![]() CD-recensie Jan Lisiecki: de nieuwe Kissin?
© Tim van den Berg, mei 2011
|
||||||||||
Chopin: Pianoconcert nr. 1 in e, op. 11 - nr. 2 in f, op. 21 Jan Lisiecki (piano), Sinfonia Varsovia NIFC CCD 200 • 72' • (Live-opname, Warschau 2008/09)
Chopin: Pianoconcert nr. 1 in e, op. 11 - nr. 2 in f, op. 21 - Mazurka nr. 40 in f, op. 63 nr. 2 - nr. 49 in f, op. 68 nr. 4 - Wals nr. 14 in e, op. post. Evgeny Kissin (piano), Moskous Filharmonisch Orkest o.l.v. Dmitri Kitaenko RCA Red Seal M650 • 71' • (Live-opname, Moskou 1984) www.kissin.dk & www.janlisiecki.com A star is born (1984) Wat maakt dit concert -en dus Kissin- zo bijzonder? Allereerst de fabelachtige techniek die de jongen reeds bezat. De pianoconcerten van Chopin (waarover later in dit artikel meer) gelden toch niet als de makkelijkste die op het repertoire staan. Vaak kiezen jonge pianisten voor hun debuut met orkest een compositie van Mozart of een vroeg werk van Beethoven, die technisch minder veeleisend zijn. Hoewel je in de frasering hoort dat hier een buitensporig getalenteerd persoon aan het werk is, heeft het (uiteraard) nog niet de finesse van een Zimerman of een Perahia. Bovendien, wie de opname beluistert, hoort dat Kissin ondanks zijn techniek wel een aantal nootjes mist. Dit kan ook niet anders wanneer je beseft dat zijn handen destijds met moeite een octaaf omspanden. Ook durft hij nog niet erg vrij om te springen met het gebruik van rubato, iets wat zijn spel in de latere jaren juist zou kenmerken. De orkestbegeleiding heeft weliswaar af en toe een behoorlijk ‘hoempapa’ gehalte, maar dit kan enerzijds deels worden toegeschreven aan de orkestratie van Chopin zelf en anderzijds aan de minder goede opnamekwaliteit. De uitgave van RCA is oorspronkelijk die van Melodiya, het Russische label dat heeft gezorgd voor een prominente plek voor de ietwat schelle piano ten opzichte van het orkest. Verwacht geen opnamekwaliteit zoals de grote labels die aan het begin van het digitale tijdperk doorgaans in de aanbieding hadden en wees niet verbaasd over het volume waarmee sommige Russen hun hoest- dan wel niesbui de grote zaal van het conservatorium van Moskou in joegen. Hoewel de vorige alinea misschien anders doet vermoeden, hebben we hier te maken met een muzikale gebeurtenis van groot historisch belang. Kissin maakt op 12-jarige leeftijd duidelijk dat hier een supertalent aan het werk is. De grote vraag na een dergelijk concert is wat er van het talent terecht zal komen en hoe het zich zal ontwikkelen. In het geval van Kissin vallen hier meerdere dingen over te zeggen. Op technisch gebied is hij uitgegroeid tot een pianist die behoort tot de absolute wereldtop. Waar hij tijdens zijn tienerjaren nog wel eens een noot liet vallen, wordt zijn spel tegenwoordig gekenmerkt door een ongeëvenaarde technische perfectie. Men hoeft hiervoor alleen maar naar zijn recente live-opname van het Tweede pianoconcert van Prokofjev te luisteren (klik hier voor de recensie) om daarvan overtuigd te worden. Het persoonlijke leven van Kissin verliep helaas minder mooi dan zijn muzikale leven . In de concertzaal of op beeldmateriaal ziet men voor aanvang en na afloop van een concert een moeizame, geforceerde glimlach op zijn gelaat. Een voorbeeld is de beroemde registratie van het Eerste pianoconcert van Tchaikovsky met Herbert von Karajan uit 1988. Waar Karajan zich als een vis in het water voelt wanneer het concert zojuist is afgelopen en hij de bravo’s op galante wijze in ontvangst neemt, staat Kissin er schuchter en verlegen bij: emoties lijkt hij alleen muzikaal te kunnen uiten. Veelzeggend is ook zijn antwoord op de vraag wie de belangrijkste personen in zijn leven zijn: zijn moeder en zijn pianodocente van het eerste uur, Anna Pavlova Kantor. In een interview dat nog niet zo lang geleden in het blad Luister werd gepubliceerd gaf hij aan niet gelukkig te zijn, behalve wanneer hij achter de piano zit. De werken: Chopins pianoconcerten Chopin schreef de concerten toen hij verliefd was op een zangeres, wat met een beetje goede wil is terug te horen in de zangerige, verliefde melodieën, die zich vooral manifesteren in de ronduit dichterlijke middendelen. Beide concerten werden voor het eerst uitgevoerd in Warschau, het tweede in 1829 en het eerste in 1830. Chopin wilde er op tournee goede sier mee maken en zijn reputatie als virtuoos concertpianist definitief vestigen. Iets dat vaak wordt genoemd is de zwakke instrumentatie. Wanneer de piano speelt, hoort men vaak niet meer dan een zachte strijkersklank op de achtergrond. De soli uit het orkest komen vaak stereotiep van een houtblazer en worden dan even clichématig herhaald door een andere blazer, waarna een orkestraal tutti volgt. Geen wonder dus dat het tot nog niet eens zo lang geleden min of meer gebruikelijk was om het orkestaandeel stevig in te korten, om nog maar niet te spreken van de verschillende orkestarrangementen die werden gemaakt, onder meer door de Franse pianist Alfred Cortot.
