CD-recensie
© Siebe Riedstra, juli 2022 |
Johann Wilhelm Wilms (1772-1847) was in de eerste helft van de negentiende eeuw de belangrijkste componist in het Amsterdamse muziekleven. Hij werd twee jaar na Beethoven geboren in Witzhelden, een plaatsje onder de rook van Keulen, waar zijn vader werkzaam was als organist en onderwijzer. Hij kwam letterlijk in de lagere school ter wereld, want in die tijd diende de woning van de meester tevens als schoolgebouw. We moeten ons ook realiseren dat een onderwijzer in die tijd veel lager op de sociale ladder stond dan bijvoorbeeld een handwerksman. Wilms was voorbestemd om zijn vader op te volgen, maar besloot in de zomer van 1791 Amsterdam te verkennen. Op het eerste gezicht misschien een merkwaardige beslissing, maar Amsterdam gold met zijn muziekuitgevers toen als één van de belangrijke muzikale centra van West-Europa, veel meer dan het voor Wilms nader gelegen Keulen of Düsseldorf. Bovendien bestond er een levendig handelsverkeer tussen Amsterdam en Wuppertal en hielden tal van kooplieden uit die stad er domicilie. Wilms schoot er vrijwel onmiddellijk wortel: hij gaf pianoles bij rijke joodse families, trad in de salons op als pianist en werkte in diverse orkesten als fluitist. Zijn Grande Sonate pour le Pianoforte verscheen in druk en vestigde zijn naam als componist. Hij was 21 jaar en zou Nederland niet meer verlaten. In 1808 werd Wilms benoemd tot lid van het Koninklijk Nederlands Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten, en hij behoorde tot de eerste leden van verdienste van de Maatschappij tot bevordering van de Toonkunst. In praktische zin was Wilms actief bij de muziekgezelschappen Felix Meritis en Eruditio Musica, orkesten die uit semiprofessionele musici bestonden en waar Wilms als pianosolist optrad, dirigeerde en componeerde. Grote roem viel Wilms ten deel toen hij een prijsvraag won om een nieuw Nederlands volkslied te componeren. In 1815 werd het Koninkrijk der Nederlanden geproclameerd, en omdat het bestaande volkslied, het Wilhelmus, een strijdlied was en dus niet objectief genoeg, moest er een nieuw nationaal volkslied worden gekozen. Daarvoor schreef Hendrik Tollens, verfhandelaar en dichter te Amsterdam, de tekst 'Wien Neêrlands bloed door d'adren vloeit, van vreemde smetten vrij', Wilms componeerde de muziek. Tot het oude strijdlied Wilhelmus toch weer opnieuw werd verkozen als volkslied door Koningin Wilhelmina, diende deze ronkende hymne ons vaderlandgevoel van 1816 tot 1898. Het werd echter pas in 1932 officieel afgeschaft, maar het lied bleef tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw op het repertoire en was op menige Koninginnedag een populair item. Ook als symfonicus viel Wilms in de prijzen. Zijn Zesde Symfonie opus 58 ontving in 1820 de eerste prijs op een concours van het Genootschap voor Schoone Kunsten te Gent. In 1824 werd Wilms organist van de Doopsgezinde Kerk te Amsterdam en trok zich langzamerhand uit de concertpraktijk terug. Zijn Zevende symfonie uit 1837 is een laatste terugblik en samenvatting van een carrière in de muziekwereld van Amsterdam, waar hij om zijn innemende maar bescheiden en hulpvaardige persoonlijkheid gewaardeerd bleef. Als componist was Wilms geen vernieuwer zoals Beethoven, maar hij had een fijne neus voor de heersende muzikale waan van de dag. Daar maakte hij handig en vakkundig gebruik van. Wilms schreef zeven symfonieën, die pas in de eenentwintigste eeuw opnieuw onder de aandacht zijn gebracht, onder meer door Concerto Köln op het label Archiv. Spijtig is dat een dubbel-cd met vier symfonieën, in de nadagen van het Radio Kamerorkest opgenomen voor het label Channel Classics, nauwelijks aandacht heeft gekregen. De opnamen werden gemaakt tussen 2000 en 2002, onder leiding van alleskunner Anthony Halstead (1945, een virtuoos op de hoorn zowel als het klavecimbel) en de cd kwam uit in 2006; hij is te beluisteren op Spotify. Ronald Brautigam heeft zich samen met de (Amerikaanse) dirigent Alexander Willens en de Kölner Akademie (niet te verwarren met Concerto Köln) gebogen over de redactie van vijf van de zeven bewaard gebleven pianoconcerten van Wilms. Op deze eerste aflevering staan de concerten opus 3, 12 en 26, respectievelijk uitgegeven in 1799, 1807, en 1810. Net te vroeg om beïnvloed te zijn door Beethoven, die zijn concerten schreef tussen 1793 en 1809. Aardige bijzonderheid is dat Wilms de uitvoering van zijn opus 12 zelf besprak in de Allgemeine Musikalische Zeitung: 'Hr. Wilms, ebenfalls ein sehr fertiger Klavierspieler, scheint mehr den Zuhörer zu rühren, als in Erstaunen setzen zu wollen, was ihm oft auch trefflich gelingt'. Er was in Amsterdam een kennelijk gebrek aan onafhankelijke muziekverslaggevers.. Ronald Brautigam heeft in de loop der jaren een uiterst solide band opgebouwd met het label BIS, resulterend in exemplarische integrale opnamen van Beethoven en Mozart op zijn vertrouwde pianoforte, een kopie van een instrument van Walter uit circa 1805, vervaardigd door Paul McNulty, die tevens aanwezig was bij de opnamen. Over de kwaliteiten van Brautigam hoeven we niet meer uit te wijden - hij is gewoonweg de ideale man voor dit repertoire, dat alle hulp nodig heeft om de aandacht vast te houden. Samen met Michael Alexander Willens en de Kölner Akademie slaagt hij daar voortreffelijk in. Wilms kenner Horst A. Schulz schreef een uitgebreide en zorgvuldige toelichting en de opname (super audio en stereo) is zoals altijd bij BIS tot in de puntjes verzorgd. De coproductie met de Deutschlandfunk onderstreept nog eens het belang van de publieke omroep, zonder wie deze belangwekkende discografische première ondenkbaar zou zijn. ___________________ index |
|