CD-recensie
© Siebe Riedstra, april 2023 |
Dit is de tweede en tevens laatste aflevering van de complete pianowerken van Louis Vierne op het label Naxos. Deel 1 verscheen in 2021 en is hier uitgebreid besproken door collega Gerard Scheltens. Het levensverhaal van Louis Vierne (1870-1937) lees je niet voor je plezier. Zijn aangeboren blindheid, de dood van zijn zusje toen hij zes jaar was, de dood van zijn vader op jonge leeftijd, en daarna de dood van César Franck, die een tweede vader voor hem was geweest, het gaat maar door. Dan was er een ongelukkig huwelijk dat eindigde in een pijnlijke echtscheiding en de dood van zijn jongste zoon. Vervolgens de eerste Wereldoorlog waarin zijn oudste zoon en zijn jongere broer op het slagveld opkwamen. Vooral over de dood van die zoon is hij nooit meer heen gekomen. De jongen was slechts zeventien, en Vierne heeft zichzelf niet kunnen vergeven dat hij hem toestond dienst te nemen in het leger. Het verhaal van de componist Vierne is gelukkig heel wat positiever. Hij was de ster leerling van Charles-Marie Widor en wist het al op zijn dertigste te schoppen tot organist van de Notre-Dame te Parijs. Dat was overigens een erebaan, hij moest zijn inkomen verwerven met lesgeven en concerteren. Gelukkig leefde hij in een tijd waarin het grote symfonische orgel in kerk zowel als concertzaal enorm populair was en duizenden mensen op de been bracht. Desondanks leefde hij voortdurend onder de schaduw van financiële tekorten en bleef hij afhankelijk van rijke bewonderaars. De faam van Vierne is in de concertpraktijk beperkt gebleven tot zijn orgelwerken, maar daarmee doen we hem schromelijk te kort. Zijn portefeuille bevat een bescheiden maar uitgelezen aantal werken voor kamerbezetting (een subliem pianokwintet heb ik hier al eerder besproken), liederen en pianowerken. Daarnaast liet hij voor het orkestpodium een symfonie en een pianoconcert na. Wat betreft de pianowerken zijn er drie titels die opvallen door hun kwaliteit en verbazen door hun afwezigheid op pianorecitals. Dat zijn in volgorde van verschijnen de Douze Préludes opus 36 uit 1914/5, de Trois Nocturnes opus 34 uit 1915/6, en het vierdelige Solitude opus 44 uit 1918. Over de nummering van de Préludes heerste enige verwarring omdat het werk in twee Livres van zes delen verscheen. Livre 1 ontstond in 1914, Livre 2 een jaar later en het voltooide opus werd pas uitgegeven in 1921. Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat de invloed van Debussy hier merkbaar aanwezig is, en dat is tot op zekere hoogte ook zo, met parallelle akkoorden en open kwinten, maar Vierne staat als melodicus toch nog met één been in de negentiende eeuw. In de naamgeving zitten verwijzingen naar het stuklopen van de verhouding met de zangeres Jeanne Montjovet die in de zomer van 2015 definitief tot een einde kwam, met titels als Suprème appel, Sur une tombe, Adieu en Seul. De Trois Nocturnes (zie Vol. 1) vallen op door uitgesproken Debussyaanse boventitels: La Nuit avait envahi la nef de la cathédrale. - Au splendide mois de mai lorsque les bourgeons rompaient l'écorce. - La Lumière rayonait des astres de la nuit, le rossignol chantait. Die drie puntjes achteraan zijn waarschijnlijk een knipoog naar de Préludes van Debussy, die zijn titels door drie puntjes vooraf liet gaan. De cyclus Solitude is net als de Préludes niet ontstaan vanuit een optimistische stemming, maar een reflectie op de dood van zijn broer en zijn oudste zoon in de recente oorlogshandelingen. Dit is niet de eerste keer dat de complete pianowerken van Vierne zijn vastgelegd. Gerard Scheltens noemt in zijn bespreking een prima uitgave op het (inmiddels verdwenen) label Timpani, en de Franse organist Georges Delvallée zorgde eveneens voor een puike registratie. Beide zijn terug te vinden op YouTube. Maar er is één uitgave die met kop en schouders boven de andere uitsteekt, en dat is een opname van de Préludes, Solitude en de Derde Nocturne op het label Brilliant door de Litouws-Franse pianiste Muza Rubackyté, die ik hier heb besproken. De uitgave op Naxos lijkt vooral een eigen initiatief van de Braziliaanse pianist Sergio Monteiro. Hij is hoofd van de afdeling piano op de Oklahoma City University, waar deze registratie onder zijn supervisie tot stand kwam. Monteiro is een uitstekende pianist, en technisch is er niets op zijn spel aan te merken, maar dit is repertoire dat niet genoeg heeft aan het foutloos spelen van alle noten. Wat echter voor veel verzamelaars de doorslag zal geven is de toevoeging van een drietal werken die pas recentelijk in de nalatenschap van Vierne werden teruggevonden en zijn gepubliceerd door Bärenreiter en daarmee hier hun discografische debuut beleven. index |
|