![]() DVD-recensie Het bed centraal
© Paul Korenhof, november 2014
|
De plaatsnaam Macerata zal mogelijk associaties oproepen met een uitvoering in de open lucht, maar dat is hier een vergissing. Gelukkig maar, want de muziek van Mozart is zo subliem uitgebalanceerd dat de akoestische omstandigheden van een open ruimte alleen maar ongunstig kunnen werken. Bovendien zouden we in dat geval de kennismaking hebben gemist met het origineel 17de-eeuwse, maar in zijn huidige vorm uit 1774 stammende Teatro Rossi in Macerata, een theatertje dat met circa 500 plaatsen nog aanzienlijk kleiner is dan het voormalige Ständetheater in Praag waar Don Giovanni in 1787 in première ging en waar ik na de grondige restauratie een 'authentieke' uitvoering bijwoonde op 5 december 1991, bij de viering van de tweehonderdste geboortedag van de componist.. De voorstelling van dit 'dramma giocoso' die in 2009 in het Teatro Rossi werd gegeven, biedt ons niet echt het blijspel dat de componist voor ogen moet hebben gestaan (hij noemde het werk zelf een 'opera buffa'!). Het verhaal over de verleider die voortdurend zijn neus stoot en vervolgens door de hemel terecht voor zijn euvele gedrag gestraft wordt, had in de ogen van Mozart en zijn tijdgenoten minder serieuze kanten dan wij erin zien. Een sleutelpositie wordt daarbij ingenomen door de befaamde interpretatie van E.T.A. Hoffmann die onze visie op het werk is blijven beïnvloeden en latere interpretaties hebben daar soms nog een schepje bovenop gedaan. Voor een publiek dat is opgegroeid met de Donna Elvira van Elisabeth Schwarzkopf is het zelfs onvoorstelbaar dat deze rol, zeker in de Praagse versie (zonder de aria 'Mi tradì'), waarschijnlijk ooit de meest lachwekkende van de hele opera was. Regisseur Pier Luigi Pizzi, die veertig jaar geleden in Turijn met Don Giovanni debuteerde, zet het verhaal gelukkig niet al te zwaar aan, maar er maakt ook geen komedie van. Zijn interesse gaat meer uit naar hoofdpersoon als nietsontziende bedrieger om zijn doel te bereiken dan naar diens legendarische verleidingskunsten. Het centrale element op een vrijwel leeg toneel met schuifwanden en enkele grote spiegels blijkt dan ook een voortdurend verschijnend bed waarvan de symboliek op den duur wel heel erg overduidelijk wordt. Onder invloed van wat het 'authentieke musiceren' ons geleerd heeft, houdt de Italiaanse dirigent Riccardo Frizza de orkestklank lekker licht met kleurrijke, niet al te zwaar bezette strijkers, maar wel poogt hij nadrukkelijk de dramatiek aan te zetten, zeker in zijn tempi. Zo begint hij Leporello's opening langzaam en geaccentueerd om in het vervolg van die scène enkele malen abrupt naar een hogere versnelling te schakelen. Ook later blijken zijn tempi niet altijd consistent en daarmee zelfs stilistisch aanvechtbaar, onder andere twee keer in aria van Masetto. Frizza had beter iets meer aandacht kunnen besteden aan de nu soms ongelijke inzetten van sommige solisten, meestal minimaal, maar wel zo regelmatig dat het kan gaan storen. Het gebrek aan exactheid van Ildebrando D'Arcangelo, die vooral bij de hoge tempi van de 'champagne-aria' soms net iets te laat inzet, lijkt overigens eerder een probleem van de zanger zelf, alsof hij te veel tijd nodig heeft voor een snelle inademing. Met zijn neiging zijn toch al sonore bas iets te veel uit te zetten, mogelijk onder invloed van zijn ervaring met grotere theaters, is dit echter overigens een van de weinige kanttekeningen bij een doorleefde vertolking waarin geen detail hem lijkt te ontgaan. Wel moet hij zijn meerdere erkennen in een voorganger als Cesare Siepi, wiens fluwelen verleidingskunsten misschien wel geëvenaard zijn, maar voor mij nog niet overtroffen. Toen ik deze opname beluisterde, had ik de Rusalka uit Brussel nog in mijn oren (klik hier), maar mijn vrees dat Myrtò Papatanasiou mogelijk een vocaal te scherpe Donna Anna zou zijn, bleek gelukkig niet terecht. In deze kleine zaal klinkt haar stem minder scherp en de kern erin past prima bij een vrouw die constant heen en weer geslingerd wordt tussen tegenstrijdige gevoelens. In haar frasering overtuigt zij al evenzeer en mooi is daarmee het contrast met de door nog meer emoties geplaagde, maar daarbij ook minder standvastige Donna Elvira, in feite het meest gecompliceerde karakter in deze opera. Haar rol is in uitstekende handen bij Carmen Remigio die de extraverte kanten van Don Giovanni's echtgenote met een goede dosis Italiaanse pathos weet aan te zetten zonder stilistisch uit de toon te vallen. Flirterig en een tikje behaagziek is de Zerlina van de jonge Italiaanse sopraan Manuela Bisceglie, een zangeres met een warm timbre, maar zonder het schalkse van de soubrette-achtige lyrische stemmen die we vroeger meestal in deze rol hoorden. De Masetto van de jonge baas William Corrò klinkt heel veelbelovend, maar het timbre van Andrea Concetti's Leporello contrasteert te weinig met dat van zijn meester, terwijl zijn zang behalve welluidend ook weinig genuanceerd is. Als Don Ottavio valt de Amerikaanse tenor Marlin Miller niet echt op door vocale élégance, terwijl een tweede ademhaling tijdens de brugpassage in 'Il mio tesoro' bovendien op een ongelukkig moment valt. Technisch vertoont de opname met enkele vreemde akoestische effecten, waarschijnlijk doordat de solistenmicrofoons zich bij de toneelrand bevinden, terwijl Pizzi zijn regie uiterst beweeglijk houdt, solisten soms liggend laat zingen en te weinig rekening houdt met het gebruik van enkele grote, akoestisch op zich al weinig ideale spiegelende vlakken. In het theater worden sommige akoestische verschillen onder invloed van de visuele waarneming waarschijnlijk wel gecorrigeerd, maar voor een opname is een gelijkmatiger geluidsbeeld vereist. Een mooie cameravoering rondt het geheel af en speelt mooi in op de visuele effecten in de regie zoals de parallel tussen het eerste en het laatste beeld waarin Donna Elvira zichtbaar was, beide malen in reiskleding als silhouet tegen een stemmige achtergrond om haar reis dwars door Spanje te accentueren. Wel kwam de productie regelmatig op mij over als een déjà vu, wellicht door andere producties van Pizzi, maar misschien ook door visuele overeenkomsten met andere ensceneringen (bijvoorbeeld de regie van Karl-Ernst Herrmann in 1984 in Brussel). index |
|