die twee jaar geleden in de Opéra Bastille gemaakt werd bij de zoveelste herneming van de oorspronkelijke (Parijse) enscenering van Strehler. Die opname is (nog) niet op dvd verkrijgbaar, maar komt regelmatig voorbij op Mezzo. In beide ensceneringen blijkt Frittoli een degelijke, soms misschien ietwat saaie gravin waarbij ik me eerlijk gezegd wel kan voorstellen dat de levenslustige en viriele graaf van Tézier, ook hier weer eens heel markant in zijn vocale karakterisering, graag eens op een ander weiland gaat grazen. De levenslustige Figaro van Pisaroni is inmiddels diens paraderol geworden. Hij zong hem zo ongeveer overal ter wereld, ook bij De Nederlandse Opera (eveneens op dvd) en daarnaast vinden we hem eveneens in de opname onder René Jacobs uit het Parijse Théâtre des Champs-Élysées.
Een andere sleutelrol is hier iets minder overtuigend bezet. Vele jaren lang was de Spaanse sopraan Isabel Rey een gevierde Susanna die speelsheid en lyriek fraai wist te combineren, zoals we onder meer kunnen constateren aan de hand van de (weer behoorlijk trage) opname onder Harnoncourt uit Zürich uit 1996. Nu lijkt zij juist op het punt van frisheid en jeugdigheid over haar hoogtepunt heen en zou zij zich wellicht beter op de gravin kunnen toeleggen. Opvallend is vooral het contrast met en verrukkelijk jongensachtige Cherubino van de Italiaanse Marina Comparato, die we overigens al kennen van een dvd uit Florence onder Zubin Mehta (2003). Eindelijk weer eens een lichte mezzosopraan die mij in deze rol overtuigt, en geen halve alt die beter past in een travestierol in een opera van Rossini.
Andere 'oude bekenden' zijn Jeannette Fischer, een uitstekend gekarakteriseerde Marcellina die eveneens aanwezig is in de Milanese Strehler-productie, en in zekere zin ook Carlos Chausson, hier een markante Bartolo, maar bij Harnoncourt nog een fraaie Figaro. Tot slot een woord van bewondering voor Raúl Giménez, ooit als belcantovirtuoos de voorganger van Juan Diego Floréz, hier ondanks een enkele minder fraaie noot heel overtuigend in de karakterrol van Don Basilio.
De keuze tussen de Milanese Strehler-productie en deze uitgave is moeilijk. De visueel schitterende enscenering van Strehler is zonder meer een icoon, maar de regie van Emilio Sagi doet daar weinig voor onder en steekt op het punt van natuurlijkheid en 'trouw aan de partituur' weldadig af bij menige andere hedendaagse enscenering. Als het om de solisten gaat, prefereer ik de gravin en de Susanna uit Milaan, maar slaat daarna de weegschaal door naar deze Madrileense voorstelling.
De beide dirigenten houden elkaar in evenwicht en als het om de orkestbehandeling gaat, prefereer ik zelfs López Cobos, zij het met een kleine restrictie. Of het aan de levendigheid ligt, aan de dirigent, aan de zichtlijnen van de zangers of gewoon aan de algehele discipline, maar regelmatig gebeurt het namelijk dat een zanger een fractie uit de pas loopt, meestal met een inzet die net iets te laat komt, al wil de geroutineerde Pisaroni ook wel eens net iets te vroeg zijn. Bij alle muzikale verfijning, de kleurenrijkdom en de dramatische nuances die uit de orkestbak opklinken, krijg ik dan toch het gevoel dat López Cobos net iets meer met zijn aandacht bij zijn musici is dan bij zijn zangers. Of speelt hier het verschil tussen een opname en de ruimtelijke verhoudingen in een theater? (Een andere mogelijkheid is dat de zangers hun inzetten iets te veel van de monitor aflezen, een probleem dat maar weinig dirigenten benaderen met de precisie die Hartmut Haenchen ontplooide bij zijn muzikale leiding van Der Ring des Nibelungen in Het Muziektheater.)
Tot slot een klein schoonheidsfoutje: de beide dvd's zitten in het doosje op hetzelfde houdertje geklemd en dat is toch onhandig. Daardoor ontstond overigens wel voldoende ruimte voor een iets fraaier uitgevoerd en steviger boekje dan gebruikelijk is.