In eerste instantie hadden we de serie afgesloten, maar ik had beloofd u op de hoogte te houden van Graupner-nieuws. Welnu: dat is er. Vandaar deze nieuwe aflevering. Op CPO verscheen onlangs de cd Mein Jesus, nahe doch zu mir, Solo- & Dialog Kantaten II, een vervolg op een eerdere dubbel-cd met het Kirchheimer Bach-Consort o.l.v. Rudolf Lutz.(1) Met dezelfde solisten, maar met een andere dirigent: de Graup nerspecialist Florian Heyerick. Eerste violiste was bij Rudolf Lutz Chouchane Siranossian en is bij Florian Heyerick Arwen Bouw. De uitstekende toelichting is weer van de hand van Peter Wollny, de directeur van het Bach-Archiv Leipzig. Het is een verbluffend mooie cd geworden, zowel wat de kwaliteit van de uitgevoerde werken betreft, als de uitvoering ervan.
Peter Wollny begint zijn toelichting als volgt:
In der Musikwissenschaft hat der Begriff ‘Kleinmeister’ eine eher unrühmliche Geschichte. Er wurde in der ersten Hälfte des 20. Jahrhunderts verwendet für Komponisten - meist des 17. und 18. Jahrhunderts -. deren Leben, Werk und Wirken sich im Rahmen einer auf 100 Seiten begrenzten akademischen Qualifikationsarbeit abhandeln ließ. In den auf diese Weise ’erledigten’ Musikern sah man Vorläufer, Epigonen oder irgendwie an der Peripherie stehende Gestalten, deren Kompositionen nicht dem großen Strom der Traditionsbildenden Meisterwerke angehörten. In der meist abwertend gebrauchten Bezeichnung steckt mithin ein gehöriges Maß an akademischer Borniertheit, die eine Geschichtsbetrachtung ’von oben herab’ pflegt. Zum Glück sind sowohl der Begriff als auch das Konzept heute weitgehend obsolet.
Om vervolgens zijn punt te maken:
Wie viele andere weniger bekannte Komponisten wurde der Darmstädter Kapellmeister Christoph Graupner (1683-1760) […] in der Vergangenheit vielfach als ‘Kleinmeister’ angesehen, vor allem in direkten Vergleich mit seinen Generationsgenossen Bach, Telemann und Händel. Doch auch hier ist die Legitimitât des Begriffs leicht ad absurdum zu führen. Denn was sollte dieses Etiket bedeuten im Zusammenhang mit einem Musiker, den das wichtigste kirchenmusikalischen Amt Mitteldeutschlands angetragen wurde, einem außerordentlich produktiven höfischen Kapellmeister, der in rund fünfzig Dienstjahren mehr als 1400 Kirchenkantaten schuf; einem versierten Opernkomponisten, der bereits in jungen Jahren auf der Bühne der Hamburger Gänsemarktoper Triumphe feierte? Einem umfassend interessierter und gebildeten Tonkünstler, der die musikalische Entwicklungen seiner Zeit mit Geschick umsetzte und dessen musikalischer Horizont von Kuhnau bis Stamitz und von Hasse bis Rameau reichte?
En als onderhavige opname iets bewijst dan dat Graupner alles behalve een ‘Kleinmeister’ is. In tegendeel: dit is grootse muziek. Eigenlijk volstrekt onbegrijpelijk dat ze nog altijd zo weinig bekend is. Op de cd vijf cantates, een voor sopraan solo, een voor bas solo en drie voor sopraan en bas. Alle cantates stammen uit de eerste jaren waarin Graupner in Darmstadt werkzaam was: de teksten zijn nog niet van Lichtenberg sr., maar zijn van de hand van de dichter en hofbibliothecaris in Darmstadt. Georg Christian Lehms.(2)
En dat dit vroeg werk van Graupner is blijkt ook uit de uiterst kleine bezetting. Immers pas onder leiding van Graupner zou het hoforkest in Darmstadt enorm uitbreiden. Maar zoals Peter Wollny in zijn toelichting terecht opmerkt:
Man gewinnt allerdings den Eindruck, als habe Graupner diese Beschränkung vor allem als eine Herausforderung an seine musikalische Gestaltungskraft verstanden.
Ook het koor ontbreekt en daarmee grotendeels de koralen; alleen de cantate Lass uns in deiner Liebe begint met een door Dominik Wörner gezongen koraal.(3)
Wat in deze vroege werken ook nog duidelijk hoorbaar is: Graupners grote ervaring met de opera, die in deze Dialoog-cantates natuurlijk extra goed van pas kwam:
Jesus: Ich gehe zum Tode, ich gehe zum Sterben
Seele: Mein Jesus, ach, bleibe bei mir!
Opvallend ook de vele accompagnato's. En luister eens naar de virtuoze sopraan-aria Süßes Blut:
|
Graupner: slot van de cantate 'Dein Schade ist verzweifelt böse' |
Over de solisten niets dan goeds. Dominik Wörner kent deze materie als zijn broekzak en zingt uiterst retorisch: iedere zinsnede die daarom vraagt krijgt iets extra’s. Marie Luise Werneburg is misschien iets minder retorisch, maar zingt loepzuiver, ingetogen en kristalhelder. En ook de instrumentale solisten met smetteloos hobo- en fagotspel mogen er wezen.
En als iemand weet hoe hij deze muziek tot leven moet wekken is het Florian Heyerick wel, die niet alleen alles van en over Graupner weet, maar ook de diepgang van zijn muziek weet te peilen. Een cd die iedereen zou moeten beluisteren.
Naar de vorige aflevering
______________
(1) Christoph Graupner: Jesus ist und bleibt mein Leben.
CPO 555 215 2 (2018)
(2) Zie voor Lehms en Johann Conrad Lichtenberg de delen 2 en 5 van deze serie, waar u ook de nodige opmerkingen over de Dialoog -cantate kunt vinden.
(3) De derde strofe van het koraal Herr Christ, der einig Gotts Sohn van Elisabeth Cruciger naar een hymne van Aurelius Prudentius.
Graupner: Cantate Soll nun das unschuldsvolle Lamm GWV 1119/13 voor de zondag Estomihi (1713) -
Cantate Sehet welch ein Mensch GWV 1124/16 voor de zondag Judica (1716) - Cantate Mein Jesus nahe doch zu mir GWV 1129/14 voor de
tweede Paasdag (1714) - Cantate Lass uns in deiner Liebe GWV 1159/12b voor de 18de zondag na Trinitatis (1712) - Cantate Dein Schade ist verzweifelt böse GWV 1160/12a voor de 19de zondag na Trinitatis (1712)
Marie Luise Werneburg ( sopraan),
Dominik Wörner (bas), Kirchheimer BachConsort o.l.v. Florian Heyerick
CPO 555 656-2 • 61' •
Opname: aug. 2023, Protestantische Andreaskirche, Kirchheim a.d. Weinstraße (D)
|
|