Voor het schrijven van deze ietwat kale orkestpartijen zijn verschillende redenen mogelijk. De pessimist zal zeggen dat Chopin simpelweg niet beter kon en er voor zijn doen het maximale uit heeft geprobeerd te halen. Een andere mogelijkheid is mogelijk meer van praktische aard: een orkest dat er geen zin in had om met een jonge, onbekende pianist langdurig te repeteren, terwijl niet in de laatste plaats Chopin zelf zijn tijd misschien veel beter kon gebruiken. Aan de andere kant moet het probleem van de orkestratie niet worden overdreven. Zo bewees Krystian Zimerman in zijn revolutionaire DG-opname uit 1998 dat de orkestpartij meer dan de moeite waard is. Het lijkt misschien wat extreem, maar de als een perfectionist bekend staande Zimerman vond het nodig om speciaal voor deze opname een orkest samen te stellen, waarvan hij de leden een voor een zelf uitkoos. Dat deze concerten op het repertoire van de meeste pianisten staan zegt wel iets over hun populariteit én kwaliteit. Geen wonder dus dat er een groot aantal opnamen van zijn verschenen, waaronder een aantal zeer goede: Artur Rubinstein (met John Barbirolli in de jaren dertig en Alfred Wallenstein/Stanislav Skrowaczewski in 1958 en 1961), Maurizio Pollini (in nr. 1 met Paul Kletzki), Krystian Zimerman (met Carlo Maria Giulini eind jaren zeventig, en dan in 1998 vanaf de piano geleid), Ivo Pogorelich (in nr. 2 met Claudio Abbado), Murray Perahia (met Zubin Mehta), Martha Argerich (in nr. 1 met Claudio Abbado, beiden later met Charles Dutoit), en ten slotte Rafal Blechacz (met Jerzy Semkow). Aan dit rijtje kan sinds kort een nieuwe naam worden toegevoegd: Jan Lisiecki. A star is born (2011) Wie de foto bekijkt en het verhaal leest zal wellicht denken aan de beide broers Jussen. Op zeer jonge leeftijd een contract met Deutsche Grammophon, een vriendelijke glimlach en -niet te vergeten- veel en blond haar. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat ‘onze’ Jussens door DG toch vooral in eigen land worden gepromoot, in tegenstelling tot Lisiecki, die door het gele label juist wel in het buitenland in het zonnetje wordt gezet. Laat ik bij het begin beginnen: Jan Lisiecki werd op 23 maart 1995 geboren in het Canadese Calgary. Zijn achternaam kreeg hij van zijn uit Polen geëmigreerde ouders (hij spreekt beide talen accentloos). De vijfjarige kleuter vond op de basisschool een oplettende schooljuf die hem wilde stimuleren. Zij adviseerde de ouders om het kind een instrument te laten bespelen. Jan koos voor de piano en maakte al snel grote vorderingen. Op YouTube zijn talloze filmpjes te vinden waarop de jonge Lisiecki te zien en te horen is tijdens concerten en competities. Verbluffend vind ik de opname waarop hij als 13-jarige Chopins Andante Spianato et Grande Polonaise speelt (http://www.youtube.com/watch?v=POW-nMaKAp4). We zien wel vaker jeugdige pianisten -vooral uit Azië- die dergelijke stukken technisch vlekkeloos kunnen spelen, maar het verschil zit hem in Lisiecki’s enorme muzikaliteit, die men slechts zelden tegenkomt. In 2008 werd Lisiecki uitgenodigd om het Tweede pianoconcert van Chopin te spelen, samen met het Sinfonia Varsovia onder leiding van Howard Shelley. Velen zullen Shelley kennen als de pianist die veel opnamen heeft gemaakt voor labels als Chandos en Hyperion, maar de laatste jaren treedt hij steeds meer op als dirigent, al dan niet aan de piano. Het concert was een groot succes en Lisiecki werd gevraagd om een jaar later terug te keren om het Eerste pianoconcert van Chopin met dezelfde bezetting te spelen. Ook dit evenement werd door de pers met groot enthousiasme ontvangen en nu is daar dan de live-opname van de beide concerten, opgenomen door de Poolse radio en uitgegeven door het label van het officiële Chopin-instituut Narodowy Instytut Fryderyka Chopina, bekend van de recent uitgegeven serie ‘The real Chopin’ (met alle werken van de Poolse componist op authentieke instrumenten, met o.a. Frans Brüggen en zijn Orkest van de Achttiende Eeuw). De prestatie van Lisiecki vraagt, nee smeekt om een vergelijking met Kissin. Het eerste dat opvalt is dat het orkest er duidelijk meer aandacht aan heeft besteed dan het Filharmonisch Orkest van Moskou. Er zijn grotere verschillen in dynamiek, die dankzij de veel betere opnametechniek ook goed hoorbaar zijn. Het orkest klinkt bovendien verzorgd, al zijn de eerste violen enigszins overheersend (vooral in het Eerste concert), met als gevolg dat in tutti-passages het klankbeeld licht uit balans is, zij het absoluut niet storend. Er wordt in ieder geval beter gefraseerd dan in de Moskouse variant. Misschien helpt het dat een pianist als Shelley de rol van dirigent op zich neemt want hij kent deze concerten uiteraard ook vanuit puur pianistiek perspectief door en door.
