Componisten/werken

Wolfgang Rihm (1)

‘Die Musik beginnt, bevor sie begonnen hat'

 

© Aart van der Wal, augustus 2024

 

Toen ik medio juni het bericht ontving dat Wolfgang Rihm (1952-2024) in een hospice in Ettlingen in het Landkreis Karlsruhe was opgenomen, besefte ik dat het levenseinde van deze altijd zo optimistische Duitse toondichter niet lang meer op zich zou laten wachten. Hij overleed op 27 juli, 72 jaar oud, een oeuvre van ruim vijfhonderd werken achterlatend, na zestig jaar componeren.

Wolfgang Rihm (maart 2024)

1979 - Een bijzonder jaar
Het tweede grote theaterstuk (over zijn overig werk kom ik later nog te spreken) dat onder zijn creatieve handen ontstond was de kameropera Jakob Lenz, die op 8 maart 1979 aan de Staatsopera in Hamburg zijn eerste uitvoering beleefde. Het is gestoeld op Rihms fascinatie voor ‘waanzinliteratuur'. Niet alleen die van Georg Büchner (1813-1837), de auteur van Jakob Lenz, waarin wordt verhaald van de ‘Winterreise' in de Elzas in de jaren 1770 van de door angst om waanzinnig te worden voortgedreven jonge schrijver Jakob Michael Reinhold Lenz: ‘Anfangs drängte es ihm in der Brust, aber zunehmend dräute es im Kopf'). Ook Friedrich Nietzsche en Antonin Artaud zouden in Rihms verdere creatieve bestaan nog een belangrijke rol spelen.

Tussendoor had Rihm nog tijd gevonden om een aantal bekoorlijke walsen voor piano vierhandig te componeren, naast nog een aantal orgelstukken, Klavierstück VII (waarvoor Karlheinz Stockhausen model heeft gestaan) en een strijkkwartet, het vierde inmiddels in wat nog een lange reeks zou worden.

Het was ook het jaar dat de Amerikaans-Franse klavecinist William Christie het barokensemble Les Arts Florissants oprichtte en György Kurtág in Boedapest met Omaggio a Luigi Nono, een koorwerk op teksten van Anna Achmatova, een eerbetoon bracht aan het werk van zijn Italiaanse collega en tijdgenoot. Dan was er de Amerikaan John Cage die met zijn Recent Ruins en Paragraphs of Fresh Air (waar zelfs vier ‘machinisten' aan te pas moesten komen die ook nog een instrument konden bespelen) niet voor het eerst het nodige opzien gebaard. Aan de Deutsche Oper in Berlijn was Untergang der Titantic van Dieter Siebert het gesprek van de dag. Op 24 november (1979) bracht de Staatsoper Dresden voor het eerst Leonce und Lena van Paul Dessau naar het ‘Lustspiel' van…Georg Büchner op de planken. In ons land klonk tijdens het Holland Festival van 1979 het muziektheaterstuk Maulwerke van Dieter Schnebel, in coproductie met het Goethe-Institut, de Berliner Festwochen en de Berliner Hochschule der Künste.

Georg Büchner

Büchner en Lenz
De naam van de vooruitstrevende en sterk maatschappelijk betrokken Duitse auteur Georg Büchner en in het bijzonder diens Lenz (de titel is niet van de auteur), voor het eerst verschenen in 1839 in het tijdschrift Telegraph für Deutschland, kan rechtstreeks in verband worden gebracht met de periode van na de Eerste Wereldoorlog, toen de voorlopers van de moderniteit een aantal op zijn werk gestoelde libretti het licht deed zien. In 1926 ging in Bremen Wozzeck van Manfred Gurlitt in première, een jaar eerder in Berlijn voorafgegaan door Alban Bergs eveneens gelijknamige opera. Maar eerst na het einde van de Tweede Wereldoorlog, nadat het juk van de door nazi's als zodanig bestempelde ‘Entartete Kunst' was afgeworpen, werd sprake van een veel breder gedragen receptie. Die werd vooral in gang gezet in 1947, tijdens de Salzburger Festspiele, met Dantons Tod van Gottfried von Einem, in de bewerking van Büchners drama door de componist Boris Blacher.

