Mozart: Le nozze di Figaro
Diana Damrau (Susanna), Ildebrando D’Arcangelo (Figaro), Pietro Spagnoli (Il Conte di Almaviva), Marcella Orsatti Talamanca (La Contessa di Almaviva), Monica Bacelli (Cherubino), Jeannette Fischer (Marcellina), Maurizio Muraro (Dottore Bartolo), Gregory Bonfatti (Don Basilio), Nicola Pamio (Don Curzio), Oriana Kurteshi (Barbarina), Matteo Peirone (Antonio), Teatro alla Scala
Dirigent: Gérard Korsten
Regie: Giorgio Strehler (instudering Marina Bianchi)
Decor: Ezio Frigerio
Kostuums: Franca Squarciapino
Arthaus Musik 101 589 (2 dvd's)
Opname: Milaan 2006
Het is altijd weer fascinerend te zien hoe lang een echt goede 'niet-geactualiseerde' kan meegaan. Dat geldt voor La clemenza di Tito in de enscenering die het echtpaar Hermann in 1982 in Brussel ontwierp en hun latere Salzburger versie van Idomeneo die onlangs zelfs nog in Amsterdam te zien was, dat geldt voor de befaamde visie van Patrice Chéreau op Faust in de Parijse Opéra en het geldt heel bijzonder voor de productie van Le nozze di Figaro die Georg Solti in 1973 in Versailles presenteerde.
Die legendarische voorstelling van Mozart's komedie werd het begin van een nieuw tijdperk van de Parijse Opéra als internationaal operacentrum, maar - de keerzijde van de medaille - luidde tevens het einde in van Parijs als centrum van het Franse repertoire en de Franse zangkunst. Bovenal werd het echter een triomf voor de Italiaanse regisseur en toneeltovenaar Giorgio Strehler, die hier profiteerde van een bijzonder esthetische vormgeving van Ezio Frigerio (decors) en Franca Squarciapina (kostuums). In een breed palet aan pasteltinten en in een sublieme ruimtewerking ontwierp hij voor deze opera een gedetailleerde en evenwichtige personenregie die zelden geëvenaard werd.
Natuurlijk verhuisde de productie enkele jaren later naar de Parijse Opéra (de Bastille bestond nog niet) en uit die periode dateert een registratie van 14 juli 1980 met Gundula Janowitz, Lucia Popp, Frederica von Stade, José van Dam en Gabriel Bacquier die gelukkig ooit op Japanse laserdiscs werd uitgebracht. In datzelfde jaar presenteerde Strehler zijn enscenering in een vrijwel identieke versie in de Scala en het is veelzeggend dat beide producties, die in Parijs en die in Milaan, drie decennia later nog steeds op het toneel staan.
Gelukkig voor de operaliefhebbers - en zeker ook voor de theaterwetenschappers - werd de Milanese productie in de herinstudering van Marina Bianchi in 2006 door de Italiaanse televisie opgenomen en die beeldband is nu door Arthaus Musik op de markt gebracht in een doos met twee technisch uitstekende dvd's en een degelijk uitgevoerd boekwerkje. Hoewel de echte magie van deze voorstelling nog altijd het grootste is in een verduisterde theaterzaal, waar het effect van Strehler's pasteltinten en zijn uitgekiende belichting het sterkste overkomen, maar dat mag de pret niet drukken. Na al die jaren was het een weldaad om deze voorstelling terug te zien in een technisch uitstekend verzorgde registratie (PCM stereo en DD 5.1).
Muzikaal loopt de voorstelling als de bekende trein dankzij de levendige en inspirerende leiding van de Zuid-Afrikaanse dirigent Gérard Korsten, die als Mozart-dirigent bij ons inmiddels ook geen onbekende meer is. Door zijn precisie en zijn vlotte tempi bereikt hij een grote levendigheid die hij weet te combineren met goed gedoseerde aandacht voor zowel de scherpe kantjes als de licht romantische elementen in deze komedie. Daarbij gaat hij uit van de complete partituur, inclusief de aria's van Marcellina en Don Basilio die volgens mij in de oorspronkelijke Parijse productie ontbraken.
Het solistenensemble wordt aangevoerd door de ietwat struise maar vocaal lenige en bijzonder expressieve Susanna van Diana Damrau en de slanke, kernachtige Figaro van Ildebrando d'Arcangelo, die in deze rol zowaar de herinnering oproept aan wijlen Cesare Siepi. Het grafelijke echtpaar is in goede handen bij Marcella Orsatti Talamanca (Anja Harteros, die wel de première zong, was voor deze opname kennelijk niet meer beschikbaar) en de misschien iets te buffoneske Pietro Spagnoli. Opvallend bij de overige rollen zijn de markante Marcellina van Jeannette Fischer en de warme maar helaas iets te donker getimbreerde Cherubino van Monica Bacelli. In Italië houden ze nog altijd van een 'echte' mezzosopraan als Cherubino, ook als het resultaat eerder iets moederlijks dan iets jongensachtigs heeft.
Al met al een waardevolle uitgave met een sterk 'historisch' tintje. Hopelijk zien we ooit officiële uitgaven van Scala-producties die 'nog historischer' zijn. Ik denk daarbij vooral aan de 'Abbado-productie' van Simon Boccanegra in de regie van Strehler en aan zowel Otello als La Bohème in de regie van Franco Zeffirelli, beide gedirigeerd door Carlos Kleiber.