Het spel van Lisiecki is simpelweg adembenemend. De eerste inzet van de piano in op. 21 (het staat als eerste op de cd) volgt op het moment dat het orkest pianissimo speelt en moet staan als een huis, zoals hier. Vanaf het hoge des-octaaf dendert de pianist naar beneden om na een triller in de bas het hoofdthema opnieuw introduceren. Wat volgt is ongelooflijk en valt alleen in superlatieven te beschrijven: frasering, nuances, het dynamische discours, Lisiecki rolt het uit in de fijnst denkbare vorm. Uit niets valt af te leiden dat hier nog maar een jongen aan het werk is. Snelle passages klinken scherp gedetailleerd en er wordt niet ‘geschmiert’ met een overdaad aan pedaalgebruik, integendeel zelfs. De manier waarop deze solist de zangerige melodieën gestalte geeft vaagt in een keer het argument van tafel dat hij een leven achter zich moeten hebben om stukken als deze te kunnen spelen. Een opvallend sterk punt van zijn spel is zijn linkerhand, die geen enkel detail ongehoord laat passeren en in de afsluitende rondo’s spitsheid en ritmisch profiel aan de muziek geeft. Zou het toeval zijn dat ik juist die kwaliteit ook vaak in Kissins spel terughoor, in bijvoorbeeld zijn opname van de pianoconcerten van Beethoven? Wanneer ik een keuze zou moeten maken tussen de jonge Kissin en Lisiecki zou mijn voorkeur naar de laatstgenoemde uitgaan. Ondanks de fenomenale prestatie van de Rus is de techniek van zijn jongere collega net wat beter en klinken zijn frasen net wat rustiger en meer doordacht. Wie de achterkant van beide cd´s raadpleegt zal zien dat Lisiecki 72 minuten nodig heeft voor het spelen van beide concerten, terwijl zijn collega de klus in 63 minuten klaart. Dit verschil zit hem voornamelijk in de middendelen, waar Lisiecki steeds twee minuten langer over doet. Hij weet op meesterlijke wijze de dichterlijke melodieën vorm te geven zonder te belanden in zoetsappig effectbejag. Overigens heeft Zimerman voor zijn opname uit 1998 zelfs een dubbel-cd nodig, waarbij hij uitkomt op ruim 81 minuten. Ook nu geldt natuurlijk de vraag: Hoe gaat dit talent zich ontwikkelen? Deze zomer speelt Lisiecki op de festivals van Verbier en La Rocque d’Anthéron; in september speelt hij tijdens de seizoensopening van het Orchestre de Paris onder leiding van Paavo Järvi, met wederom het Eerste pianoconcert van Chopin op de lessenaars. Verder staan er concerten gepland met dirigenten als Kent Nagano, Augustin Dumay, Bramwell Tovey en Yannick Nézet-Séguin. Daaraan zal het dus niet liggen, met op het programma o.a. het Tweede pianoconcert van Liszt, het Derde van Beethoven, het KV 466 en KV 467 van Mozart (die ook op zijn debuut-cd bij Deutsche Grammophon zullen verschijnen) en het Pianoconcert van Schumann. Het zal nog een aantal jaren duren voordat we kunnen concluderen of Lisiecki de top heeft gehaald, of niet. Zijn cd-debuut is er in ieder geval een om lang over na te praten en het is vurig te hopen dat hij bij Deutsche Grammophon zijn artistieke ei goed kwijt kan. Persoonlijk had ik gehoopt op een spannender en meer origineel labeldebuut, want je vraagt je toch onwillekeurig af welk nieuw licht nog op deze muziek kan worden geworpen; maar ach, na deze Chopin-cd zit ik daar toch eigenlijk niet zo over in... index |
||||||||||