Veel aandacht trok later ook het het multimediaspektakel Die Soldaten van Bernd Alois Zimmermann, begonnen in 1958 en – met tussenpozen – voltooid in 1964, naar het gelijknamige, uit 1776 daterende toneelstuk van Jakob Lenz. Daarmee bevinden we ons in een fatalistische wereld waar onrecht en chaos heersen en de mens onmachtig daarin verandering te brengen. Het menselijk bestaan dat door de bril van Lenz geheel en al aan betekenis heeft verloren (Nietzsche zou dit thema later nog aanmerkelijk gedifferentieerder uitwerken). Lenz werd uiteindelijk zelf slachtoffer van zijn eigen denkbeelden: na zijn breuk met Goethe raakte hij in de psychische versukkeling en vervolgens in de goot.

Geschiedenis van de soldaat
Het genre van de ‘Kammeroper' bracht enerzijds creatieve uitdagingen en was anderzijds uit economische nood maar ook door andere omstandigheden (zoals de tussen 1918 en 1920 wild om zich heen slaande Spaanse griep) geboren. Hét voorbeeld dat baanbrekend zou blijken te zijn was Igor Stravinsky's L'Histoire du Soldat, een melodrama ‘om te lezen, spelen en zingen' voor recitant, twee acteurs, een danseres en zeven instrumentalisten, in 1918 gecomponeerd in het Zwitserse Morges. Het was bedoeld als voorstelling binnen de beperkingen van het rondreizend theater (‘théâtre ambulant'), ook voorgesteld als ‘Briefkastenschlüsselwerk', dat later als voorbeeld zou dienen voor menige ‘Kammeroper'. Het was in het stuk allemaal verenigd: de geraffineerde dramaturgie, de tot op het scherp van de snede uitgewerkte instrumentatie, de gecondenseerde vorm en de afgeronde nummers. Het libretto stamde van Charles Ferdinand Ramuz. Zelfs in ons land drong het door: Martinus Nijhoff maakte er in 1930 een passende vertaling van: Geschiedenis van de soldaat.

 
 

Aankondiging van de première

In die zin betekende L'Histoire du Soldat het althans voorlopige afscheid van het opulente operaorkest met de ruimhartige toneeluitdossing die daarbij hoorde. Stravinsky kon in zijn Histoire volstaan met een viool, contrabas, klarinet, fagot, trompet, trombone en een percussionist. Op het toneel was voor de tekst niet meer nodig dan een spreker die de handeling stapsgewijs uit de doeken deed. De tot dan heersende scenische conventies die nog uit de vorige eeuw stamden waren met één klap ter zijde geschoven. Bijzonder was ook het voorschrift van de componist om het werk uit te voeren op een over drie vlakken verdeeld podium, met aan de ene kant de verteller en aan de andere het instrumentaal ensemble, met in het midden de danseres en de beide acteurs. Zo ging het stuk op 28 september 1918 in het Théâtre Municipal de Lausanne onder leiding van Ernest Ansermet van start.

Niet meer van deze tijd
Het ‘kleine' theater bracht na de Tweede Wereldoorlog in met name in het Duitse taalgebied nieuwe creatieve dimensies met zich mee. Het grote theater werd niet meer als ‘zeitgemäss' beschouwd en het ontbrak aan de zo noodzakelijk geachte vernieuwing. Zo vond Mauricio Kagel vond medio jaren zeventig twee solostemmen (countertenor en bariton) genoeg voor zijn Mare nostrum, met als instrumentarium slechts fluit (ook piccolo en altfluit), hobo (ook althobo), gitaar (ook mandoline en luit), harp, cello en…de countertenor en bariton tevens als slagwerker. Terwijl het door hem gekozen onderwerp daarentegen wel kolossaal was: de verovering van Zuid-Amerika. Hiermee vergeleken was Reconstructie, de in 1969 tijdens het Holland Festival opgevoerde opera van Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw, Misha Mengelberg, Peter Schat en Jan van Vlijmen op een libretto van Hugo Claus en Harry Mulisch een waar ‘monsterproject'. Ook in deze opera stond -Zuid-Amerika centraal, in de persoon van de Argentijnse vrijheidsstrijder Che Guevara.

