Samenwerking met Zingarelli
In 1789 wist Belle de Italiaanse componist Niccolò Antonio Zingarelli ertoe te bewegen naar Colombier te komen om haar te helpen bij het componeren. Belle besloot het componeren tot zijn komst te onderbreken, in afwachting van zijn hulp, zijn correcties en, zoals zij aan Benjamin Constant schreef, in afwachting ‘van het plezier een betere muziek te horen dan die armzalige van mij.’ Het zou nog bijna een jaar duren voordat Zingarelli zou verschijnen, maar in die tussentijd corrigeerde hij een aantal van haar composities alvast schriftelijk.
Kort voor zijn komst schreef Belle aan Benjamin Constant:
‘Ik hoop dat de muziek mij een vervanging zal bieden voor alles wat ik mis. Ik had er behoefte aan niet meer in alle eenzaamheid muziek te maken. Zingarelli en ik zullen muziek schrijven bij Olympiade, dat is ook het gedicht dat Pergolesi had gekozen.(*) Zijn opera werd een mislukking door de jaloezie van zijn rivalen, die razend waren om zijn roem; de onze kan mislukken bij gebrek aan roem. Tegengestelde oorzaken kunnen gelijke gevolgen hebben.’
Belle maakte er geen geheim van professionele hulp bij het componeren nodig te hebben en meldde ook openlijk dat niet altijd alle stemmen van haar hand waren. In 1790 uitte zij in een brief aan Vincent nog de volgende gedachte: ‘Waarom zouden twee musici niet samen kunnen werken zoals eertijds twee Vlaamse of Nederlandse schilders samen hebben gewerkt aan hetzelfde schilderij?’
Hoewel Zingarelli een aantal niet onbelangrijke muzikale posten in onder andere Milaan en Rome heeft bekleed en daarnaast ook een aantal bekend geworden componisten, waaronder Bellini, Donizetti en Mercadante, onder zijn leerlingen heeft gehad, beschrijven de hedendaagse annalen hem als een conservatief componist, wiens muziek oppervlakkig, stereotiep, saai en triviaal was, als een snelschrijver die meestal niet voor de mooiste, maar voor de eenvoudigste oplossing koos.
|
Niccolò Antonio Zingarelli (1752-1837), gravure van Francesco Pisa |
Blijkens een brief aan Benjamin Constant van augustus 1790 was dit precies wat Belle zocht, al drukte zij zich wat tegenstrijdig uit:
‘Ik heb een musicus hier kunnen krijgen, een componist, een goed kunstenaar, maar met weinig gevoel. Dat is wat ik nodig heb, niet om mijzelf te amuseren, maar om heel goede muziek te schrijven, want een groot muzikaal genie zou zijn eigen muziek schrijven, en niet de aanvullingen die de mijne behoeft.’
Zingarelli verbleef drie maanden in Colombier. Vincent schreef ze hierover in maart 1791:
'Sinds drie maanden leeft hier een Italiaanse componist, een heel goed kunstenaar maar weinig vindingrijk. Ik wilde les hebben, maar onze lessen ontaardden in geruzie. Routine en kunst aan de ene kant, onwetendheid en talent aan de andere voerden een afschuwelijke strijd. Daar komt nog bij dat de Italiaan koppig en kortaangebonden is en de Hollandse weinig geduldig en eigenwijs, voor de rest zijn we voor elkaar de beste mensen die je je maar voor kunnen stellen… ‘Mevrouw, Uw verbeelding gaat met u aan de haal… ‘Meneer, U zit vastgeroest in Uw gelijkhebberigge koppigheid…’ Maar ik heb intussen wel wat geleerd! Ik was een opera gaan maken in dichtvorm en ik gaf hem die om op muziek te zetten. Als mijn verzen de musicus problemen opleverden veranderde ik ze, maar ik bekritiseerde de componist als hij de gedachte van de dichter niet begreep, zelf maakte ik een paar melodieën en gaf het thema aan voor een paar andere. Op die manier heb ik me geoefend en ben ik gewend geraakt aan wat in deze kunst ge-makkelijk en verhelderend is.
Ons werkje, dat Les Femmes heet, bevindt zich nu in Parijs in handen van het comité en de acteurs van de opera. Elke dag verwacht ik bericht dat het aanvaard is en opgevoed zal worden, want het zal worden geaccepteerd, daaraan twijfel ik niet. Wat de dramatiek betreft, is het aardig en nieuw in zijn soort en al is de muziek misschien niet erg bijzonder, die is in elk geval correct elegant, aangenaam, volmaakt in harmonie met de tekst. […] Van deze uitvoering is, ondanks diverse bemiddelingspogingen, niets terecht gekomen.'
Iedere noot betwist
Het was niet de enige opera waar ze samen een gewerkt hebben; ook Polyphème en Le Cyclope waren in een gezamenlijke strijd tot stand gekomen.
Het zal Belle vermoedelijk hebben aangestaan dat Zingarelli haar, ondanks het feit dat hij zich in een afhankelijke positie bevond, toch de hele dag tegensprak en niet probeerde middels vleierijen bij haar in de gunst te komen. Ze moest er eerder om lachen en vroeg zich zelfs af of men hem niet heilig zou verklaren wanneer hij haar een klap zou verkopen. Zingarelli vond dat zij vaak overmoedig werd en werd boos wanneer ze zich niet aan hem stoorde en te hoog greep. Ze durfde naar eigen zeggen in zijn bijzijn nauwelijks twee noten op papier te zetten. Hij moest echter ook erkennen dat ze soms mooie dingen schreef. Aan haar correspondentievriendin Harriëtte l’Hardy schreef ze in november 1791:
‘Zingarelli, die zo weinig en zo zelden iets goedkeurt, die zichzelf nooit bewondert, die op mij voortdurend kritiek heeft, is gedwongen het resultaat van onze ruzies, ons laat opblijven, onze tranen, toe te juichen. Onze tranen, ja. Ik heb meer dan eens gehuild als ik ruzie met hem maakte over een achtste noot, een achtste rust, of een ut wilde doordrijven tegen een mi’.
|
Harriëtte l’Hardy (1768-1808): zelfportret (pastel) |
Van de muziek van Cyclope erkende hij dat deze goed was. ‘Elke noot goed doordacht’, maar volgens haar had hij iedere noot ervan betwist en alles op een goudschaaltje gewogen, ruziënd over iedere achtste, iedere rust, iedere noot en had ze het huilend en mopperend voltooid. ‘Het lijkt wel alsof je de ziel uit haar lijf rukt als je één noot schrapt, had Zingarelli met tranen in de ogen verzucht; ‘Ik word nog eens stapelgek van die Cyclope, het is nu al de vijfde keer dat ik hem opnieuw maak.’
Na drie maanden vertrok hij naar Italië in verband met een opdracht voor een opera, maar in de zomer van 1791 kwam hij nog een paar weken terug om te werken aan Zadig, naar een verhaal van Voltaire, waarvoor Zingarelli zelfs een Italiaanse versie wilde maken die hij door bemiddeling van Belle in Turijn hoopte uit te kunnen voeren. De bemiddeling slaagde in zoverre, dat aldaar daadwerkelijk twee opera's van hem zijn uitgevoerd. Zadig echter, waarover Belle zelf helemaal niet tevreden was, werd er niet uitgevoerd. Van de composities die zij in samenwerking tot stand hebben gebracht is er niet één aan ons overgeleverd.
Klik hier voor de vorige en hier voor de volgende aflevering.
_________________
(*) Giovanni Battista Pergolesi: L’Olimpiade (1735) op een libretto van Metastasio.