Ook Rihms ‘Lenz-orkest' paste in de tijdgeest, was danig afgeslankt, met slechts drie celli, twee hobo's (ook althobo), klarinet (ook basklarinet), fagot (ook contrafagot), trompet, trombone en klavecimbel, maar wel met uitgebreid slagwerk, waaronder tamtam, tomtom en zweep. Naast de drie protagonisten (Lenz, Oberlin en Kaufmann) wordt het geheel vocaal gedragen door twee kinder- en zes professionele stemmen. Nevenrollen zijn er niet, een koor ontbreekt.
Volgens Florian Lutz* bewoog Rihms kameropera Jakob Lenz zich

'harmonisch [...] beständig zwischen freier Atonalität und tonalen Zusammenhängen; deutlich sind Anklänge an Alban Bergs Wozzeck. Satztechnisch greift Rihm auf traditionelle Musikformen wie Ländler und Sarabande zurück und bedient sich ansatzweise bewährter Arienformen. Der musikalische Komplexität und Vielsichtigkeit der Figur Lenz steht die eindimensionale Zeichnung der beiden Freunde gegenüber (sie sind "einfache Menschen"). Lenz hingegen, dem ein Tritonus mit kleiner Sekunde zugeordnet wurde, wird stets vom Sextett seiner inneren Stimmen begleitet, genarrt, gequält; so steht er allein und doch zugleich in vielseitig-subtilem Beziehungsgewebe zur Umwelt.'

De structuur van de opera is gevat in dertien scènes, onderbroken door instrumentale tussenspelen, in een niet aflatende strijd tussen gelaagdheid, condensatie en transparantie, in overeenstemming met de uiterst wisselvallige gemoedstoestanden waaraan de dichter ten prooi is. Rihm componeert hier vanuit een psychiatrisch mengsel van verbeelding en werkelijkheid, bij vlagen ondoorzichtig, verward en gepassioneerd. In stilistisch opzicht een lastig te ontwarren kluwen die een hoge dosis aan onberekenbaarheid en stuurloosheid met zich meedraagt en in die zin zowel baanbrekend als sterk afwijkend is van Bergs Wozzeck.

Aantrekkingskracht
Heeft de aandacht voor het geestelijk abnormale wellicht min of meer modieuze trekken? Het lijkt er wel op, getuige bijvoorbeeld ook Heinz Holligers Scardanelli-Zyklus (1975-1991) voor fluit solo, kamerorkest, gemengd koor en (voorbespeelde) band. Scardanelli was een van de namen waarmee de geleidelijk waanzinnig geworden Hölderlin zijn gedichten ondertekende. Al lijken de door Holliger op muziek gezette teksten geenszins afkomstig van een dichter die zijn geestelijke vermogens had verloren, ze zijn wel uitgesproken obsessief. Evenals Rihm in Jakob Lenz voegde Holliger instrumentale tussenspelen toe.

Friedrich Hölderlin, geschetst in 1842 door Luise Keller

Hoe verging het Friedrich Hölderlin (1770-1843)? Bij hem ging de geest eveneens als een nachtkaars uit. Deze tijdgenoot van Goethe viel eveneens ten prooi aan de waanzin. Hij werd in 1807, na zijn verblijf in een psychiatrische kliniek, door een eenvoudige timmerman in Tübingen, die vol bewondering Hölderlins Hyperion had gelezen, in huis genomen en verzorgd. In een speciaal voor hem ingerichte torenkamer sleet hij zijn dagen in eenzaamheid, maar liefst 36 jaar lang, tot zijn dood in 1843. De dichter bracht al lezend, declamerend en pianospelend zijn tijd door. Wat hij daar tenslotte achterliet was een schier onoverzienbare hoeveelheid krabbels waaraan geen touw viel vast te knopen, slechts incidenteel onderbroken door een wel volledig en bovendien helder gedicht. 

Klik hier voor de volgende aflevering.

___________________
(*) Florian Lutz: Die letzten Opernhelden der westlichen Welt, opgenomen in Reininghaus/Scheinders: Handbuch Experimentelles Musik- und Tanztheater, Laaber 2004.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links